Uit de muur
Nu het Sommersemester bij nog immer tropische temperaturen de laatste weken ingaat (ik heb het gevoel - de plakkerigheid vooral - of ik een aantal maanden aan de Universidad de Libertad in Barcelona gewerkt heb) past een korte terugblik.
Het zomersemester zette in met een tweetal feestelijke gebeurtenissen. Allereerst een stukje Nederlandse gezelligheid op vreemde bodem: de viering van de verjaardag van de koningin. Ik ontving een uitnodiging van onze Nederlandse ‘Militärmission’ te Berlijn; blijkbaar danken wij onze overwinning op het Derde Rijk vooral aan de Engelsen, want de ontvangst had plaats in The British Club. Ik geef enkele privé-impressies.
Al wilde het oranje-zonnetje zich die namiddag eind april niet laten zien, de feestelijke receptie ter gelegenheid van de 51-ste verjaardag van onze alom bewonderde koningin Beatrix, nog steeds zo passend gevierd op de jaardag van haar geliefde moeder prinses Juliana, had daar niet minder sfeer door. Een lommerijke ambiance in de Britse sector, goed bewaakt door geüniformeerde en bewapende militairen achter slagbomen tegen alle mogelijke kwaad van buitenaf (bij voorbeeld: provocateurs uit de zogenaamde DDR), was de plaats van samenkomst: The British Club. Binnen was de atmosfeer ontspannen; onze nieuwe consul-generaal, de heer Speekenbrink - opvolger van Baron Speyart van Woerden -, terzijde gestaan door zijn charmante echtgenote, ontving met een persoonlijk woord alle genodigden, onder wie vele prominenten uit de stedelijke politiek, het zaken- en culturele leven.
Hoe internationaal de Nederlandse vertegenwoordiging het moderne koningschap opvatte, bleek wel uit het ontbreken van de ouderwetse franje van Oranje: geen oranjebitters maar gin-fizzes en whiskys, geen Hollandse maatjes maar gekruide vleesballen, geen knikkende obers maar smiling ladies die accentloos Engels spraken. Geen toeval dan ook dat ik hier onze beroemde schrijver-wereldreiziger Cees Nooteboom aantrof, geflankeerd door zijn lieftallige vriendin Saskia en de fascinerende vrouw van de wereldberoemde schrijver-schilder Armando, Toni. Na nog enkele stimulerende consumpties en gesprekken met autoridades verlieten we de geslaagde party om ons in de ontzagwekkende, met rood pluche beklede Amerikaanse limousine van Cees Nooteboom (door hem ironisch het ‘rijdend bordeel’ genoemd) richting binnenstad te verplaatsen, alwaar we de avond besloten, vaderland en vorstenhuis toedrinkend, in een gerenommeerd Spaans specialiteitenrestaurant. De volgende dag ging voor Lehre und Forschung helaas gedeeltelijk verloren.
Met ‘Lehre und Forschung’ had echter die andere feestelijke gebeurtenis te maken: eind april was het stakingsgeweld (hoewel: geweld, - in het Instituut voor Niederlandistik was een bijna weldadige rust ingetreden) geheel en al voorbij. Met frisse moed en veel élan togen de StudentInnen weer aan de studie. Ik verlangde langzamerhand wel weer eens naar een studerende student. Door vooraanstaande Nederlandse hoogleraren Nederlands, die hier gastdocentschappen hebben bekleed, was mij veel goeds over inzet en enthousiasme van de ingeschrevenen gemeld. Niet ten onrechte, zeker niet wat inzet en enthousiasme betreft, maar niet geheel terecht wat de mogelijkheden aangaat om wérkelijk de fijne, literaire nuances over te brengen. Langzamerhand krijg ik verhalen over docenten die prachtige colleges gaven over de fijnste poëzie van Symbolisten of Vijftigers, maar ja, als ze nou eerlijk moeten zijn, ach met alle respect hoor, maar helemaal openhartig gezegd, nou ja, dan... Het waren ongetwijfeld mooie colleges, daarvan ben ik overtuigd. Vorig jaar begon ik ook zo'n prachtig college over de na-oorlogse poëzie; de verzetspoëzie begrepen ze goed (geen wonder, zeg ik veel na-oorlogse critici na: die verzen moesten ook gehaast geschreven en gelezen worden). Hoornik en Vasalis leverden al iets meer moeilijkheden op (zijn ook échte dichters), maar toen Lucebert en zijn bentgenoten aan de horizon opdoemden...toen brak (voor alle duidelijkheid: