Flink gezegd
Dat was heel flink gezegd, maar onwillekeurig vraagt men zich af waarom hij dan de moeite heeft genomen om een dergelijke beuzeling voor te zitten.
Wolkers heeft te kennen gegeven dat deze juryleden hem vrij argeloze lieden toeleken. En een dergelijke argeloosheid kan natuurlijk de oorzaak geweest zijn van Van Amerongens toetreden tot iets onbelangrijks als een jury.
Deze veronderstelling wordt gestaafd door de mening van Wolkers, dat het hier om een ‘fatsoenlijke jury’ ging. ‘Het lijken eerzame burgers,’ voegde hij eraan toe, en dat is uit zijn mond een uitzinnig compliment. Maar de vraag blijft zich voordoen, hoe eerzame burgers reageren op een dergelijke klap op het hoofd. Wat schuilt er onder het gemaakte lachje van de voorzitter, die de kwestie als ‘onbelangrijk’ terzijde schuift?
‘Boeiende vraag,’ zou Bomans hebben gezegd. Het spreekt dan ook welhaast vanzelf, dat ik, als voorgedragene, met belangstelling de handel en wandel van deze juryvoorzitter gevolgd heb. Hoe reageert een eerzame, argeloze burger, vroeg ik mij af. Waarschijnlijk zal hij beginnen met een poging zijn gezicht te redden door het maken van een klein grapje. Zoiets van: ‘Ach, het doet er niet toe. Het is onbelangrijk.’
Maar onder de oppervlakte zal het er bij hem heel anders uitzien. Wrok tegen de bekroonde schrijver, die zijn kroon durft te weigeren, ligt voor de hand. Bij de fatsoenlijke voorzitter zal deze wrok gemengd zijn met ongeloof over zoveel hoogmoed, en als hij ook nog eerzaam is, zal een verslagen en verdrietig gevoel zich van hem meester maken. Zelfs zou enige wraaklust begrijpelijk zijn; maar een aanval op Wolkers kan natuurlijk niet.
Een sterk karakter zou er daarom het zwijgen toe doen en zijn dappere lachje volhouden. Maar niet iedereen kan zo'n houding opbrengen.
De heer Van Amerongen was zó pijnlijk getroffen, dat hij zijn ontroering wel moest uiten. Zijn smart zocht een uitweg in het stukje ‘Het verval van de O.B. Bommelkunde’ dat enige tijd geleden op deze plaats stond afgedrukt. En daardoor kwam het, indirect, bij mij, de voorgedragene terecht.
Dat was wel even een storing in mijn feestelijke stemming, maar die duurde niet lang. Het leed dat ik in zijn opstel proefde was zo schrijnend, dat ik daar een eerzame, argeloze juryvoorzitter als een dreumel door het dolgat voelde gaan. Het was akelig om te zien hoe hij aansluiting zocht bij de omstreden essayist Kaal, om samen met deze de ene doorbitterde zeepbel na de andere op te laten. Zo groot was zijn kommer, dat hij zelfs de schijn niet op kon houden, dat hij wist waar hij het over had.
Hij ging zo ver, dat hij zich te buiten ging aan naamgrapjes, en dat is toch een sterk staaltje. Hij paste het toe bij het behandelen van een ‘nawoord’ dat in een Bommelboek gepubliceerd is.
‘Het was een onzinnige verhandeling over de “symboliek van het beer-archetype”, waarin het werk van Toonder werd gemeten aan de oerbeelden van de psycholoog C.G. Jung. De schrijvers noemden zich Pety de Vries-Ek en dr. L. Pepplinkhuizen, groteske namen uit de traditie van het Donkerebomen Bos, zodat men kan aannemen, dat het hier geen serieus bedoelde wetenschappelijke bijdrage, maar een pastiche betrof,’ aldus de terneergeslagen voorzitter.
Ik heb dit stukje geciteerd, omdat het niet alleen tegen mij als voorgedragene werd gericht, maar ook tegen de vertaalster van Jungs Verzameld Werk, en de psychiater-voorzitter van de Intern. Ver. v. Analytische Psychologie.