Leven meitsje of muolsum gean
‘Eens kijken,’ zei Frits. Hij opende een tafellade en haalde er een papiertje en een potlood uit. Op het velletje tekende hij enkele lijnen, een schets die herhaaldelijk in rook verdween. Na enkele minuten leek hij klaar, bestudeerde over de tafel gebogen het resultaat en overhandigde mij een schemaatje (zie de figuur boven aan de bladzijde). Over mijn schouder keek een zestal ogen mee. De rest van het gezelschap wachtte minzaam zwijgend de verwikkelingen af die zouden volgen. Buiten zetten De Sterrekiekers de zoveelste potpourri in.
‘De eerste groep, a) tot en met d), heb ik hiermee afgerond. Bij de laatste had ik twee interpretaties gegeven. Als de tweede, wyld bewege, de enige en juiste is dan kan e) eveneens onder de categorie muoisum, lomp of rûch gean gegroepeerd worden. Maar zoals je weet mochten we een andere mogelijkheid niet uitsluiten. Deze tracht ik te verduidelijken met behulp van een hypothetisch werkwoord *klúnje dat de betekenis leven meitsje (=lawaai maken) draagt, en dat mogelijkerwijs is afgeleid van *klún met de betekenis houtblok.
Deze stap kan worden verduidelijkt middels een vergelijking met het Nederlandse substantief klos en het Friese klos(se). Beiden betekenen houtblok en kennen een werkwoordelijke constructie klossen respectievelijk klosse (=klossen, een zwaar gedruis maken onder het lopen, inzake met klompen).
Binnen verschillende talen en dialekten zijn wederom voldoende gelijken van het hypothetisch werkwoord te vinden: het Angelsaksische clynnan en het Oudfriese klinna welke beiden klinken betekenen; de Middelnederlandse verba clonen en cluenen en het hedendaagse werkwoord kleunen in de betekenis (klinkende) slagen geven, (krachtig) slaan; en het Zeeuwse werkwoord kleunen en frequentatief klunderen, beiden met de strekking kloppen. Iets verder hiervan af staat het babbelen of kletsen van het Noord- en Oostfriese en Platduitse klönen. Je ziet het: beide interpretaties lijken geldig en aantoonbaar.’
En toen werd het stil in de kamer. Frits gooide zijn glas in éen teug achterover. Enkele familieleden knikten goedkeurend in elkaars richting, de oudsten hieven het glas. Ik staarde nog eens naar het papiertje - het leek allemaal vrij duidelijk - en nam eveneens een slok. Het spul was tenslotte niet voor de ganzen gebrouwen wist ik, een zinsnede van Gerard Reve voor ogen houdend. Door de straat loeide een sirene van een politiewagen.
‘Is het duidelijk,’ vroeg Frits. ‘Klúnen mag weliswaar in zijn hedendaagse betekenis iets unieks binnen de Nederlandse taal lijken, de vorm blijkt bij nader inzien helemaal niet zo apart. Postuleer je een aantal hypothetische vormen, overigens met voor de hand liggende betekenissen, dan blijk je van Zeeland tot Scandinavië nevenvormen van het begrip te kunnen vinden die als verdere ontwikkelingen van die postulaten te beschouwen zijn. Trouwens is Dokkum al ondergelopen?’
Het was al donker toen ik afscheid van mijn gastheer moest nemen, vastbesloten nog eens in de academiestad terug te keren. ‘Ik hoop dat je toch nog een prettige herinnering aan de Elfsteden hebt,’ lachte Frits; in zijn ogen werd ik