Vooys. Jaargang 7
(1988-1989)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
[pagina 16]
| |
Stad.Het is bekend:
op zoek naar dagen van uitnemendheid
verwijlen hier soms vreemdelingen
die kelders openen, en deuren
naar krakend zolderhout.
Maar voorwerpen door hen gezocht
(een boek, een klok, een orchidee)
zijn door een samenzwering van de feiten
dezelfde al niet meer.
Afschuwelijk is hun lot:
na korte tijd in onze stad
belanden zij op straat,
waar parken zijn verdwenen
en kerken omgedraaid.
Toevallige voorbijgangers besluipen hen
en nemen zelfs herinneringen af
aan bollende gordijnen,
de tuin daarachter en
de geur van regen op het gras.
Niets geeft hen op den duur nog grond.
Wanneer de wind opsteekt,
dwarrelt hun lachje over pleinen
om bij een huizenhoek
waar niemand komt
voor nooit meer te verd wijnen.
| |
[pagina 17]
| |
Huwelijk.Een geile non
en een leproos
zijn schaamteloos
aan boord gegaan.
En hun gelach
onder de zon
doet Zijn gezag
voor joker staan.
Maar makkers, kijk:
hun narrenschuit
drijft langzaamaan
het zeegat uit.
Straks, in het rijk
van Andersom
spelen zij bruid
en bruidegom.
| |
[pagina 18]
| |
Reisgebed.Binnennatuur die men heeft doodgezwegen,
ik spreek u aan. Ik geef u voor de duur
van dit gedicht mijn ongebonden uur
en richting over lege buitenwegen.
Omvat mij dan en leg uw eindeloze
regen op naaldbossen en heuvels neer,
die in mij zijn en in mijn ommekeer
tot u: u bent dit ogenblik, dit broze
beweginggeven dat om alles is.
De vogels hebben vleugels en de dieren,
inlandig gaan zij in hun reis naar u.
Ik zoek in mijn gebed verbintenis
met hen, ik zoek de oorsprong der rivieren
die van u uitgaan naar het hier en nu.
| |
[pagina 19]
| |
Geen elegie.Doden, mijn keelgat is te smal
voor uw lyriek.
Mijn armen zijn te kort.
Ik ken u niet.
Ik werp geen munt in uw fontein,
dat nutteloos symbool,
dat samenvoegt
om te versplinteren.
Uw afgietsels aanbid ik niet.
Eén zag ik stukgeslagen
zijn schaamteloze holten tonen.
Dat was genoeg.
Ik haat u, doden.
U trekt zich aan uw haar uit het moeras.
Ik voel mij aan uw starre ogen
blijvend vergaan.
|
|