Ademnood
De oude man uit De morgen loeit weer aan leeft als kluizenaar in een huis ver buiten de stad, in het gezelschap van vier honden, een veelvoud aan drank, en een pistool op zijn nachtkastje. Gedurende een lange nacht overpeinst hij zijn leven. Enkele erotische ervaringen, een ziekte en zijn schooltijd passeren in een maalstroom van kleine-jongetjesemoties de revue. Al deze herinneringen vormen een verklaring voor de eenzaamheid van de hoofdpersoon. De dubbele machteloosheid, zowel seksueel als sociaal, die hieruit voortvloeit, moet tot het onvermijdelijke leiden: het einde.
De op handen zijnde zelfmoord wordt in het laatste hoofdstuk ingeleid door een in apocalyptische woorden opgeroepen visioen over de ondergang van het Zuidamerikaanse werelddeel. De finale beslissing om de trekker over te halen valt samen met de totale vernietiging van het Caraibische continent, een streek die de protagonist op bijna tragische wijze liefheeft. Waar vlak voor 02:36 uur de ‘ebonieten hemeltrans’ nog niets onheilspellends aankondigt, verdwijnt de Carabian veertien minuten later met hem ‘in een neerzuigende wieling van de waanzinnige zee’.
Niet bepaald een vrolijk boek, zo op het eerste gezicht. Het is niet verwonderlijk dat het boek in een eerder stadium De vernietiging van Zuid-Amerika genoemd zou worden. De uiteindelijke titel konden we al eens lezen in een van de in 1976 in Tirade gepubliceerde gedichten van de schrijver:
en is nog minder te vertrouwen
Deze regel is in ietwat gewijzigde vorm eveneens in het boek terug te vinden.
De hoofdpersoon heeft net zoals zijn (schijnbare) alter-ego's uit Weekendpelgrimage en In de straten van Tepalka een voorkeur voor de nacht en een sterke afkeer van licht. Een weerzin die tevens wordt verwoord in de titel van Maruggs dichtbundel Afkeer van licht. Tegen Cees Zoon (de Volkskrant, 20 mei 1988) vertelde Tip Marugg (nom de plume van de Curaçaose schrijver Silvio Alberto Marugg) dat hij de voorkeur voor het nachtleven heeft omdat het licht dingen blootlegt die hij liever verborgen houdt. De schrijver verbindt het aanbreken van de dag zelfs met de dood. ‘Heb ik niet altijd, als jongen reeds, het aanbreken van de dag geassocieerd met de dood?’ lezen we op pagina 22 in zijn laatste roman.
‘Vogels sterven in het ochtendblauw’ weet de hoofdpersoon: de beesten vliegen opzettelijk te pletter tegen een steile rotswand. Het is niet verwonderlijk dat ook zijn zelfmoord samenvalt met het krieken van de dag.
Toch blijkt niet alleen de nacht maar vooral veel drank nodig om tot de ultieme daad te komen: ‘Onder invloed van drank kan ik tijden met kinderogen naar een dier, plant of steen kijken en ineens de dingen nieuw zien,’ filosofeert de hoofdpersoon van het boek. In een interview voor het Curaçaose dagblad Beurs- en Nieuwsberichten in juni 1979 zei de schrijver over geest-