Vooys. Jaargang 5
(1986-1987)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 145]
| |
Ecriture Féminine
| |
[pagina 146]
| |
Witte inktIn de écriture féminine is ‘de vrouw’, ‘het vrouwelijke’ veel meer metafoor; steeds verschuivende betekenis, onafgebakend, zich steeds aan de definitieve beschrijving onttrekkend. Veel meer de bron waaraan het schrift zich voedt, melk, witte inkt; lege plekken in de tekst. Wie ooit boeken van Duras heeft gelezen, kent het verschijnsel van de verstomming, de halverwege afgebroken zinnen waarmee ze de onmacht om het authentieke, het allerdringendste te zeggen, toont. Moeizaam spreken dat in zwijgen oplost. Maar inmiddels zijn er andere wegen ingeslagen... Niet voor niets nam ik zojuist het surrealisme als voorbeeld: van het surrealisme heeft de écriture féminine grote invloed ondergaan. De surrealistische notie van ‘het verdrongene’, dat een stem gegeven moet worden in de tekst, neemt de écriture féminine over - maar met de invulling van het verdrongene als gesitueerd in het vrouwelijk lichaam, het ‘gekoloniseerde lichaam’, zoals Cixous zegt. Andere belangrijke invloeden zijn het werk van de Franse dichter Arthur Rimbaud, en de psychoanalyse. De uitspraak van Rimbaud: ‘Je est un autre’ (ik is een ander), riep voor het eerst de gedachte op aan het ik als ander, het andere, onbekende dat door het ik heen spreekt. Het gefragmenteerde, versplinterde subjekt is een begrip dat ons door toedoen van hedendaagse filosofen als Foucault en Derrida wellicht niet meer zo onbekend in de oren klinkt: ‘ik’ is niet langer een kenbaar, homogeen geheel; ‘ik is een ander’. Dit is ook wat de psychoanalyse ons leert (en vele écriture féminine-schrijfsters zijn van huis uit psychoanalytici of hebben er kennis van genomen), dat wij gestuurd worden door onbenoemde krachten, en dat wij voor onze aanpassing betaald hebben met een groot verdrongen ‘verlangen’. Dit verlangen, dat als het vrij zou komen de maatschappelijke structuren zou aantasten en ondermijnen - en in wiens belang kan dat zijn? -, dit verlangen is ‘het andere’, waarvan Cixous zegt: je moet eerst een gescheurd weefsel zijn om het te kunnen doorlaten, om het te horen. | |
Poëtische politiekHélène Cixous is momenteel wel de bekendste van de écriture feminine-schrijfsters. Zij was in mei vorig jaar in Nederland vanwege de opvoering van haar acht uur durende toneelstuk: l'Histoire terrible mais inachevée de Norodom Sihanouk Roi du Cambodge, een muzikaal en visueel spektakel van de eerste orde. Dit jaar zal ze er weer zijn, als deze zomer de Utrechtse universiteit een symposium aan haar werk wijdt. Andere boeken van haar zijn bij voorbeeld Souffles ('75); Angst ('77); Portrait de Dora ('76, toneelstuk); Vivre l'Orange ('79) de essays La venue à l'écriture, La jeune née en Le rire de la méduse; het lyrische Le livre de Promethea ('83) en het toneelstuk, c.q. de opera Le nom d'Oedipe, chant du corps interdit, dat pas in Nederland is opgevoerd, echter op een wijze die zeer te wensen overliet. ‘Ik bedrijf een poëtische politiek’, zegt Cixous, wanneer er naar haar feministich engagement wordt gevraagd. Het vrouwelijk schrijven verdraagt zich niet met de Wet. ‘Het vrouwelijke is een funktie van de taal. Een funktie die de taal van binnenuit ontregelt: | |
[pagina 147]
| |
Marguerite Duras
| |
[pagina 148]
| |
zij brengt de bewakers van de betekenis van de wijs’Ga naar eind3., is een citaat uit het nummer van Krisis, tijdschrift voor filosofie (no. 25), waarin enkele artikelen over écriture féminine zijn opgenomen. Men zou kunnen zeggen dat de écriture féminine ‘het onbewaakte ogenblik’ in de literatuur wil toelaten, iets wat schrijvers als Joyce en Artaud ook al wilden, en dat in de psychoanalyse veel aandacht kreeg onder de noemer ‘de verspreking’. Het is onvermijdelijk om, wanneer men over écriture féminine spreekt, uit te wijden over het psychoanalytisch gedachtengoed, omdat daaruit veel is overgenomen, al worden de ideeën en termen vaak op zeer eigengereide manier toegepast. Irigaray en Kristeva zijn beiden psychoanalytica, en Cixous heeft een toneelstuk geschreven naar aanleiding van Freuds Brüchstücke einer Hysterie-Analyse, namelijk Portret van Dora, dat een deconstructie van Freuds ‘Portret van Dora’ genoemd zou kunnen worden. De hysterica, als exemplarische vrouwelijke opstandelinge tegen de patriachale orde, interesseert Cixous in hoge mate. De hysterica valt, door een bepaalde traumatische oorzaak, ‘terug’ in de ongestructureerde lichaamstaal van het semiotische; de fase van vòor de inwijding in de taal, toen er nog geen onderscheid was tussen ‘ik’ en ‘ander’. De hysterica, in dit geval Dora, belichaamt het ongekanaliseerde vrouwelijke verzet tegen de Wet, die alles wil herleiden tot het logisch-causale. Het is, geheel in de stijl van Dora's taal, onmogelijk om een eenduidige betekenis aan de tekst van Cixous te hechten; hij bestaat uit vele lagen die door elkaar heen gevlochten zijn. Ik kan iedereen aanraden om deze tekst van Cixous naast de Brückstücke van Freud te lezen. | |
Poreusheid: aktieve passiviteit‘Het semiotische’ tegenover ‘de symbolische orde’ is een klassieke tegenstelling uit de psychoanalyse. Wanneer een kind leert spreken, wordt het ingewijd in wat ‘de symbolische orde’, ook wel ‘de oedipale orde’ wordt genoemd, dit omdat het een zich losmaken uit de moeder-kind symbiose veronderstelt. De symbolische orde bevat niet alleen de taal, maar ook het geheel van verboden en geboden waarin geciviliseerde mensen functioneren. Voor het kind in deze ‘orde van de vader’ wordt ingewijd, kent het slechts de onmiddellijke communicatie van het lichaam, de zintuigelijke gewaarwordingen, en de klank- en ritme-aspecten van taal. Iets daarvan blijft altijd in de taal aanwezig maar hoe abstrakter het gebruikte register, hoe ‘gesublimeerder’ dus, hoe verder het semiotische element is teruggedrongen. In de poëtische teksten van de écriture féminine wordt getracht om dit onmiddellijke van de moeder-kind-communicatie in ritme en klank terug te geven. Dat daarvoor een lichamelijke taal vereist is, zegt Hélène Cixous in een interview met Verena Andermatt Conley: ‘There are various levels of relationship between body and language. I think that many people speak a language that has no report with the body. Instead of letting emerge from their body something that is carried by voice, by rhythm, and that would be truly inspired, they are before language as before an electric panel. They choose the hypercoded, where nothing traverses. But I think, and everybody knows, that there are other possibilities of language, that there are precisely languages. That is why I always privilege the ear over the eye. I am always trying to write with my eyes closed. What is going to write itself comes from long | |
[pagina 149]
| |
before me, me being nothing but the bodily medium which formalizes and transcribes that which is dictated to me, that which expresses itself, that which vibrates in almost musical fashion in me and which I annotate with what is not the musical note, which would of course be the ideal.Ga naar eind4. In Cixous' taalgebruik zijn de akoestische en orale dimensies volop vertegenwoordigd. Bijkomend effekt is, dat de scheiding der genres niet langer geldig is: haar teksten zijn fictie, poëzie en beschouwing tegelijkertijd, wat een kenmerk is voor de écriture féminine. De stroom, flux, moet zo onmiddellijk mogelijk zijn. Zonder dat het lichaam geopend is en in interactie met de ‘écriture’, verwelkt het schrift. Deze nadruk op het interactieaspect van het schrijven stelt de schrijfster Hélène Cixous op de bescheiden plaats van ontvangende partij, dit in tegenstelling tot het in de westerse literatuur gangbare beeld van de schrijver als de alles beheersende, sturende kracht, die boven het verhaal staat. ‘Je n'écris pas. La vie fait texte à partir de mon corps. Je suis déjà du texte L'Histoire, l'amour, la violence, le temps, le travail, le désir l'inscrivent dans mon corps, je me rends où se donne à entendre ‘la langue fondamentale’Ga naar eind5.: Ze daalt af in haar eigen, onbekende zelf en leest. Het schrijven is een ‘actieve passiviteit’: het jezelf in staat van poreusheid brengen, om je vervolgens te laten doorstromen door iets dat eerst alleen nog maar ritme is, dan pas vorm aanneemt in een taal, in talen, die in hoge mate het semiotische in zich bewaard hebben. Zo ontstaan teksten van een hoog poëtisch gehalte. | |
Vrouwelijke libidoWanneer men aanneemt dat een tekst iets is dat niet uitsluitend ‘mentaal’ ontstaat, maar een fysieke activiteit is, waarbij het ritme van de hartslag, het ruisen van het bloed, het elkaar onophoudelijk aanraken van de twee lippen (een centraal beeld bij Irigaray) evenzeer een rol spelen als de motoriek van de schrijfhand, dan is het ook niet meer zo onaannemelijk dat een vrouwentekst anders is dan een mannentekst, dat een tekst evenals het lichaam een drifteconomie kent, een libidinale economie, waarin bepaalde energiestromen vitaler zijn dan andere. De Franse filosoof Jacques Derrida heeft voor het eerst het begrip geïntroduceerd van het tekstueel onbewuste, een begrip dat Cixous van hem overneemt en gebruikt bij haar analyses van literaire teksten, in de colleges die zij geeft aan de universiteit van Parijs. Ze zoekt in een tekst bepaalde fundamentele, tekststructurerende principes die essentiëler zijn dan bijvoorbeeld thema's. Deze kenmerken brengt zij dan in verband met haar concept van de ‘libidinale economie’, dat gedeeltelijk op Freud teruggaat, maar toch een totaal andere invulling heeft gekregen in haar toepassing. Zij onderscheidt een mannelijke libidinale economie van een vrouwelijke, maar koppelt deze niet vanzelfsprekend aan mannen of vrouwen: er zijn mannen met een vrouwelijke libidinale economie, en er zijn teksten waarin dit aan te wijzen is als tekststructurerend principe (zij noemt bijvoorbeeld de teksten van Kleist). De mannelijke libidinale economie is datgene wat de logocentrische en fallocratische orde schraagt: de orde dus die redelijkheid en mannelijkheid in het vaandel draagt, met uitsluiting van alles wat deze in elkaars verlengde liggende waarden ondermijnt. | |
[pagina 150]
| |
Hélène Cixous
| |
[pagina 151]
| |
Zo is het dubbelzinnige en meerduidige een ondermijnende kracht, de vrouwelijke libido een subversief beginsel (voorzover er hier gesproken kan worden van een ‘beginsel’). Een ‘vrouwelijke’ tekst zal ‘het Andere’ toelaten, aan het woord laten, omdat de angst zich te verliezen niet aanwezig is, integendeel: de vrouwelijke libidinale economie kenmerkt zich door het verlangen zich tot het Andere uit te breiden; zonder dit evenwel in termen van het Eigene te willen onderbrengen, om het zo weer toe te eigenen. Het komen en gaan van de ander te verdragen, het verlies te leven, zonder toeeigening of buitensluiting - wat is er moeilijker dan dat, en wat is actiever dan deze overgave, wat bedreigender voor het autonome (mannelijke) subject? ‘Cixous, dat ben ik niet, dat zijn de stemmen van de vrouwen die me meenemen naar haar tuinen, me uitnodigen in haar wouden.’Ga naar eind6. | |
Tussen twee oneindige burenIn haar theoretische tekst ‘Le sexe ou la tête?’ die in Engelse vertaling in het tijdschrift Signs verscheen, expliciteert Cixous haar idee van wat een vrouwelijke tekst is als volgt: ‘This is how I would define a feminine textual body: as a female libidinal economy, a regime, energies, a system of spending not necessarily carved out by culture. A feminine textual body is recognized by the fact that it is always endless, without ending: there is no closure, it doesn't stop, and it's this that very often makes a feminine text difficult to read (...). A feminine text starts on all sides at once, starts twenty times, thirty times, over. The question a woman's text asks is the question of giving - What does this writing give?’ ‘How does it give?’ (...) I think it's more than giving the departure signal, it's really giving, making a gift of, departure, allowing breaks, ‘parts’, partings, separations... from this we break with the return-to-self, with the specular relations ruling the coherence, the identification, of the individual. When a woman writes in non-repression she passes on her others her abundance of nonego/s in a way that destroys the form of the family structure...’Ga naar eind7. Men vergelijke de karakterisering van Luce Irigaray hiermee: ‘Deze 'stijl’ of dit ‘schrift’ van de vrouw verbrandt liefst alle fetisj woorden, alle eigen termen, alle goed geconstrueerde vormen. Deze stijl bevoorrecht de blik niet, maar brengt elke figuur tot haar ontstaan, ook het tastbare, terug. Elke figuur raakt zich daarin weer aan zonder ooit iets te constitueren tot welke eenheid dan ook. De gelijktijdigheid zou het ‘eigene’ van deze stijl zijn. Een ‘eigene’ dat nooit uitgeput raakt in de mogelijke identiteit van een of andere vorm met zichzelf. Altijd vloeiend, zonder de moeilijk in ideeën te vatten kenmerken ervan te vergeten: deze wrijvingen tussen twee oneindige buren die dynamiek scheppen. Haar ‘stijl’ biedt weerstand aan elke vastgestelde vorm, figuur, idee of begrip en laat ze exploderen. Wat niet wil zeggen dat haar stijl niets is, zoals het vertoog dat niet in staat is haar te denken, laat geloven. Maar haar ‘stijl’ kan niet als een stelling verdedigd worden, kan niet het object zijn van een standpunt.’Ga naar eind8. Dat het werkelijk mogelijk is om zo te schrijven, bewijzen Dit geslacht dat niet (één) is en De één beweegt niet zonder de ander,Ga naar eind9. teksten van Irigaray die vertaald zijn in het Nederlands, maar waarschijnlijk niet zonder moeite. | |
[pagina 152]
| |
PrometheaHoe fascinerend deze theorieën omtrent een nieuwe literatuur ook zijn mogen; er gaat niets boven het lezen van de boeken zelf. Ik wil daarom eindigen met een bladzijde uit Le livre de Promethea van Hélène Cixous, die samen met nog enkele andere fragmenten uit dit boek verscheen in Lust en Gratie no. 10, in de prachtige vertaling van Camille Mortagne. Uit haar inleiding citeer ik nog: ‘Promethea is de vrouwelijke gedaante van de mythische figuur die het vuur van de goden afpakte om het aan de mensen te brengen. Het vuur is hier de ontbrandende hartstocht tussen twee vrouwen. In dit boek zijn de verschillende elementen van de oorspronkelijke mythe geactualiseerd. Geleidelijk aan ontdekt de lezer(es) de zin, de meerdere betekenissen, de potentiële waarheid van de oeroude mythe in de actuele liefde. Legendarisch is Promethea niet alleen vanwege haar naam, maar vooral om haar hart, haar grootmoedigheid, haar geloof in het leven. Ze geeft en geeft zichzelf en geeft zichzelf over, zonder reserve. Onbevreesd waagt zij zich aan de ander.’Ga naar eind10. Plotseling verandert Prometha in een adelaar. Werpt zich door de duisternis neer op H. Verandert alweer in een lucht-leeuwin, in een drang-om-te-bijten. Behoefte aan de rots, behoefte om vast te binden, behoefte om te pikken, behoefte om te verscheuren. | |
[pagina 153]
| |
haar weer op te diepen, bijeen te brengen, haar weer vorm te geven, zou ze nooit meer een gezicht hervonden hebben. De zee? Ja, de zee, met de grote marineblauwe handen en zilveren manen, hinnekend, galopperend ten westen of ten oosten van de vulkaan waar zij opnieuw uitbarstte, vonkenregens en witgloeiend geschreeuw brakend. |
|