noemt Barthes een Mythe. Was er in de teksten op het college nu ook sprake van dergelijke Mythen, waarbij onrechtvaardigheden in natuurlijke termen worden gelegitimeerd?
Als demonstratietekst was Zijdebalen (in: A. Hoogvliet, Vervolg der mengeldichten. Rotterdam, 1753. p.1-25) uitgekozen, dat behoort tot het eeuwenoude genre der hofdichten met een heel eigen topiek. Door Hoogvliets behandeling van de topoi systematisch onder de loep te nemen, was het mogelijk de legitimaties voor handelsideologieën op te sporen. In dit gedicht worden arbeiders genoemd, die werken in de zijdespinnerij van de buitenplaats. De eigenaar ervan heet geen ‘industrieel’ te zijn maar wordt ‘Vader van dit arbeitshuisgezin’ genoemd, die ‘Weêr hondert handen helpt aan noodigh brootgewin’. Zo wordt in natuurlijke termen het economische principe van het geven en ontvangen behandeld. In deze familie-metafoor wordt de niet-natuurlijke relatie werkgever/werknemer behandeld alsof de werkgever (vader) alleen rechten heeft en de werknemers (kinderen) slechts plichten te vervullen hebben binnen het ‘arbeitshuisgezin’. Zo hoeft er ook geen loon naar werken verschaft te worden maar is het een gunst dat de werknemers loon ontvangen. Moge iedere volleerde psycho-criticus hier een Mythe signaleren!
Een tekst waarin geen economische maar sociale ongelijkheid wordt behandeld, is de Oostindische Spiegel (van N. de Graaff, 1701). Wanneer de schrijver het heeft over inlanders, beschrijft hij ze in diermetaforen en tracht zo aannemelijk te maken, dat inlanders, primitief en onbeschaafd als ze zijn, niet dezelfde privileges kunnen genieten als blanken (lees: Hollanders): ‘En sy eeten ook niet fatsoenlyk, met lepels, als andere mense, maar gieten een weynig hoender of vissop op een schoteltje (...) en roeren (...) dat met hand en vingers door malkander, evel eens, of 't varkens met haar klauwen in de trog hadden omgewroet (...) also dat men er of walgen moet, so beestachtig alse eten’ (reader van het college, 1986, 6-12, p.36 r.89-95). Ook hier werkt de Mythe van natuurlijkheid: de verhouding blanke/niet-blanke is behandeld in natuurlijke termen, namelijk in de verhouding mens/dier. Zoals de mens boven het dier staat, zo is hiermee ook aannemelijk gemaakt dat de blanke superieur is aan de niet-blanke.