Denkt U dat Nederland een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de receptie-esthetica?
Het aardige van Nederland is dat bijna alle stromingen er vertegenwoordigd zijn. Ze zijn niet in ons kleine landje ontstaan, maar ze worden wel waargenomen en grondig bestudeerd. Men kan in Nederland duidelijk een keuze maken. Dat is een sterk punt, dat ook vanuit het buitenland geapprecieerd wordt. In dat opzicht kunnen wij bijdragen tot een verheldering van de standpunten.
Ik had half september een workshop georganiseerd met duitse en nederlandse vertegenwoordigers. Het onderwerp was: Rezeptionsforschung zwischen Hermeneutik und Empirik. Er werd toen gesteld dat een dergelijke workshop in Nederland zo goed plaats kan vinden, omdat nederlanders ten eerste geïnformeerd zijn en ten tweede niet zo verschrikkelijk geïnvolveerd zijn en als gevolg daarvan met elkaar in de clinch liggen, zoals dat in oostelijke gebieden tussen die twee paradigma's lijkt te gaan. Hier kun je rustig je mening zeggen. Gezamelijk proberen we de zaken goed uit te pluizen. Ik vind dat wij met een zekere nuchterheid sommige theoretische voorstellen, die giganten lijken, tot menselijke proporties kunnen terugbrengen. Wij halen er met onze kritische geest het wereldwonderkarakter van af.
Oversteegen signaleerde in het interview dat VOOYS met hem had (jaargang 5, nummer 1) een grote intolerantie in Nederland tussen de verschillende richtingen van de literatuurwetenschap. Bent U het daarmee eens?
Daar heeft hij wel een beetje gelijk in. Hoewel ik niet denk dat er van intolerantie tussen de onderzoekers bij ALW sprake is, in ieder geval niet van grote intolerantie. Eerder is het zo dat de verschillende letterkundes wat moeite hebben met literatuurtheorie. Men heeft fantastische voorstellingen gehad over wat de theorie zou kunnen. De verwachtingen waren overtrokken. Men wilde iets uit de algemene literatuurwetenschap krijgen aangereikt en daar meteen mee aan de slag gaan. Toen merkte men dat het niet meteen toepasbaar was en men verloor het geduld. Men had niet meer zoveel behoefte zich in de kritische discussie te mengen.
Deze houding van: ‘Wij hebben genoeg van de theorie, want er is toch niets uitgekomen’, die tref ik inderdaad wel hier en daar aan. Misschien is het teleurstelling bij veel mensen. Maar dan hebben ze het van het begin af aan verkeerd ingeschat, want zonder langdurige kritische discussie kom je er niet. Je moet geduld hebben als je wetenschap beoefent. Ik denk dat het niet anders kan. Zeker niet in onze wetenschap, een zachte wetenschap. Maar als je niet geïnteresseerd bent, nou, dan niet. Onder de mensen die werkelijk geïnteresseerd zijn vind ik de intolerantie niet zo groot.
Welke plaats neemt U precies in binnen de literatuurwetenschap?
Ik heb het interview met Oversteegen gelezen en ben tot een enigzins vergelijkbare indeling gekomen. Tijdens de workshop, waar ik het net over had, pleitte ik ook voor drie vormen van omgaan met literatuur binnen het universitair onderwijs. Laat ik eerst de empirische wetenschap noemen. Die heeft een zekere voorkeur bij mij. De literatuurgeschiedenis plaats ik in het midden. Ten slotte noem ik de interpretatie van literatuur.
Er bestaan strenge eisen binnen de empirische wetenschap. Wat deze eisen betreft