Versprekingen in de trant van (7) komen vrij veel voor. Ze worden door fonologen wel beschouwd als evidentie voor de psychologische realiteit van spraakklanken.
(7)a spijkers op waag later in plaats van spijkers op laag water
b het kij is geteerd in plaats van het tij is gekeerd
Ook op het niveau van de morfologische struktuur van woorden en woordgroepen zijn versprekingen mogelijk, bij voorbeeld:
(8) verkrachte eenden in plaats van vereende krachten
Een verspreking als (8) is te zien als evidentie voor de psychologische realiteit van morfemen en dergelijke.
De syntaxis heeft het, voor zover ik weet, tot nu toe zonder dit soort evidentie moeten doen. Tot nu toe, want we hebben nu Joleen's (1). Immers qua betekenis is (6) de dieptestruktuur van (1), maar syntactisch gezien kan (1) alleen van (2) afgeleid zijn. Het kan dus niet anders of Joleen heeft, nadat ze de dieptestruktuur (6) voor haar zin bedacht had, per ongeluk hier en daar omgewisseld. Daardoor ontstond (2). Vervolgens heeft ze (1) afgeleid van (2) in overeenstemming met de principes van de grammatica. Joleen's competence is dus in orde.
(NB: de lezer wordt vriendelijk verzocht de laatste vier zinnen in gedachten te besprenkelen met aanhalingstekens)
Zin (1) is een ‘verkrachte eend’ op het niveau van de onderliggende struktuur, en is dus te zien als evidentie voor de psychologische realiteit van onderliggende strukturen in het algemeen. Die evidentie is te danken aan Joleen. Ze heeft dus minstens een kop koffie en een gevulde koek verdiend. Joleen, kom je daar even voor hier naar toe?