Jeroen Brouwers
Winterlicht geb.
De Arbeiderspers f 34,50
Na de monumentale lyrisch-essayistische studie De laatste deur over het thema zelfmoord in de literatuur, en betrokkenheid bij de zelfmoordenaars, verscheen kortgeleden Brouwers’ nieuwste roman Winterlicht, waarin een tweede categorie mensen voor wie Brouwers het pleegt op te nemen aan de orde komt, - de vergetenen, de welhaast vervlogenen, zij die zich onafwendbaar aan de periferie van de literatuur en het leven bevinden. Niet voor niets draagt Winterlicht als ondertitel Een vergeetboek. Op deerniswekkende wijze neemt Brouwers het op voor de hoofdpersoon, de schrijver Jacob Voorlandt, die zich al bijna in het rijk der vergetelheid (het achterland) bevindt.
Zoals gebruikelijk is het boek geschreven in de wervelende stijl die we van Brouwers kennen, doorspekt met subtiele, nauwelijks merkbare neologismen (zoals midderdag). Ook nu weer de bekende drie hoofdthema's: sex, literatuur en dood, (volgens mij moet dat zijn: leven, voortleven en sterven,) maar dan opnieuw samengeweven tot iets onvergetelijks, en toch ook weer onvergelijkelijk met al het voorgaande. De struktuur is zoals gebruikelijk zo hecht als een spinneweb, niets overbodigs, en niets dat lijkt te zijn vergeten.
Uit de diverse recensies kan worden opgemaakt dat het schrijverschap van Brouwers langzaamaan gevestigd begint te raken, omdat hij nu zelfs zijn ergste vijanden voor zich lijkt te hebben gewonnen, en in zo'n geval is uiterste oplettendheid altijd geboden. Brouwers, die, zoals blijkt uit zijn essays, de ‘heren literaire dictatoren’ door en door kent, zal als een gewaarschuwd man door het leven gaan.
Kees-Jan Backhuys