Vooys. Jaargang 3
(1984-1985)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Arthur Kooyman
| |
[pagina 18]
| |
naamwoord en vertaalt het als ‘booswicht’ in zijn editie uit 1943. In 1949 ziet A. Van Loey pas ècht duidelijk ‘system in the madness’: ‘quader’ is een kruising van ‘quaet’ (booswicht) en vrouwelijke formaties als ‘quaderse’, ‘backerse’, ‘dienerse’, ‘sangerse’, enzovoort onder invloed van het mannelijke ‘backer’, ‘dienaer’, ‘sangere’, enzovoort. R. Jansen-Sieben geeft in de bovenstaande annotatie een bloemlezing uit de voorgaande literatuur - die hier een bloemlezing van misverstanden is. Wat R. Jansen-Sieben beschrijft is een onjuist gestelde opvatting van de syntactische structuur van de regel en geen probleem. De vertaling ‘en nog slechter’ is syntactisch onjuist: in het syntagma ‘en nog slechter’ is ‘nog’ een bijwoord van graad en syntactisch gezien kon ‘oec’ in het Middelnederlands niet zo functioneren. ‘Oec’ kon in het Middelnederlands slechts functioneren als ‘zuiver’ bijwoord, niet als bijwoord van graad. Daardoor is ook Stoetts vertaling syntactisch onjuist. De juiste vertaling van ‘oec’ - omdat daarmee de uitspraak van de hertog zinnig te plaatsen is in de context van het verhaal gebeuren - dient ‘zelfs’ te zijn (zie MNW 5, 1604), ‘Quaed’ in deze is makkelijk plaatsbaar via Stoetts verwijzing naar het MNW 6, 808, A 1: ‘Slecht, kwaad, boos, verdorven, uit een zedelijk oogpunt’ - en om dit zedelijk oogpunt gaat het juist in deze passage: de hertog denkt dat de ridder getracht heeft zijn vrouw te verleiden. Wat de tekst hier zegt is: de ridder is niet alleen trouweloos, maar zelfs (zedelijk) verdorvener (dan trouweloos). Het feit dat de ridder de vrouw van zijn heer, de hertog, een onbetamelijk voorstel doet is als trouweloos, indruisend tegen zijn riddertrouw te kenschetsen, maar deze trouweloosheid is - omdat het geen gewone ontrouw is als bij voorbeeld plichtsverzaking, maar een verleidingspoging van de vrouw van de heer - verdorven, nog erger dan trouweloos. In deze opvatting van de zin is de zin zinnig, zodat men niet hoeft te zoeken naar een emendatie, noch het concept rijmnood dient te opperen: van rijmdwang is pas sprake indien de betekenis van een regel van een gedicht niet consistent in een geheel van zinnen of formulistisch is. Dit is in deze regel niet het geval (bij de besproken alternatieve vertaling). Het probleem van R. Jansen-Sieben en haar voorgangers in het annoteren van Die borchgvavinne van Vergi is uit dit oogpunt een schijnprobleem. |
|