Vooys. Jaargang 3
(1984-1985)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
Marten Roorda
| |
[pagina 9]
| |
dichter, de handen in de zij, die op dit alles toeziet. Maar de lezer, die heeft school gegaan. De moderne lezer van moderne poëzie is redelijk opgevoed in de enjambement-theorie. Het eerste wat geleerd is over poëzie, is dat men er attent op moet zijn, dat een regel weliswaar opeens stopt, maar (hier wordt men weer gerustgesteld) men kan de regel gewoon doorlezen alsof er geen punt zou staan. Kortom, de lezer verwacht juist, dat hij misleid zal worden, en leest door waar dat maar kan. De in het artikel beschreven persoon is een persoon op papier. Het is nog niet bewezen, dat deze persoon ook bestaat. Natuurlijk, enjambementen zijn altijd betekenisvol. Bij elke beslissing immers moet de dichter zich afvragen wat ervan de reden is. Hij zal niet denken: kom, nu ga ik de volgende regel beginnen, want de papierruimte houdt op te bestaan. Het is net een sport. De dichter gaat er juist van uit dat de lezer wel in staat is door te lezen. Sterker: door dat te doen is de lezer pas in staat de reden te ontsluieren die aan het enjambement ten grondslag ligt. Een enjambement is dus eerder een gericht teken, dat informatie bevat, zodat de lezer er betekenis aan kan hechten, dan dat de lezer misleid wordt, of op het verkeerde been gezet. Zo werkt dat. |