Vooys. Jaargang 2
(1983-1984)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
Robert van 't Wout
| |
Toegepaste homo- en vrouwenstudiesOnlogisch is het wel dat andere vakgroepen zich zo weinig geïnteresseerd hebben getoond voor de interfacultaire werkgroepen. Onlogisch omdat duidelijk mag zijn, dat de achterstelling van vrouwen en homosexuelen ontegen- | |
[pagina 30]
| |
zeggelijk heeft doorgewerkt, zelfs is ingebouwd in de ‘produkten’ van onze samenleving, de ‘logische’ werkelijkheid zoals we die kennen, een werkelijkheid die de wetenschap als onderzoeksgebied heeft. Het is niet toevallig dat de vakgroep Rechten zich al heeft aangesloten bij de werkgroepen. De Grondwet en het Wetboek van Strafrecht zijn enerzijds gebaseerd op maatschappelijke opvattingen, dus ook dogma's en misvattingen, anderzijds zijn ze een vrijbrief voor nieuwe onderdrukking en achterstelling, als dat stelsel van wetten opnieuw uitgangspunt is voor een te vormen mening. Deze vorm van ‘toegepaste homo- en vrouwenstudies’ is eerder vanzelfsprekend dan verwonderlijk. Onlogisch is het dus dat de meeste vakgroepen zich zo weinig geïnteresseerd tonen. Geheel onverklaarbaar is het jammer genoeg niet: de mogelijkheid om binnen de eigen vakgroep een onderdeel homo- of vrouwenstudies te volgen staat of valt met de bereidheid van een docent een dergelijk college te geven. Zonder een bereidwillige docent komt er geen geld uit Den Haag om een dergelijk studieonderdeel op te zetten.
De vraag die nu opkomt is natuurlijk: ‘In hoeverre is het bij het bestuderen van de Nederlandse letterkunde van belang kennis te nemen van problematiek rond de achterstelling van vrouwen en homosexuelen en de invloeden daarvan op de letterkunde en literatuurgeschiedenis?’ (Is dat een rethorische vraag?) Zo ja: ‘Hoe komt het dat er in Utrecht geen toegepaste homo- en vrouwenstudies opgezet worden binnen de vakgroep Nederlandse letterkunde?’ | |
Evident belang?- vrouwen en literatuurgeschiedenis -Een vluchtige blik in een willekeurige literatuurgeschiedenis of bloemlezing leert al: er worden veel schrijvers genoemd, maar véel minder schrijfsters. De verhouding is ongeveer tien tegen een. In de Schets van de Nederlandse letterkunde van De Vooys en StuivelingGa naar eind1 uit 1966 worden ongeveer 550 mannen besproken, tegen 50 vrouwen. In Lodewick's geschiedenisbloemlezingGa naar eind2 is het 335-39, in de ‘Spiegel’ van Hans WarrenGa naar eind3 is dat 100-13. Ook andere bloemlezingen en geschiedenissen geven steeds diezelfde verhoudingGa naar eind4. | |
[pagina 31]
| |
Kunnen vrouwen minder goed schrijven, of denken alleen de uitgevers dat? Ligt het waargenomen verschil aan de uitgevers of de literatuur-historici of aan de vrouwen? En verder: welke plaats krijgen de vrouwen die wél voorkomen in de geschiedenissen? En: wat is de plaats van de vrouw als personage in de mannenliteratuur? Dat er oorzaken van het verschil te vinden zijn na sociologisch, psychologisch en historisch onderzoek is duidelijk. Maar alleen na een toegespitst onderzoek binnen de neerlandistiek kan bevredigend verklaard worden hoe de maatschappelijke achterstelling heeft doorgewerkt in de literatuur en haar beschrijving. | |
- homosexualiteit en literatuurgeschiedenis -De problemen bij het onderzoeken van homosexualiteit in de Nederlandse literatuur zijn van een ander karakter. Hier is het probleem niet altijd het weglaten van schrijvers en schrijfsters - de bloemlezingen en geschiedenissen zouden dan wat al te dun uitvallen - maar vooral het ontkennen of verzwijgen van het homosexuele karakter van de tekst als die kennis van wezenlijk belang is voor een juiste interpretatie van die tekst. Het wonderlijke is dat de ‘ware aard’ van de auteurs in de wandelgangen vaak wel bekend is, maar dat bij de beschrijving van iemands werk in boekvorm de ‘valse kuisheid’ of ‘(im)morele censuur’ de kop op steekt. Deze nogal veel voorkomende zaak hier van voldoende voorbeelden te voorzien valt buiten het doel van dit artikel. En verder: Het onderzoek naar zo'n omvangrijk verschijnsel in onze letterkunde zal buiten de capaciteit liggen van welke student dan ook. De mogelijk aanwezige belangstelling zou gebundeld moeten worden om de problematiek op een zinvolle manier het hoofd te bieden.Ga naar eind5 | |
Initiatief bij docenten of bij studentenIn Utrecht is een ‘pat-stelling’ ontstaan, anders dan in bijvoorbeeld Amsterdam waar al ‘toegepast homo- en vrouwenstudies’ binnen de studie Nederlands worden aangeboden. Aangenomen dat de docenten wachten op initiatiefvolle studenten (hoe anders zou men de voorzichtige houding moeten | |
[pagina 32]
| |
verklaren?) en aangenomen dat studenten wachten op het aanbod van een dergelijke collegereeks, hoe kan dan de impasse worden doorbroken? | |
- de docentenEr is maar weinig bekend over de handelwijze en motivatie van docenten. In hoeverre zitten ze vast in een bepaald stramien of houden ze vast aan richtlijnen van hogerhand? In hoeverre wordt het lesprogramma bepaald door politici in Den Haag of door de structuur van het Instituut, of is het zo dat leerkrachten zelf kunnen bepalen wat er op het studieprogramma staat? Wordt er wel echt rekening gehouden met de opvattingen en wensen van de studenten? Sinds kort bestaat de mogelijkheid om buiten het eigen instituut punten te halen. Maar de gelegenheid om binnen het eigen instituut een ‘toegepast’ lesprogramma te volgen bestaat nog niet. Het ontbreekt de vakgroep Nederlandse letterkunde aan een docent die op eigen initiatief een college homo- en vrouwenstudies opzet, of het ontbreekt de docenten aan de mogelijkheid om zoiets binnen de structuur van het instituut door te zetten.
Gezien het stilzwijgen in de afgelopen tien jaar mag aangenomen worden dat het initiatief maar heel sporadisch van de docenten zal komen. Vermeld moet worden dat er éen is geweest die zich geïteresseerd heeft getoond voor het verschijnsel homostudies. Jammer genoeg is hij al afgehaakt na de eerste gesprekken met een coördinatrice van de werkgroep, Judith Schuif. Voor vrouwenstudies is al evenmin interesse getoond. Het Dwarsverband vrouwenstudies letteren dat een college aanbiedt in samenwerking met een zevental medewerksters van verschillende letterenvakgroepen heeft van de medewerk(st)ers van Instituut De Vooys geen enkele reactie of medewerking gekregen. Hoeveel initiatief is er nog nodig om ook de vakgroep Nederlands geactiveerd te krijgen? | |
- de studentenTot nu toe hebben echter ook studenten weinig initiatief getoond. Studentenaktiviteiten en -overleg zijn wel gebundeld, maar hun organisaties zijn | |
[pagina 33]
| |
zozeer een onderdeel van het systeem dat de veranderingen en verbeteringen steeds in de marge van de bestaande structuur liggen. Het SOV lijkt een bundeling te blijven geven van bezwaren tegen de studie- opzet zoals die nu is of nu is geworden. De resultaten van deze politiek, zoals die staan opgesomd in een artikel in VOOYSGa naar eind6, geven een tekenend beeld van het gegeven dat er verschrikkelijk weinig te veranderen is aan de vooropgezette structuur achter de scholing die wordt aangeboden. Andere studentenaktiviteiten zijn gebundeld in de STAV. Studentenfeesten en -café's hadden aanvankelijk de meeste aandacht. De forumdiscussies van het afgelopen jaar kunnen niet onvermeld blijven. Het is een initiatief dat bijzonder waardevol is. Vooral de laatste discussie over ‘vrouwen in de literatuur’ is in het kader van toegepaste vrouwenstudies niet onbelangrijk. Schrijnend is alleen dat een dergelijke discussie ophoudt als de forumavond is afgelopen. De nabespreking boven een borrel kan zich niet uitbreiden tot een wetenschappelijk onderbouwde mening; een serieus onderzoek naar de verschillen tussen vrouwen en mannen in de geschreven en beschreven literatuur is nog niet mogelijk binnen het instituut. De collegereeks die het Dwarsverband vrouwenstudies letteren aanbiedt is natuurlijk een welkom alternatief. Zolang De Vooys niet zelf met een vrouwenstudieprogramma komt, kunnen alle geïnteresseerde studenten terecht bij het ‘Dwarsverband’. De mogelijkheid om iets aan toegepaste vrouwenstudies te doen is er dus wel. Het wonderlijke is echter dat van de hele instituutsbevolking zich maar één studente heeft aangemeld voor de collegereeks! Is er dan werkelijk helemaal geen interesse voor vrouwenstudies? Of denkt iedereen met een gerustgesteld gevoel: er zijn andere mensen die zich er mee bezig houden, dus nu hoef ik het niet meer te doen? | |
Initiatievenbank voor homo- en vrouwenstudiesDe impasse moet worden doorbroken. Een goede mogelijkheid lijkt mij een onafhankelijke INITIATIEVENBANK die alle ideeën en initiatieven van studenten en docenten kan verzamelen en bundelen. Bij de vakgroep Geschiedenis bestaat een dergelijke initiatievenbundeling al. Er bestaat daar zelfs de mogelijkheid voor studenten om een eigen onderzoeksvoorstel in te dienen bij de vakgroep. Het eigen onderzoek dat wordt begeleid door een studentassisten(e), wordt beloond met studiepunten als blijkt dat er voldoende | |
[pagina 34]
| |
werk is verricht. De voorsprong die ‘Geschiedenis’ op ‘Nederlands’ heeft is duidelijk. Om deze achterstand zo snel mogelijk in te lopen is er een INITIATIEVENBANK opgericht. Deze INITIATIEVENBANK heeft tot doel allerlei initiatieven en voorstellen op het gebied van homo- en vrouwenstudies te inventariseren en te bundelen. Als blijkt dat er op het Instituut De Vooys voldoende belangstelling bestaat voor homo- en vrouwenstudies dan is een bundeling van die belangstelling de enige mogelijkheid om aan de docenten en de vakgroepsraad duidelijk te maken dat er een dergelijk programma aangeboden zou moeten worden. Mocht zich de situatie voordoen dat via de INITIATIEVENBANK wél blijkt dat er voldoende belangstelling bestaat, maar dat de vakgroep géen gehoor geeft aan de roep op een dergelijk programma, dan valt altijd nog te bezien of er vanuit de INITIATIEVENBANK een programma-aanbod verzorgd kan worden. Dit laatste uiteraard in samenwerking met de inzenders van de initiatieven. Wellicht doet zich in de toekomst de mogelijkheid voor om de INITIATIEVENBANK uit te breiden naar andere gebieden. Te denken valt aan bijvoorbeeld: (jeugd) jounalistiek, semiotiek in stripverhalen, onderzoek naar vormen van andere niet-literaire teksten, semiotiek in fotografie en film, fonologie van het Utrechts dialect, enzovoort, enzovoort. De INITIATIEVENBANK heeft een postvakje op het instituut. Allerlei voorstellen en initiatieven, maar vooral ook blijken van belangstelling om een college homo- of vrouwenstudies te volgen, kunnen in dat postvakje gelegd worden, of kunnen worden opgestuurd naar: INITIATIEVENBANK De Vooys, Postbus 80.091, 3508 TB Utrecht. |
|