lijkheid moeten krijgen zonder belemmerd te worden door vakgroepsgrenzen.
Dit laatste zou betekenen dat de vakgroepen opgeheven moeten worden. Dit is dan ook de bedoeling. Enkele voordelen hiervan zijn:
1. | De student kan uit een veel breder scala van vakken kiezen. |
2. | Omzwaaien naar een andere studie zal veel minder vaak voorkomen. Met andere woorden: er zullen méer studenten aan de letterenfaculteit afstuderen, oftewel het numeriek rendement zal hoger worden en als gevolg daarvan zal er minder op de faculteit Letteren worden bezuinigd. |
3. | Als de faculteit één geheel wordt, kan men niet zomaar een studierichting daaruit opheffen. Bedreigde vakgroepen kunnen dus waarschijnlijk blijven bestaan. |
Overigens zal er in ieder geval geld uit Den Haag komen omdat de faculteit Letteren in Utrecht - als alles doorgaat - de experimentele status zal verkrijgen. Voor experimenten is er blijkbaar wèl geld...
Hoe zal de nieuwe studie eruit gaan zien?
De vakgroepen worden formeel opgeheven. Studenten gaan dus niet meer Nederlands of Frans studeren, maar Algemene Letteren. In de eerste twee jaar van de eerste fase (ook dit wordt een Twee-fasenstudie) kan de student kiezen uit een groot aanbod van vakken binnen, maar ook buiten de faculteit (bijvoorbeeld rechten, theologie, filosofie). Hij/zij moet dan veel keuzen maken:
• | Welke vakken wil ik volgen; |
• | op welk niveau wil ik dat vak volgen (er zijn drie niveaus); |
• | welke aard moet die cursus dan hebben (inleidend of heel diepgaand)? |
Als de student na twee jaar een bepaald aantal punten vergaard heeft, kan hij/zij, als er geen interesse is om verder te studeren, het basisdiploma krijgen. Dit diploma geeft even weinig toegang tot de maatschappij als een propedeusediploma. De student kan er dus niets mee. Het is alleen van nut voor de faculteit, omdat zo het numeriek rendement verhoogd wordt. (Of dit diploma er komt, is nog de vraag. Nadeel ervan is dat het het prestige van de faculteit omlaag kan halen).
De student kan natuurlijk ook doorgaan naar de tweede periode van de eerste fase. In deze periode moet hij/zij zijn/haar interesse inperken en een ‘hoofdvak’ en een of meer ‘bijvakken’ kiezen. Na twee jaar volgt dan het doctoraalexamen. Sommigen kunnen daarna door naar de tweede fase.