taalspelletje met de erboven geschreven latijnse zin, en wie van de twee was primair? Of was het de hartekreet van een ziel-in-nood?
Voor de ‘boodschap’ bewogen de interpretaties zich tussen enerzijds, erotisch, heterofiel: ‘Het wordt hoog tijd dat jij en ik gaan nestelen’ (ik parafraseer wel erg vrij!), anderzijds, allegorisch, sexeloos: ‘Alle geroepenen Gods zijn reeds in het klooster getreden, behalve jij en ik’.
Het is niet mijn bedoeling dieper op deze veelheid van meningen in te gaan. Een goed overzicht met literatuurverwijzingen is te vinden in de bijdrage van Greet Kettenis en Joke Meijer ‘Veel trammelant om een klein zinnetje’ in: De letter doet de geest leven. Bundel opstellen aangeboden aan Max de Haan bij zijn afscheid van de Rijksuniversiteit te Leiden, bladzijde 9-26 (Leiden, 1980). Uit dit artikel blijkt dat men het redelijk eens is over het begin van de transcriptie:
Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hi/c/ /e/nda thu ....
Waar het mij om te doen is, is de verbluffende unanimiteit over wat er ‘werkelijk’ of ‘letterlijk’ staat. Expliciet of impliciet komt men tot de ‘vertaling’:
‘Hebben alle vogels nesten begonnen, behalve ik en jij...’
Men beschouwt hebban dus als een vorm van het hulpwerkwoord. Volgens mij is dit een anachronisme: het gebruik van een omschreven voltooide tijd in een oudgermaans dialect lijkt mij rijkelijk vroeg. Ik ben ervoor hebban op te vatten als een vorm van het zelfstandige werkwoord; dan wordt hagunnan een bepaling van gesteldheid of attributieve nabepaling bij nestas en de parallellie met het latijn:
Abent omnes volucres nidos inceptos nisi ego et tu....
is nog groter dan men al dacht. Volgens mij staat er dus ‘letterlijk’:
‘Bezitten alle vogels begonnen nesten, behalve ik en jij...’
Waar de historische taalkunde zich al niet druk over maakt....