Vooys. Jaargang 1
(1982-1983)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
Tine Davids
| |
[pagina 24]
| |
Pier opent JULIAN S. WITH (K0, S0) dan eindelijk de Nacht van de poëzie. Tot nu toe heeft slechts Lucebert gesproken: ‘Het gedicht is eenzaam’. Deze uitspraak is vooraan op het toneel in grote letters neergeschreven. Onder dat motto zullen nog vele dichters en dichteressen op het podium staan. God is een neger
die zijn tweede huwelijk
met een blanke vrouw gesloten heeft.
Kun je nog niet begrijpen
waarom hij niet zo gek is
op de kinderen
uit het eerste huwelijk?
DitGa naar eind3) is kenmerkend voor de serie dichtsels die With voordraagt. Door een krachtige, ietwat schertsende voordracht slaagt hij er in zich te revancheren op mensen die hem tijdens de tweede Nacht van de Poëzie, in 1982, van het podium joelden.
19.45 uur: Het Orgella-kwartet slaagt er zowaar in om het publiek op bijna drie kwartier pianospel te tracteren. Zij sluiten het eerste groepje van drie dichters af. De bovengrens van de humor van Guido Lauwaert is gevat in: ‘Wat erg dat door de bezuinigingen vier pianisten aan één vleugel moeten spelen.’
20.25 uur: Op slechts één piano vormt HANS DORRESTIJN (K0, S0) de grens tussen entr'acts en dichters. Met liederen die aan cabaret doen denken, weet Dorrestijn zowel kinderen als volwassenen voor zich te winnen. Vooral zijn versie van het drinkersgeluk krijgt veel bijval. ‘Voor drank moet een reden zijn, een jeugd als die van Dorrestijn.’ 20.35 uur: Geert Lubberhuizen kondigt aan ook deze nacht weer de treintijden te zullen omroepen. ‘Voor de trein naar Wolvega is het nog te vroeg.’ Zou het echt een herhaling van vorig jaar worden?’ 20.38 uur: HELEN KNOPPER (K0, S1) zegt zelf dat ze de structuur van de bundel Tot aan de sprongGa naar eind4) niet zal uitleggen gezien de acht minuten die ze maar heeft. Maar wat verwacht zij dan van het inzicht | |
[pagina 25]
| |
van het publiek? Een futloze presentatie doet de rest. Door haar gedicht Schorpioen op te dragen aan alle schorpioenen in de zaal probeert zij de aandacht van tenminste 1/12 deel van het publiek te winnen. Harry Mulisch
20.46 uur: HARRY MULISCH (K1, S1), aangekondigd door Lubberhuizen als de vrijwel zekere ontvanger van de Grote Prijs der Nederlandse Letterkunde, roept hoge verwachtingen op. Maar wie, o, wie kan luisterend doorgronden wat hij voordraagt? (De kranten van de volgende dag hadden de titel al niet goed meegekregen: Opus Grande/Gran/Gram/Ram). Door een inspiratieloze binnensmondse presentatie is hij nauwelijks te verstaan en wat men kan verstaan, is niet verstaanbaar in andere zin; versluierende metafysica, te complexe beelden. Uit de zaal komt een matig applaus. 21.15 uur: FREDDY DE VREE (K4, S0) leest vooral vertalingen, o.a. een gedicht van Pierre Louys. Leest verder de door hem verzonnen biografie van Al ister Crawly, die meent de antichrist te zijn. 21.25 uur: Het optreden van ADRIAAN MORRIËN (K2, S2) valt uiteen in drie delen. Eerst leest hij gedichten als Handschrift en De kunst van het dichten; zijn Ars PoeticaGa naar eind5). Het is inderdaad een woordenspel. Door de vele alliteraties, binnen- en tussenrijmen en assonanties doet zijn poëzie vaak wat traditioneel aan, maar blijft luchtig door de speelsheid, de eenvoud van woorden. Het tweede gedeelte van zijn optreden bevat meer persoonlijk getinte gedichten. Zijn taal wordt nu hier en daar wat duister, al blijft het spel-element nog steeds aanwezig.Ga naar eind6) Dag en nacht
Mijn moeder was een dagpauwoog
en vloog mijn vader veel te hoog.
Hij tastte radeloos naar haar
maar troostte zich met dat gebaar.
| |
[pagina 26]
| |
Met zulke ogen in 't gezicht
was zij te donker voor zijn licht,
te teer voor zijn hardhandigheid
en er door niets op voorbereid.
Hij brak haar zonder dat hij 't wilde,
uit liefde die geen liefde stilde,
zodat zij neerstreek, nooit meer vloog,
nog altijd mooi: een nachtpauwoog.
De paradox is zijn meest geliefde stijlvorm. ‘Doodgaan zou heel fijn zijn, als je het heel vaak doen kon.’ ‘Zolang er nog leven is, is er dood.’ Morriën besluit met een reeks ‘uitspraken’: korte rake paradoxen, aforismen, die door de zaal met veel gelach en applaus worden ontvangen. 21.50: De zaal is nog enthousiaster over TOM LANOYE (K0, S0), die korte versjes leest vol cynisme, humor en woordspelingen. De expressieve voordracht gaat in november 1919 zelfs over in een bezwerend soort gezang. Iemand uit het publiek reageert daarop: ‘de volgende keer niet meer zingen, hoor.’ Het blijkt weer dat de meest verstaanbare en cabaret-achtige dichters op deze Nacht het publiek het beste bereiken. Tom Lanoye's poëzie gaat echter nog verder dan het alleen maar grappige woordspelinkje; er zitTom Lanoye
een grote diepte in zijn heldere woorden. De eerste betekenislaag is de grappige. Vanuit een tweede laag komt de werkelijke betekenis van zijn gedichten naar boven. Ook de mensen in de zaal merken dat blijkbaar.
22.00 uur: In schril contrast met Lanoye staat ‘Vader zingt aan tafe.’ Tijd voor een Belgisch bier, dat aanmerkelijk beter smaakt dan de gemelijke zang van Vader. | |
[pagina 27]
| |
22.20 uur: CEES BUDDINGH' (K6, S3) leest zijn gedichten als vanouds op een droge, quasi-ongeïnteresseerde wijze voor. In sonnetvorm, maar dan zonder het bijbehorende rijmschema, brengt hij een gedicht over een dode pissebed. Een zwakke poging om het sonnet nieuw leven in te blazen. Buddingh' leest hoofdzakelijk oud werk voor. Al is Buddingh' nog zo traag, d'oubolligheid hangt nog in zijn kraag. 22.40 uur: RUTGER KOPLAND (K6, S3) leest zijn gedichten voor als een vegetariër die bij de slager een ons gehakt bestelt. De keuze van de gedichten geeft prima weer hoe hij zich ontwikkeld heeft. Zijn poëzie wordt minder anekdotisch, getuige zijn laatste bundelGa naar eind7), waardoor zij aan zeggingskracht en duidelijkheid wint: Commentaren I
Het al zo vaak hebben gezegd,
zoveel pogingen al hebben gedaan
en ontdekt hebben dat
het niet was gelukt.
Wat valt er nog meer te zeggen
van een afgekloven bot,
een schoon, wit, glad bot:
het ligt daar in het gras.
Wat overblijft, volmaakte resten,
volmaakt onbelangrijk.
Johnson Brothers Ltd.
| |
[pagina 28]
| |
22.50 uur: De Utrechtse dichter SIMON KNEPPER (K0, S0) treedt vlak voor de Zangeres Zonder Naam op. Is dit bedoeld om de overgang te vergemakkelijken? Kijmwoorden raden als bij ‘Candlelight’.
23.00 uur: De Zangeres Zonder Naam (128-158-170, of andersom), de Mater Misericordia, beschreidt het podium. [sic]. De zaal wordt in verlegenheid gebracht. Is dit uitlachen of toelachen, enthousiasme of valse schaamte?
23.30 uur: Na de hilariteit komt de ernst van HUGO CLAUS (K4, S5). Het publiek heeft moeite met de omschakeling. Claus leest het lange gedicht Jan de Lichte voor.Ga naar eind8) Het gedicht leent zich kennelijk niet zo voor voordracht tijdens een marathonzitting. Archaïsmen maken, dat het moeilijk te volgen is. Zangeres Zonder Naam
0.05 uur: Na een optreden van het Nederlands Blazers Ensemble treedt nogmaals de Zangeres Zonder Naam op. Dit keer onder begeleiding van Harry Mooten en het Nederlands Blazers Ensemble. Zij zingt een tekst van Lucebert: De soldatenmoeder. Het ovationeel applaus klinkt hol; het heeft iets van schrijnend cynisme.
0.20 uur: Na de drukte rond de Zangeres Zonder Naam komt de rust van de ingetogen, homo-erotisch getinte poëzie van EDDY VAN VLIET (K0, S0). De fallussymbolen blijven in zijn hele poëzie overeind. Van zijn mislukte afrekening met zijn jeugd klinkt nog een fatalistisch besef in zijn gedichten door. 0.30 uur: Het veelvuldig gebruik van geplagieerde beeldspraak laat de poëzie van RABIN GANGADIN (K0, S0) leeg klinken. Of drukt hij de twijfel en angst om het menselijk handelen ermee uit? 0.40 uur: ASTERE MICHEL DHONDT (Utrecht, 12 maart 1983). Dhondt (K0, S0) hult zich zoals gebruikelijk in mist en nevelen. Hoewel sommige | |
[pagina 29]
| |
briefgedichten in aanzet duidelijk zijn (Brief van Astère aan Pierre - Symbiose), verdwijnt in de rest van de tekst de pedofilie als onderwerp volledig. Het enige dat overblijft is een collage van pietepeuterig gedetailleerde natuur- en gebouwbeschrijvingen. Guido Lauwaert: ‘Wakker worden, jongens en meisjes’. Hans de Greve
0.52 uur: Mooie-jongen-mooie-handtekening HANS DE GREVE (K0, S0) is een jonge Vlaamse romanticus, die met zijn jonge poëzie schittert tussen de zwakkere geesten. Hans de Greve boeit met zijn poëzie de één, met zijn uiterlijk de ander, met beide de meesten. 1.00 uur: Hoera, geen herhaling: Lubberhuizen heeft géén treinen genoemd! Hij stelt ons gerust dat alle treinen echt op tijd vertrokken zijn. Hij loopt het lijstje even na en concludeert dat ook de allerlaatste trein al weg is. Nu kunnen we allemáál blijven.
1.05 uur: De drumsolo van Martin van Duinhoven. Onvoorstelbaar wat een simpele kracht dit frêle mannetje hier laat zien, puur exhibitionisme bijna.
1.20 uur: JAN EIJKELBOOM (K0, S0) draagt een paar van zijn vertalingen voor. Zijn eigen gedichten, waaronder het sonnet Egidius, zijn helder, misschien zelfs pretentieloos geschreven. Het is echter geen nieuw realisme, daar is de vorm en soms de inhoud te gedegen en te strak voor. 1.45 uur: De gedichten die REMC0 CAMPERT (K6, S5) voordroeg zijn vrij somber van toon; Rouwkamer in de P.C. Hooftstraat over de dood van | |
[pagina 30]
| |
Boersma, een vriend van hem, Januari 1943 over de dood van zijn vader. Vorig jaar onderbrak Campert na reacties uit de zaal het lezen van zijn gedichten en vertok. Dit jaar is het publiek opmerkelijk stil, het zit aandachtig te luisteren en terecht. 1.50 uur: De enige echte N.N. van de nacht betreedt het podium: JOHAN (×) JOOS (K0, S0). Kenners weten dat er niet te voorspellen is hoe hij zijn tijd op het podium zal vullen. Schichtig en alsof de angst hem op de hielen zit loopt hij schreeuwend en kermend over het podium, bijna letterlijk om aandacht vragend. Door middel van ‘Verfremdungseffekten’ probeert hij de zaal wakker te schudden. Johan Joos
‘Let your brains work’, en na applaus: ‘May I ask you a simple question: why did you come here?’ Het publiek weet zich geen raad met deze performance. De helft lijkt zich tegen Joos' optreden te keren. De anderen vermaken zich met zijn act. Joos geeft zodoende stof tot discussie.
2.15 uur: De Boli's betreden als een soort George en Mildred het podium: Jut en Jul op trekpiano en tingeltangel. Gelukkig is het optreden als persiflage op het serieuze levenslied bedoeld; we mogen lachen. | |
[pagina 31]
| |
2.50 uur: PATRICK CONRAD (K0, S0) wordt een barokdichter genoemd, ook wel schrijver van maniëristische, decadente, sensuele poëzie. Nu leest hij een aantal gedichten met als hoofdthema de botsing van ideaal en realiteit, van natuur en patroon. 3.05 uur: De zaal is redelijk stil als ED LEEFLANG (K0, S0) leest. Voor zijn sterk beeldende gedichten heeft het publiek veel waardering. Of is het langzaam aan het indutten?
3.18 uur: Don Martinez (trampoline meligheid) is niet zo leuk als hij denkt dat-ie is. Patricia Lasoen
3.30 uur: PATRICIA LASOEN (K0, S0). Haar bundel De witte binnenkant moet nog gepubliceerd worden. In het titelgedicht van deze bundel duiden sneeuw en maan op een romantisch, emotioneel en lyrisch karakter. Haar beschrijvingen zijn net niet te plastisch; soms een beetje saai, maar meestal verfijnd. Het valt op dat er maar drie vrouwen uitgenodigd zijn. Zijn er relatief echt zó weinig dichteressen? 3.40 uur: Het eind is in zicht. Maar we moeten wakker blijven voor de groten die nog komen. We zijn een uur achter op het schema. Tijdens STEFAAN VAN DEN BREMT (K0, S0) valt op dat krachteloze vertalingen het op dit uur niet zo goed doen. Diana Ozon
3.50 uur: Verschrikt wordt het ingeslapen publiek wakker door het voortrazende optreden van DIANA OZON (K0, S0). Na al de dichters van wie je beter bundels kunt kopen, schijnt het publiek te beseffen dat het nu moet opletten: dit moet je niet lezen, dit moet je beleven en ondergaan. Vorm en functie van haar poëzie zijn speciaal afgestemd op de voordracht. De functie van Diana's punkpoetry is het wakker schudden van een ingedommelde maatschappij. De vorm van haar teksten is op papier nog niet zo fascinerend | |
[pagina 32]
| |
maar de performance maakt zo'n groot deel uit van de uiteindelijke vorm, dat pas bij voordracht de zo gewenste harmonie tussen Vorm en Functie bereikt wordt.
4.10 uur: Even uitblazen met Goed Koper en Hout.
4.25 uur: HERMAN DE CONINCK (K3, S1) is de belangrijkste vertegenwoordiger van het Vlaams nieuw-realisme. Nederlands ‘nieuw’-realisme hebben we vanavond gehoord van b.v. Buddingh', en wordt gekenmerkt door een lege gedateerde inhoud, geplaatst in een dure schilderijlijst (zie Pluck de dag, C. Buddingh' 1965). Het verschil tussen het Noordnederlandse en het Vlaamse nieuw-realisme geeft De Coninck aan in het volgende gedicht uit De lenige liefdeGa naar eind9): aan buddingh'
ik hou wel van gedichten
als gespierde kerels van behaarde
mannelijke taal, die zich krabben
waar het jeukt, die oergezond
op je afkomen en zeggen: ga zitten,
ik ben een gedicht, aangenaam, en
waarover zullen we het hebben.
zulke gedichten kunnen natuurlijk even vlot
over liefde als over Vietnam praten,
en misschien zijn zij wel verantwoordelijk
voor de gezondheid van de poëzie,
zoals limburgse boeren voor de gezondheid
van de moraal.
maar ik hou eigenlijk nog meer
van een groep woorden die zich samen
plotseling bizonder intiem gaan voelen
en zeggen: laat ons nou maar altijd
bij elkaar, er hoeft er geen meer bij te komen.
| |
[pagina 33]
| |
De Conincks realisme is veel meer van persoonlijke aard. Al lijken de gebeurtenissen uit zijn gedichten zo uit het dagelijks leven gepiukt, de diepere waarheid in zijn werk komt bij eerste aanhoren al onmiskenbaar en duidelijk naar boven. 4.35 uur: JULES DEELDER (K2, S1) spreekt voor zich(zelf). O Gij, die sneller spreekt dan God-weet-wie kan luisteren. Wat Deelder doet is in één woord onnavolgbaar. Jules Deelder
Het laatste uur is de stemming er weer. Na het dieptepunt tussen kwart voor 3 en kwart voor 4 is nu iedereen weer wakker.
4.45 uur: Nu JAN BLOKKER JR. (K1, S0) nog even, en dan zijn we er van af. Hij intrigeert door de emotionele lading van zijn poëzie. Na alle verschillende indrukken en confrontaties, na 10 uur allerlei, zijn we ineens - met wie er nog over zijn - bewogen en geroerd. Het is vijf uur. alle foto's: R. Tebra en R.J. van 't Wout
De zaal is bijna leeg. Het grote licht gaat aan en langzaam begint | |
[pagina 34]
| |
men te beseffen dat het weer dag wordt. De Nacht is over. De mededeling van Geert Lubberhuizen klinkt nog na: ‘Volgend jaar maart weer een Nacht van de Poëzie.’ Voorlopig hebben we weer een jaar om aan het idee te wennen. Want, wat blijft er over van een dergelijke Nacht? Natuurlijk was het leuk en gezellig, maar er rijzen ook vragen. Kan het nog wel, zo'n Nacht? Is het niet zo dat we de tijd van de massale happening achter ons hebben? Een aanwijzing daarvoor kan zijn dat er dit jaar niet de sfeer hing die er verwacht wordt te zijn op een dergelijke gebeurtenis. De roes waarin men het spektakel dient te volgen ontbrak. In plaats daarvan zat het merendeel van het publiek tam, bijna gelaten te consumeren wat er aangeboden werd, in plaats van actief deel te nemen aan wat er op het podium gebeurde. Er werd netjes op tijd geklapt, bijna na elk gedicht, en er was nauwelijks of geen verzet tegen de wat mindere, of zelfs vervelende dichters of dichteressen. Wat de entr'acts betrof: hetzelfde. Misschien zit daar wel de fout. Het is te veel om in een keer te consumeren, zeker als het niet in een soort roes verloopt. Datzelfde zien we ook bij de entr'acts; niet écht leuk, niet écht goed (althans de meeste niet). Een Zangeres Zonder Naam uitnodigen vraagt bijna om moeilijkheden. Als van het hele publiek 10% werkelijk van de muziek van dat mens houdt, is het erg veel. De kans dat een dergelijk optreden door het publiek niet gepikt wordt zit er dan ook zeer wel in. Maar niet bij dit publiek, dat waarschijnlijk ‘happening-moe’ is en het met de kritische zin niet zo nauw neemt. Volgend jaar dus weer een Nacht? Ja dus, dat staat bij voorbaat al vast. En het publiek? Ach, het publiek komt toch wel. En klappen doet het ook! Zodoende staat de Nacht van '85 bij deze ook al vast. ‘De avond daalde, viel, schreed voort.’
(A. Morriën)Ga naar eind10)
|
|