11. De karreman.
Op het hier bijstaande plaatje hebt gij eene afbeelding van den Karre- of Aschman, lieve Kinderen! - Gij weet dat van den turf, aan welks brand gij u in den winter zoo gaarne warmt, asch komt, die eene zeer leelijke vuiligheid is, wanneer men dezelve op den vloer strooit, of aan zijne kleederen krijgt, zoo als gij nu en dan wel eens zult ondervonden hebben. - Om ons nu van deze vuilnis te ontlasten, heeft de regering, welker pligt het is, om voor het heil der burgerij te waken, eene wijze verordening ingesteld, namelijk, om dezelve van ons huis, met eene kar, door een paard getrokken wordende, te laten weghalen; dit is echter nog niet geheel nutteloos; neen, op verre na niet; want dezelve, zoo veel mogelijk van andere vuilnis gereinigd zijnde, wordt met schepen weggehaald, en naar andere oorden gebragt, alwaar men ze gebruikt, om er de velden ter groeijing mede te bereiden. Zoo ziet gij hieruit al weder, dat de alwijze Schepper alles zoo ingerigt heeft, dat zelfs die dingen, welke ons in sommige opzigten hinderlijk zijn, echter voor het algemeen toch nog, in het een of ander, nuttig zijn.