Voorstellen van ambachten en bedrijven en daartoe betrekkelijke verhalen voor kinderen(1845)–Anoniem Voorstellen van ambachten en bedrijven en daartoe betrekkelijke verhalen voor kinderen – Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] 6 De brave matroos. God dank! 'k mag weêr den grond betreden Van mijn geliefkoosd vaderland! 'k Heb niet vergeefs tot God gebeden, Om hulp en redding van zijn hand. O, wat al stormen en gevaren, Heb ik op zee niet doorgestaan! 'k Was dikwijls op de woeste baren, In duizend vreezen voor vergaan. Als de onweêrsvlagen zich verheffen, De schorre donder om ons brult, Of ons een schipbreuk dreigt te treffen. Dan is het all' met angst vervuld. Maar, als wij dan, door 's hemels zegen, Die rampen weer zien afgeweerd, Dan heerscht de blijdschap allerwegen, En 't hart looft Hem, die 't all' regeert. Zoo steev'nen wij, met hoop en vreezen, Door d' onafmeetbren oceaan; Maar al ons leed wordt straks genezen, Als ons de boot aan wal doet gaan. [pagina 25] [p. 25] Dit mogt me op heden weêr gebeuren, Deez' zeereis is vrij wel volbragt; Wij vonden weinig stof tot treuren, Ik had het niet zoo goed verwacht. Nu dan een frissche teug gedronken, Er kan een roemer wijn op staan; Ha! 'k voel me in nieuwen moed ontvonken, Om spoedig weêr van wal te gaan. Maar, 'k moet mijne oudren niet vergeten, Zij zullen, met een blij gelaat, Mij in hunne armen welkom heeten, Terwijl hen 't hart van vreugde slaat. Och ja, die lieve, brave menschen, Zijn aan mijn kinderhart zoo waard'! Men kan geen betere ouders wenschen; O God! spaar hen nog lang op aard'. Sinds mijne vroegste levensstonden, Was mij hun teedre zorg gewijd; Hun vreugd was aan mijn heil verbonden, Hun liefde bleek mij te allen tijd. Zij spreidden in mijn hart de zaden Van godsvrucht, deugd en menschenmin: En zou 'k die lessen dan versmaden? Zoude ik ze stellen uit mijn' zin? [pagina 26] [p. 26] Neen, schoon een aantal schepelingen, Zich met losbandigheid vermaakt, 'k Wil streven naar de zegeningen, Die men door deugds-beoefning smaakt. Gij, die niet anders kunt bedoelen, Dan 't heil van 't menschelijk geslacht; O God! versterk me in dit gevoelen! 't Is uwe hulp, waarop ik wacht. Zoo zal ik mij steeds wel gedragen; Zoo zij, goeddoende Alzegenaar! Mijn leven U ten welbehagen, Tot vreugde van mijn oudrenpaar. Vorige Volgende