Voortgang. Jaargang 29
(2011)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en hebben uijtgedeelt deze naarvolgende prijsen...
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. InleidingIn de jaren 1736, 1737 en 1738 stelde de schoolmeester van de school van de Nederduitse gereformeerde gemeente in Groede een lijst van zijn leerlingen samen (Dezutter 1995). Het handschrift van vier folio's, recto-verso beschreven, bevat nog iets: achter de namen van de leerlingen schreef de onderwijzer welke boeken de leerlingen kregen van de kerkenraad voor geleverde prestaties. De tekst is min of meer in kolommen verdeeld: links staan de namen van de leerlingen, rechts de zeer verkorte titels en aanduidingen van de boeken die zij kregen in 1736 en 1737. In 1738 besliste de kerkeraad om geen prijsboeken meer uit te delen. Voor zover bekend is dit in Nederland de oudst bestaande lijst van prijsboeken die aan leerlingen op Nederduitse scholen (op het platteland) zijn uitgereikt. Dat maakt de lijst van Groede bijzonder, bovendien is de lijst voor twee jaren volledig, zodat we in beginsel een afgerond beeld kunnen krijgen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naar prijsboeken op Nederduitse en Franse scholen in de Republiek is vrijwel geen onderzoek gedaan, hoewel uit de archieven blijkt dat in de zeventiende en achttiende eeuw het uitdelen van boeken geregeld voorkwam. Dit in tegenstelling tot de gang van zaken op Latijnse scholen waar wel uitgebreid onderzoek gedaan is naar prijsboeken. Daar werden boeken gegeven als ‘prijs’ voor het afsluiten van de studie, waarmee tevens de stap naar de universiteit werd gemarkeerd. De promovendi kregen na hun oratie een klassiek werk. Daarna volgen de besten van de andere klassen. De minder begaafden kregen een boek ter aanmoeding. Alles werd van stadswege bekostigd (Spoelder 2000 en 2001: 115). Ook op andere instituten, zoals tekenacademies werden prijsboeken gegeven als aanmoediging en waardering en als bekrachtiging van het lidmaatschap van een bepaalde gemeenschap. In deze bijdrage proberen we op basis van de cryptische aanduidingen van de schoolmeester in Groede te reconstrueren welke boeken op een gewone Nederduitse dorpsschool als prijs werden gegeven door de kerkenraad. De gevonden boeken worden kort gekarakteriseerd naar aard en genre. Daaruit moeten we enig zicht kunnen krijgen op het inhoudelijke karakter van de boeken en mogelijk op de motieven die bij de keuze een rol speelden. Ten slotte zullen we, de gehele boekenlijst overziende, proberen de prijsboeken van Groede inhoudelijk te nader te bepalen en thematisch in te delen. Overigens kan de schoolmeester bij de selectie wel enige invloed uitgeoefend hebben, maar in principe was de keuze aan de predikant of de kerkenraad. Hoewel we er dus rekening mee moeten houden, dat schoolmeester Isaac du Flo niet meer dan de administrateur geweest is, volgt hieronder enige informatie over hem. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Isaac du FloIsaac du Flo trad bij zijn onderwijscarrière in de voetsporen van zijn oudere broer. Over hun leven weten we nogal wat, dankzij een autobiografisch geschrift van de hand van de jongste van de twee, Isaac.Ga naar voetnoot1 De ouders van de broers Pieter (geboren Groede 8 oktober 1703) en Isaac du Flo (geboren Groede 14 december 1705) waren geloofsvluchtelingen uit het noorden van Frankrijk. De twee broers werden in Groede op de Franse school gedaan. In de Waalse kerk in Groede was het ouderpaar ook in het huwelijk getreden.Ga naar voetnoot2 Na de opheffing van het Edict van Nantes was de Waalse gemeente van Groede aanzienlijk gegroeid door de instroom van gereformeerde vluchtelingen uit Frankrijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In weerwil van wat de term ‘Franse school’ zou doen vermoeden, hebben de leerlingen op school ook Nederlands geleerd. In tegenstelling tot zijn Nederduitse collega gaf de schoolmeester van de Franse school uiteraard ook les in het Frans. In het bijzonder werd het godsdienstonderwijs in die taal gegeven. Dat diende immers om de kinderen toe te rusten voor hun lidmaatschap van de Waalse gemeente. Pieter en Isaac waren eerst arbeider in de landbouw. In die tijd moet het plan zijn opgekomen om in het onderwijs te gaan. De beide broers Du Flo moeten daarbij meer perspectief hebben gezien in het Nederduitse onderwijs dan in het Franse. Beiden deden belijdenis in de Nederduitse en niet in de Waalse gemeente.Ga naar voetnoot3 In de jaren 1726/1727 werkte Isaac nog als landarbeider. Onder leiding van zijn baas bekwaamde Isaac zich in de avonduren in het cijferen. Ook de daarop volgende winter bleef Isaac in de landbouw, maar ondertussen ging hij wel naar de avondschool van de Nederduitse schoolmeester in Groede, Frederik Carlier (circa 1675-1735). De eerste sollicatie leverde Du Flo nog geen aanstelling op, maar in Biervliet lukte het: op 8 maart 1730 deed hij daar met goed gevolg examen. Later volgde een benoeming in IJzendijke. Het beviel Isaac echter slecht in IJzendijke. De situatie was voor Isaac de reden om met succes te solliciteren in Groede.Ga naar voetnoot4 Op eerste Paasdag, 10 april 1735, deed Isaac du Flo voor de eerste keer dienst als voorlezer en voorzanger in de Nederduitse kerk te Groede. Isaac du Flo bleef Groede trouw. Het volgen van onderwijs was voor een groot deel van de bevolking gewoonte geworden. Vooral de boeren hechtten grote waarde aan onderwijs voor hun zoons in lezen, schrijven en cijferen. Daarenboven fungeerde Groede als verzorgingscentrum voor het eiland Cadzand en was het de grootste plaats van westelijk Staats-Vlaanderen (zoals het huidige Zeeuws-Vlaanderen destijds werd genoemd), met meer inwoners dan bijvoorbeeld Sluis (Van Cruyningen 2000: 44, 217-218, 390). Vooral die omstandigheid en het feit dat Du Flo de enige Nederduitse schoolmeester was, zorgden ervoor dat hij een goed bezochte school had met veel leerlingen. Begin 1774 werd Isaac du Flo aangetast door een borstkwaal. Hij kon zijn taak als schoolmeester niet meer waarnemen. Uiteindelijk overleed hij, 70 jaar oud, ten huize van zijn dochter op 25 januari 1776 in Oostburg, waar hij ook werd begraven.Ga naar voetnoot5 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Du Flo's leerlingenDe schoolaantekeningen van Du Flo vormen, zoals gezegd, een register met de namen van degenen die in de jaren 1736, 1737 en 1738 een prijs in de vorm van een boekje kregen. De school werd regelmatig geïnspecteerd door de predikant, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ds. Bernardus Roering, die vergezeld was van een of twee ouderlingen. Jaarlijks reikten zij prijzen uit aan de leerlingen die goede vorderingen hadden gemaakt in het schrijven. Voor zover valt na te gaan is dat in 1732 voor het eerst gebeurd en opnieuw in 1736 en 1737 waarna in 1738 besloten werd dit te staken. Wie het initiatief nam is onduidelijk. Omdat de uitgaven voor de aankoop ten laste kwamen van de diaconie ligt het voor de hand te vermoeden dat de kerkenraad daartoe besloot maar in de ‘acta’ is daarover niets vastgelegd. Omdat de prijzen werden aangekocht door de predikant, waarover aan het eind uitvoeriger, is aan te nemen dat ds. Roering hierin een belangrijke rol heeft gespeeld. Bernardus Roering (1696-1778) kwam in 1726 vanuit 's-Heerenhoek, zijn eerste gemeente. In 1741 vertrok hij naar Naaldwijk waar hij in 1760 met emeritaat ging.Ga naar voetnoot6 Over de wijze van uitreiking is niets vastgelegd. Vermoedelijk is dat, zoals te doen gebruikelijk, vooraf gegaan door een toespraak van de predikant. Of voorin de boekjes een opdracht werd geschreven, is evenmin bekend. Het is niet aan te nemen dat een examen aan de uitreiking is voorafgegaan zoals later voorkwam, want daarover zwijgt Du Flo. De titels van deze prijzen werden door Du Flo genoteerd. Zo kon worden nagezien aan wie welk boek was uitgereikt om te zorgen dat een volgend jaar een ander boek werd gegeven. Du Flo noteerde daarenboven ook de aantallen leerlingen. Daaruit blijkt dat hij in 1736 110 leerlingen had en in 1737 en 1738 91 kinderen. De leerlingen begonnen eerst met spellen en vervolgens met lezen. Wie dat onder de knie had, ging leren schrijven. Een deel ging ook nog cijferen. Aan de hand van deze verdeling gaf Du Flo een nadere specificatie van zijn leerlingenpopulatie.
Daarnaast had Du Flo in de wintermaanden nog een onbekend aantal extra leerlingen in zijn avondschool. In de bijlage geven we een transcriptie van het handschrift, inclusief de leerlingenlijst. De namen van deze leerlingen zijn voor de familiegeschiedenissen en de demografie van West-Zeeuws-Vlaanderen interessant. Zij staan namelijk in hoge mate in verband met de verschillende immigratiegolven van Franse en Lutherse immigranten. Ze blijven hier echter nagenoeg buiten beschouwing. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Du Flo en de prijsboekenIn het handschrift staan verkorte titels van de prijsboeken en/of overige aanwijzingen, zoals een beknopte auteursnaam. Voor een eerste inventarisatie hebben we evidente doublures weggelaten. We nemen bovendien aan dat titelaanduidingen met ‘dito’ gelijk zijn aan de voorafgaande. Enkele verkorte titels blijken na aanvulling identiek of nagenoeg identiek te zijn aan andere. Evenzo abstraheren we van de variatie in de titelaanduidingen. Zo kunnen we de volgende boeken uit de lijst van Du Flo zonder problemen tot één titel reduceren: Johan Bunjans H. Oorlogen, Bun Jans Heijlig Oorlog, Bunj Heijlig Oorloge, Johan Bunj H. Oorloge. In enkele gevallen moeten we de naam van de auteur in het identificatieproces betrekken. Zo vinden we in Du Flo's verzameling de auteur: Adriaan van Loo, Adriaan Van Loo, Adri Van Loo, duidelijk dezelfde persoon. Moeilijker ligt het met zijn aanduiding ‘Jan Abramsens' Kronijk’, omdat hier de auteursnaam afwijkt. De door Du Flo opgegeven titels ‘Maagde Klagtje’ en ‘Klagende Maagd’ vragen echter om verificatie. Een en ander leidt tot de volgende lijst aanduidingen van uitgereikte prijsboeken, c.q. van auteurs of uitgevers/drukkers van uitgereikte prijsboeken in de jaren 1736 en 1737 op de Nederduitse school van Groede:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1. Edities en karakteristiekKunnen we nu met de beschikbare gegevens de lijst met prijsboeken van Du Flo reconstrueren? Dankzij de Short Title Catalogue Netherlands beschikken we over een ‘nationale bibliografie tot 1800’. De STCN was voor de reconstructie van Du Flo's boekenlijst dan ook het zoeksysteem. Enkele bibliotheekcatalogi boden nog aanvulling.Ga naar voetnoot8 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We zijn ervan uitgegaan dat de leerlingen geen kostbare uitgaven kregen. Uiteraard kwamen uitgaven met een zekere opvoedkundige waarde in aanmerking die geschikt zijn voor kinderen. Een blik op het overzicht leert bovendien dat de prijsboeken vooral godsdienstige werken waren, al valt ook direct een aantal historische uitgaven op, zodat ook bij het zoeken hieraan een criterium ontleend kon worden. Hieronder volgen de boeken waarvan we mogen aannemen dat de leerlingen van Groede ze hebben ontvangen.Ga naar voetnoot9 We volgen hierbij niet de nummering van de eerder gegeven groslijst, maar we hebben om praktische reden een zekere rubricering aangebracht. Zo hebben we alle werken van een auteur op elkaar laten volgen, evenzeer komen de godsdienstige werken voor de historische boekjes. De meest problematische sluiten de rij. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2. Meij VogelenDeze aanduiding kan betrekking hebben op twee boeken. De eerste is May-Gift Van Verscheide Vogelen van de hand van Hendrick Albertsz. wiens naam werd aangevuld met zijn motto Hoejewilt, bijgenaamd ‘de Rijper poëet’. Hij leefde van circa 1605 tot 1667 en behoorde tot de kring van schrijvers in De Rijp, in concreto de doopsgezinde kringen van de Waterlanders, onder wie schrijvers als Schabaelje, Pieter Pietersz., Claes Jacobsz. en Leeghwater.Ga naar voetnoot10 May-gift van verscheyde vogelen, aen alle eerbare jonge lieden verscheen voor het eerst in het midden van de zeventiende eeuw.Ga naar voetnoot11 Het is een rijk geïllustreerd werkje. Aan de hand van vogelprenten heeft de schrijver gedichten gemaakt. Deze May-gift was zeker een aardig geschenk voor de jeugd, al is het stichtelijke element niet al te groot. Daarom is het mogelijk dat de schoolmeester van Groede een ander werk bedoelde met zijn omschrijving, namelijk een boekje van Jacob Coenraadsz Mayvogel. Van deze Hoornse dichter is niet meer bekend dan de titels van enkele publicaties. Zo bestaat er van hem een Schatkist der Liefde en Rouwklacht (Hoorn 1634). Ook wordt van hem vermeld: Gulden-Spieghel ofte opweckinghe tot | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Christelijcke deuchden. Afgebeelt in twee deelen, waerin vertoont wert de schadelijckheyt der zonden. Mitsgaders de goetheyt ende weldaden Gods over den boetvaerdigen, tot leeringe ende stichtinge alle Christenen toegepast.Ga naar voetnoot12 In de voorrede en het gedicht tot de lezer presenteert May-vogel zich in de Gulden-Spieghel nadrukkelijk niet als theoloog. Het boekje bevat rijmwerk met opwekkingen en klachten over geloof, hoop en liefde. Daarna volgen als ‘vermaningen over de schuldige plicht des menschen’ in dichtvorm de tien geboden. Ten slotte kent het boek een omvangrijke afdeling ‘schriftmatige exempelen van de schadelijckheijt der sonden’ aan de hand van vele afbeeldingen. Inhoudelijk is May-vogels Gulden Spieghel een leerzaam, stichtelijk werkje. Dat de leerlingen in Groede een uitgave van Mayvogel hebben gekregen en niet de May-gift van verschydene vogelen ligt dan ook in de rede. In de eerste plaats is Du Flo's May-vogel plausibeler als auteursaanduiding dan als een cryptische indicatie voor een titel. Dat dit werk als prijsboek op Nederduitse scholen werd gegeven blijkt bovendien uit het archief van Veere, waar op 6 juni 1762 en 30 augustus 1763 in totaal drie exemplaren als prijsboek werden uitgereikt van Mayvogels Gulden Spiegel.Ga naar voetnoot13 Het exemplaar van Mayvogels Gulden Spiegel (1759) in de collectie van de Zeeuwse Bibliotheek levert vervolgens nog een bijkomend argument op: dat moet een prijsboek zijn.Ga naar voetnoot14 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3. Bunyans boekenOp de lijst van Groede treffen we een aantal vertalingen van boeken van John Bunyan (1628-1688) aan. Niet minder dan 20 boeken, verdeeld over vijf titels van hem zijn in de twee jaar waarover we gegevens hebben uitgereikt. Ter introductie van deze Bunyan-vertalingen een enkel woord over de religieuze achtergrond ervan. Een belangrijke stroming in het godsdienstige leven in Engeland in de zeventiende eeuw was het puritanisme. De puriteinen streefden naar een sobere, christelijke levenswandel. Het geloof moest blijken uit het persoonlijke leven. Godsvrucht, zedigheid en stipte beroepsuitoefening maakten daarvan de kern uit, als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ook een geordend gezin als hoeksteen. Ook het openbare leven dient sober en zuiver te zijn volgens Gods woord, zonder pronkzucht, ijdel vermaak en werelds vertoon. Tegenover de kerkelijke hiërarchie stellen de puriteinen het priesterschap en de eigen verantwoordelijkheid van elke gelovige (Schutte 1989: 11-12). De overheid dient in de inrichting van de staat en de uitoefening van haar macht niet alleen deze opvattingen te beschermen, maar ze zelf te belichamen. Deze levensbeschouwing komt sterk overeen met de Nadere Reformatie in Nederland en het verwondert dan ook niet dat er honderden vertalingen zijn gemaakt van publicaties van Schotse en Engelse puriteinen. Het werk van John Bunyan maakte daarvan deel uit.
In Groede werden aan de leerlingen exemplaren gegeven van John Bunyans Komst en welkomst tot Christus, een vertaling van Come and Welcome tot Jesus Christ met als ondertitel a plain and profitable discourse on John 6:37, showing the cause, truth, and manner of the coming of a sinner to Jesus Christ; with his happy reception and blessed entertainment, dat in 1678 verscheen. De eerste Nederlandse vertaling werd reeds in 1689 op de markt gebracht door de uitgever die Bunyans werk in Nederland introduceerde, de Amsterdamse boekverkoper Johannes Boekholt. Volgens het bibliografische overzicht van Van der Haar (1980) verschenen van deze vertaling - voorzover relevant voor de lijst van Groede - uitgaven in 1711, 1718, 1721 en 1736. In de diverse edities is de tekst opgenomen in een uitgave met de titel De tedere ingewanden van Christi liefde, aan den zondaar open gelegt, een combinatie van Komst en Welkomst en Overvloedige Genade voor de grootste van alle zondaren, een in 1666 uitgegeven verslag van Bunyans persoonlijke bekering onder de titel Grace Abounding to the Chief of Sinners.Ga naar voetnoot15 Gelet op de verkorte aanduiding op de lijst van Groede hebben wellicht de leerlingen die gecombineerde uitgave niet gekregen, maar een boekje in 12o-formaat met alleen de Komst en Welkomst tot Christus. Een uitgave die daarvoor in aanmerking komt verscheen in 1711 bij Herman Rampen in Harderwijk. Er zijn echter in de STCN en de bibliografie van Van der Haar nog andere boekjes met de tekst uit de periode van 1721 tot 1736 die in dit geval als prijsboek kunnen hebben gediend.
Met de notitie ‘H. Oorlogen’ duidt de schoolmeester op een andere uitgave van John Bunyan, namelijk Den heyligen oorlog, een vertaling van diens The Holy War. The Losing and Taking Again of the Town of Man-soul uit 1682. Het allegorische werk beschrijft de oorlog tussen koning El-Schadddai tegen Diábolus. Met koning El-Schaddai wordt God bedoeld en met Diábolus de duivel. Centraal staat de stad ‘Mensenziel’ met een kasteel als symbool van het menselijk hart. In dat kasteel heerst koning El-Schaddai, maar de mensen in de stad Mensenziel hebben zich laten verleiden door Diábolus. Wie tegen deze heerschappij is, wordt het zwijgen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opgelegd, wat tot de heilige oorlog leidt. In deze allegorie beschrijft Bunyan een strijd binnen in de ziel van een mens. Uitgever Boekholt in Amsterdam kwam in 1685 met een vertaling in 12o, met illustraties van Jan Luyken.Ga naar voetnoot16 In Groede kan een uitgave uitgereikt zijn die in 1720 door de erven van de Weduwe van Gysbert de Groot was gedrukt.Ga naar voetnoot17
Met ‘Meester Kwaad’ op de lijst zal Het leven en sterven van Mr. Quaadt zijn bedoeld, een vertaling van Bunyans The Life and death of Mr. Badman, presented to the world in a familar dialogue between mr. Wiseman, and mr. Attentive. Het werk is een dialoog tussen Gajus en Stefanus. Ook deze tekst moet allegorisch worden geinterpreteerd. Het boek draagt als ondertitel ‘Eens Godloozen Reyse na het eeuwige verderf, vertoonende de gansche staat van een onherbooren ziel’. Bunyans Mr. Quaadt was de tweede vertaling van zijn werk in het Nederlands. Boekholt bracht het reeds in 1683 uit, met veel succes.Ga naar voetnoot18 De editie in duodecimo die in 1735 bij de erven van de weduwe Gysbert de Groot verscheen, komt in aanmerking om in Groede aan de leerlingen te zijn geschonken.Ga naar voetnoot19
Vanzelfsprekend werden eveneens exemplaren geschonken van Bunyans bekendste werk The Pilgrim's Progress, from this world to that which is to come: delivered under the similitude of a dream wherein is discovered, the manner of his letting out, his dangerous journey; and safe arrival at de desired countrey uit 1678. Boekholt bracht de bestseller in 1682 uit. Het werd een voorbeeld voor de geestelijke pelgrimsliteratuur, waarbij de menselijke ziel een reis maakt naar zijn bekeerde staat. De eerste vertaling draagt als titel Eens Christens Reyse na de eeuwigheyt, vertoonende onder verscheyde aardige sinne-beelden, de gansche staat van een boetvaardige en godsoekende ziele. De vier leerlingen van de gereformeerde school van Groede kunnen een exemplaar gekregen hebben van verschillende drukken die tot 1735 zijn verschenen.Ga naar voetnoot20 Mogelijk was het vervolg, de zogenaamde Christinnereis bijgevoegd, zodat de gecombineerde uitgave van de erven van de weduwe Gysbert de Groot uit 1725, kan zijn geschonken. Indien dat niet het geval geweest is, kan als prijsboek gediend hebben een exemplaar van de uitgave uit 1718, 1728 of 1729, bijvoorbeeld: Eens christens reyse na de eeuwigheyt, op de markt gebracht als nota bene de zevende druk door de Amsterdamse boekverkoper Evert Visscher, met de titelpagina van de uitgave uit 1718 van de Weduwe van B. Visscher, uitgegeven in duodecima.Ga naar voetnoot21 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met ‘Salomons Tempel’ verwijst de lijst van Groede eveneens naar een vertaling van John Bunyan. In 1688 was in Londen verschenen Solomon's temple spiritualiz'd, or, Gospel-light fetcht out of the temple at Jerusalem, to let us more easily into the glory of New-Testament-truths. Een Nederlandse vertaling in duodecimo zag het licht in 1731 bij Johan en Mattheus Visch in Utrecht onder de titel Salomons tempel door het euangelieligt opgeheldert en vergeestelykt.Ga naar voetnoot22 Het werk is een allegorische beschrijving van de tempel van Salomo als een voorteken van de redding door Jezus Christus. Met de uitreiking van vijf keer vier vertaalde boekjes van John Bunyan heeft de kerkenraad van Groede zijn prijsboekenkeuze substantieel gekleurd. Zoveel boeken van een bepaalde auteur met specifieke opvattingen en bovendien teksten die allegorisch, veelal als pelgrimsliteratuur, geduid moeten worden, geeft daarmee aan de keuze van de kerkenraad een opvallend karakter. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4. Donderslag der GoddeloosenHet prijsboek ‘Donderslag der Goddeloosen’ is Den Donder-Slach der Goddeloosen van Cornelis van Niel geweest. Het werk kent nogal wat kleine variaties in de titel en bovendien bezit het een tweede deel met een eigen titel: De hemelsche vreugde, voor de geloovige zielen.Ga naar voetnoot23 Het exemplaar dat de kinderen van Groede kregen, kan een goedkope editie geweest zijn. In de STCN wordt een uitgave van de Deventerse boekverkoper Deventer J. de Lat, in twee kleine 12o-delen uit 1730 vermeld, die hiervoor in aanmerking komt. Van Niel behoorde tot de bekendste onder de schrijvers van stichtelijke werken in de zeventiende en achttiende eeuw, hoewel zijn naam nauwelijks in naslagwerken voorkomt.Ga naar voetnoot24 Dankzij onderzoekers uit de Nadere Reformatie is over de figuur van Van Niel (ca. 1612-1670) zelf iets meer bekend.Ga naar voetnoot25 Van Niel, die een belangrijk deel van zijn leven in Tiel doorbracht, was geen theoloog. In zijn Donderslagh der Godloosen beschrijft Van Niel wat Gods oordeel betekent voor de goddelozen, onder meer aan de hand van personen die om een of andere zonde door God onmiddellijk gestraft werden. Breed schetst Van Niel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daar de verschrikkingen en angsten die doorgemaakt worden in de hel. De schrijver beoogt daarmee aan te zetten tot bekering, tot het verlaten van de wegen der goddeloosheid, tot een leven in geloof en godzaligheid. Kennelijk meende de kerkenraad van Groede dat zo'n uitgave uitstekend geschikt was voor de leerlingen van de school. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.5. Jan Abramsens' KronijkDu Flo's aantekening betreffende een Kronijk van ene Jan Abramsen levert geen mogelijke uitgave op. Noch in de beschikbare archivalia van Zeeuwse kerkelijke en wereldlijke archieven, noch in de STCN is er een werk dat zich opdringt als kandidaat. We denken daarom dat de schoolmeester zich heeft vergist en Izaäk (Isaak) Abrahamsen heeft bedoeld, die hij bij andere prijsboeken heeft genoteerd. Van Isaak Abrahamsen weten we slechts dat hij ziekentrooster in Vlissingen was en daar leefde van 15 augustus 1663 tot zijn dood op 9 oktober 1714.Ga naar voetnoot26 Ziekentroosters of krankenbezoekers kregen een beperkte kerkelijke opleiding en werden in de grotere gemeenten aangesteld voor pastorale arbeid en catechese. Ook werden ze wel meegestuurd op schepen.Ga naar voetnoot27 Behalve als ziekentrooster was Isaak Abrahamsen actief in het catechiseren van de kinderen in het weeshuis en was hij diaken en ouderling.Ga naar voetnoot28 Al die werkzaamheden moeten hem voldoende tijd hebben gelaten om zich te verdiepen in de (kerk)geschiedenis.Ga naar voetnoot29 Behalve een historische kroniek schreef hij religieus werk, onder meer de verderop te bespreken zangbundel Zions Hallelujah.Ga naar voetnoot30 In Groede hebben drie leerlingen een exemplaar gekregen van Abrahamsens Kronyk-register van de voornaamste kerkelyke, en wereldlyke geschiedenissen; van den beginne des werelds. Een eerste druk is niet in de STCN opgenomen.Ga naar voetnoot31 De tweede uitgave, met in de titel de toevoeging tot het jaar 1713, verscheen in Middelburg bij druk- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ker Willeboord Eling. Daarna volgden van dit boekje verschillende edities, met als laatste voor 1800, de achtste van 1790.Ga naar voetnoot32 De kroniek van Abrahamsen is opgebouwd als register. Het werkje begint met de schepping, met de jaartallen in het paradijs en rekent dan tot het jaar van ‘Christi geboorte’. Gaandeweg neemt de auteur ook wereldlijke gebeurtenissen en feiten op. Latere uitgaven van Abrahamsens Kronyk-register bevat nog een andere kroniek, de Korte en beknopte chronyk, van de opkomst der zes stemmende steden van Zeeland, een werkje dat historisch enkele interessante wetenswaardigheden biedt. De leerlingen van de school in Groede zullen een exemplaar hebben ontvangen van de tweede, derde of vierde uitgave van Abrahamsens Kronyk-register. Daarmee hebben ze in ieder geval een Zeeuwse uitgave gekregen: zowel de uitgever als de drukker kwamen uit het gewest waar Staats-Vlaanderen het nauwst mee verbonden was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.6. Sions Aleluja, Sions Alelujah, Sions HalelujahMet ‘Sions Aleluja’ in drie variaties verwijst de schoolmeester naar een ander werk van Isaak Abrahamsen, dat aan vier leerlingen werd geschonken. Het betreft hier Abrahamsens Zions halelujah! Uytgegalmt in III. deelen, een bundel eigen geestelijke liederen in drie afdelingen met eigen titels, in octavo verschenen.Ga naar voetnoot33 Die voorrede is gedateerd 1 mei 1706, zodat we er wel van mogen uitgaan dat Abrahamsens Zions Hallelujah niet veel later voor het eerst is verschenen.Ga naar voetnoot34 Het eerste deel - dat weer in drie subdelen verdeeld is - bevat ‘eenige Gezangen des Hoog-lied Salomons’, vervolgens ‘lof-tuytingen en eerzangen aan Koning Jesus’ en ten slotte ‘de gezangen van Jesus Vernederinge en Verhooginge’. Het tweede hoofddeel draagt als titel ‘Des Heeren Gods handelingen omtrent syne lievelingen, van het Begin tot het Eynde; waarin voorkomen, soo wel de Klaag- als de Triumph-liedern, veroorsaakt door haar verscheyden gestaltens’. Het derde hoofddeel bestaat uit ‘eenige Geestelyke Uytspanningen op voorvallende Gelegenheden’. In de voorrede van de bundel, de ‘opdragt aan alle zang-lievende Zioniten; maar byzonder aan des Heeren lievelingen binnen Vlissingen’, zet de ziekentrooster het doel van zijn zangbundel uiteen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De teksten zijn vrome liederen en Abrahamsen zegt uitdrukkelijk dat geestelijke liederen met eerbied en ingetogen, zonder gelach en geschreeuw, gezongen moeten worden. Voor veel liederen heeft hij de melodie van een psalm gebruikt. Lied VI bijvoorbeeld (dat de tekst van het zesde hoofdstuk van het Hooglied nauwgezet volgt) kan gezongen worden op de wijs van Psalm 146. In dit geval kon de tekst ook op de melodie van ‘Roosemond die lag gedoken’ ten gehore worden gebracht, sinds het midden van de zeventiende eeuw een bekende melodie. De database van het Meertensinstituut noemt niet minder dan 175 liederen die op deze wijs gezongen werden, overigens staat daarbij de tekst van Abrahamsen niet vermeld. Wel de eerder genoemde dichter Mayvogel en eveneens de hierna te bespreken Hendrik Uilenbroek. Hoe dan ook, met deze zangbundel heeft de kerkenraad een mooie bundel voor de jeugd gekozen, met bekende melodieën, van een Zeeuwse auteur. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.7. Adriaan van LooMet Adriaan van Loo zal de schoolmeester Adriaan van Loo bedoeld hebben, de samensteller van de zangbundel Geestelyke Gesangen, opgemaekt door eenige godvruchtige sangers en sangeressen. Het bundeltje verscheen waarschijnlijk voor het eerst in Hoorn in 1691.Ga naar voetnoot35 In 1706 kwam een vermeerderde uitgave bij verschillende drukkers in verschillende plaatsen op de markt, kennelijk om de kosten te drukken. Zoals uit het voorbericht blijkt was Van Loo gericht op een bundel die voor een breed publiek bereikbaar was.Ga naar voetnoot36 In zijn voorrede ‘aan de sangers en sangeressen’, waarin Van Loo het stichtelijk zingen propageert en zijn bundel met de selectie van de opgenomen gezangen verantwoordt, merkt hij op ‘ik heb’ er geen van my eygen bijgedaen’. Inderdaad bestaat zijn bundel uitsluitend uit liederen van anderen, op een klein kwatrijntje aan het slot na, dat bevestigt dat Van Loo terecht zijn werk buitensloot. In het tweede deel, althans in de uitgave van 1706 toegevoegd (vanaf blz. 120 tot blz. 150), worden geen auteurs genoemd. Het goedkope octavoboekje moet gezien de diversiteit aan drukken populair geweest zijn tot diep in de achttiende eeuw. Het lijkt een goede en praktische keus te zijn geweest om aan de oudste leerlingen van de lagere school in Groede mee te geven.Ga naar voetnoot37 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.8. UijlenbroekAan drie leerlingen werd in Groede een boekje gegeven dat op de lijst van de schoolmeester aangeduid staat als ‘Uijlenbroek’. Het betreft zonder twijfel de liedbundel Christelyke Gezangen van Hendrik Uylenbroek (SOTN, 97). Uylenbroek was in de Amsterdamse kerkelijke gemeente ziekenbezoeker. Hij bewerkte ook het avondmaalsboekje Een wel-bereydt disch-genoodt, aan de taaffel des Heeren (Amsterdam: J. van Someren, 1656). Bij dezelfde uitgever verscheen van zijn hand een (tweede uitgave van een) gebedenboekje: Eenighe H. aandachten, en ghebeeden (Amsterdam 1659). Uylenbroeks liedbundel telt inclusief de bladwijzer 152 pagina's. Het voorbericht is gedateerd op 5 juli 1666. De samensteller heeft zijn bundel voortdurend uitgebreid en verbeterd. Behalve liederen van hemzelf zijn er verschillende van anderen opgenomen. Het grootste deel van de liederen kunnen gezongen worden op psalmmelodieën. Uylenbroek verdedigt het zingen van stichtelijke liederen met een veelheid van bijbelteksten en met een beroep op Augustinus, Chrysosthomus en Bernardus van Clairvaux. In Uylenbroeks bundel vinden we een berijmde vertaling van het aan Bernard van Clairvaux toegeschreven ‘Jesu dulcis memoria’, onder de titel ‘Geestelyk Vreugden-liedt, Des Oudt-Vaders Bernardi, Over den name Jesu’ (Groenendijk 1977: 31). Uylenbroeks liederen betreffen in het algemeen het geloofsleven, maar er zijn ook liederen over de schepping, het landschap en de zee. Zo is er een ‘Geestelyk May-liedt’ over het voorjaar en een ‘Geestelijk Winterliedt’. Behalve deze teksten vallen gedichten op over de toestand van land en kerk, bijvoorbeelde de ‘Klachten en Gebeden tot Godt onder de Pest-roede’, ‘Nederlandts Gebeden tot Godt over den Oorlogh met Engelandt’, ‘Nederlands Klacht en Plicht in hare nederlage en tegenspoeden, 1665’, ‘De klagende Kerk, als een bedroefde Moeder, treurende over hare zwarigheden’, ‘Klachten, Gebeden, en Vertroostingen der Kerke, in deze laatste dagen’, zelfs ‘Der Christenen hertelijke Wens en Bede, om de langverwachte bekeeringe der Joden’. Uylenbroeks Geestelyke Gezangen was bedoeld om te gebruiken in conventikels, bijeenkomsten van gelovigen, om met gezang en overdenkingen elkaar te stichten. Op grond van de teksten en Uylenbroeks relaties wordt hij tot de Nadere Reformatie gerekend. De vele uitgaven duiden op een bundel die ruim verspreid was. In Groede zal het een niet ter discussie staande keus geweest zijn om aan de leerlingen te geven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.9. Duifjen en WillemijntjeMet ‘Duifjen en Willemijntje’ kan de schoolmeester geen ander boek aanduiden dan een bewerking van Duyfkens ende Willemynkens pelgrimage tot haren beminden binnen Ierusalem, haerlieder Teghenspoet, belet ende eynde, met sin-spelende beelden vvtghegheven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door Boetivs a Bolswert (circa 1580-1633) in 1638 verschenen bij de Antwerpse drukker en uitgever Hendrick Aertssens (1615-1654). Het boek - tot in de achttiende eeuw in de Republiek herdrukt door Gysbert de Groot en J. Kannewet - beschrijft de pelgrimstocht van twee zussen, de deugdzame Duyfken en de minder aan de juiste levenswandel toegewijde Willemynken. Beiden zijn ze geroepen door de Bruidegom naar Jeruzalem te gaan. In die Bruidegom herkennen we, overeenkomstig de metaforiek van het Hooglied, Christus. In 37 kapittels wordt een allegorische levensreis beschreven en afgebeeld in door de auteur zelf vervaardigde voorstellingen. Na elk hoofdstuk volgt een ‘gheestelijcke vvyt-legginghe’, een dialoog tussen een onderzoeker en een ‘verclaerder’. Porteman & Smits-Veldt (2008: 487) merken bij dit ‘uiterst merkwaardig religieus meisjesboek’ op, dat wegens de door de schrijver zelf gemaakte illustraties het boek zich als het eerste stripverhaal manifesteert of ‘zelfs de eerste amoureuze beeldroman in de Nederlandse literatuur, maar dan een van geestelijke allooi’. De pelgrimage in dit werk is geïnspireerd door het katholicisme. Er is ook in de bewerkingen sprake van biecht, van doodzonde en het doen van goede werken (Ruysch 1910: blz. 37). Ondanks de katholieke afkomst werd het werk in brede kring gewaardeerd. Volgens Ruysch, die de tekst in 1910 uitgaf, viel er aan het boekje niet veel te ‘verprotestantschen’: Het was te weinig in het oog springend Katholiek, dan dat een dergelijke bewerking noodig ware geweest. Elk geloovig Protestant kon immers (en kan nog) deze eenvoudige pelgrimsgeschiedenis lezen (...) eenvoudig omdat ze algemeen menschelijk en algemeen christelijk is. (...) Het was alleen de geestelijke uitlegging die hiervoor een Roomsche verklaring gaf. (...) Zullen we de lezers vooral niet in piëtische kringen te zoeken hebben? (Ruysch 1910: 94) Ondanks het oordeel van Ruysch is het toch intrigerend dat op een gereformeerde school dit werkje inclusief de katholieke uitlegging als prijsboek is gegeven. Bovendien valt op dat dit werk aan vier leerlingen is geschonken, onder wie slechts één meisje. Kennelijk was het helemaal geen echt meisjesboek. In verband met de lijst als geheel moet wel het motief van de pelgrimsreis opgemerkt worden. De uitgaven die geschonken kunnen zijn, leiden ons weer naar de Amsterdamse uitgever J. Kannewet. Bij hem verschenen van dit verhaal verschillen uitgaven in duodecima. Er zijn nog andere edities, maar Kannewets uitgaven komen wat tijd betreft het meest in aanmerking.Ga naar voetnoot38 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.10. Lusthof des GemoedsMet de Lusthof des Gemoeds zal op de lijst een van de populairste boeken van de zeventiende eeuw bedoeld zijn, te weten de Lusthof des gemoets inhoudende verscheijden geestelicke oeffeningen met noch twe collatien der wandele ziele. Het werkje van de hand van Jan Philipsz Schabaelje verscheen voor het eerst in 1635. Over Schabaelje (1592-1656) en zijn werk zijn we, dankzij de studies van P. Visser, goed ingelicht.Ga naar voetnoot39 Hij laat zien dat Schabaeljes werk bijzondere interesse vertoont voor ‘het ondogmatische mystiek-spiritualisme en de bijbelse emblematiek’ (Visser 2009: 105). De Lusthof des gemoets bestaat uit twee delen. Het eerste deel vormt een traktaat waarin de weg wordt beschreven naar het ware geloof. Dat geloof is gevrijwaard van menselijke dogma's en kerkelijke rituelen. De titel van Schabaeljes werk Lusthof des gemoets wijst op deze handleiding voor de levensweg om door de mens de hoogste te bereiken. Na dit eerste deel volgt een veel omvangrijker zelfstandig gedeelte, namelijk de Collatien der wandelende ziele. In de vorm van dialogen, zogenaamde collaties, komt de ‘wandelende ziel’ als een leerling tot hoger inzicht.Ga naar voetnoot40 Deze leerling, de ziel, wordt gepersonifieerd als een pelgrim die de geestelijke zoektocht aflegt. In verschillende collaties, afhankelijk van de edities, spreekt de ziel met Adam, Noach en Simeon Cleophas, de zoon van een van de Emmaüsgangers. In deze samenspraken komt de bijbelse geschiedenis aan bod. De pelgrim maakt een tocht die moet uitmonden in afkeer van het aardse en ‘toekeeringe’ naar het hemelse om langs die weg de eeuwige wijsheid en rust te vinden. Dankzij de dialoogvorm worden ondertussen de bijbelverhalen op een toegankelijke manier verteld. De Lusthof des gemoets werd geschreven door een doper en vond in eerste instantie in een dopers milieu zijn weg. Het pelgrimsthema paste daar goed bij (Visser 2009: 108). Het leven van een christen laat zich goed vergelijken met een onzekere tocht van een pelgrim die overgeleverd is aan zijn geweten en Gods raad en onderweg allerlei verleidingen moet weerstaan en tegenslagen moet doorstaan. Nu laat de uitvoerige drukgeschiedenis van dit populaire werk ook zien dat het werd ‘stukgelezen in de andere kerkelijke stromingen’ dan de doopsgezinde richting (Visser 2009: 109). De leerlingen van de lagere school van Groede zullen vermoedelijk een uitgave uit de vroege achttiende eeuw gekregen hebben. Schabaeljes werk werd in 1724 in Amsterdam bij de Weduwe van Barent Visscher uitgegeven met etsen van Jan Luyken in een octavo-editie, maar die betrekkelijk dure uitgave zal vermoedelijk niet als prijsboek zijn uitgereikt. Eerder valt te denken aan een duodecimo-uitgave. Visser (2009: 279) telt tussen 1724 en 1737 (het laatste jaar dat de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schoolmeester in Groede boeken uitreikt) niet minder dan acht uitgaven. De laatste uitgave uit deze jaren in de STCN (niet bij Visser) is: Lust-hof des gemoets, inhoudende verscheide geestelijcke oeffeningen, op naam van J.P.S., een duodecimouitgave van de erven van de weduwe van Gysbert de Groot uit 1729.Ga naar voetnoot41 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.11. Maagde Klagtje en Klagende MaagdHet Maagde Klagtje van de schoolmeester stelt ons bij het zoeken naar een prijsboek voor een probleem. Wijst de aanduiding van dit boekje op de uitgave van Klagende Maagden die de kerkenraad het daaropvolgende jaar uitreikt? Is die notatie in 1736 enigszins gemakszuchtig gedaan waar we geen onderscheidende editie achter moeten zoeken? Het is echter ook mogelijk dat hier twee verschillende uitgaven bedoeld zijn. In dat geval leidt de aanduiding Maagde Klagtje ons naar Maagde-klaght, over een ionkman. Dat is een lied van twee pagina's gebonden in een ‘verzameling volksen straatliedjes’ van 900 bladzijden.Ga naar voetnoot42 Zo'n blad zal in Groede echter niet gegeven zijn. Ook inhoudelijk past een liedje waarin een verlaten meisje klaagt over haar vrijer niet op de lijst van prijsboeken die de kerkenraad uitreikte. We zullen daarom ook hier wel aan Klagende Maeghden moeten denken. Met de omschrijving ‘Klagende Maagd’ in de lijst prijsboeken zal bedoeld zijn de bundel van Jacob Cats, Klagende Maeghden en Raet voor de selve waarvan een eerste uitgave verscheen in 1634. In deze liedbundel zijn veel van Cats' liederen verzameld. De bundeling vond plaats op verzoek van enkele Haagse juffers die graag de nieuwste Franse airs zongen maar zich ergerden aan de zinnelijke teksten. De bedoeling van de liederen is om de stommiteiten van verliefde jongeren in huwelijkszaken te tonen en deze voortaan helpen te voorkomen, bij de zangers en de luisteraars vermoedelijk. In het openingsgedicht legt de Rede uit hoeveel leed had kunnen worden vermeden als jongelieden naar hun verstand in plaats van naar hun erotische driften zouden hebben geluisterd. Op de titelprent zien we maagden en vrijers knielen voor de troon van de Rede. Ze zijn geraakt door de pijlen van Amor, hetzij in hun oog, oor, hart of in hun maagdenkransje. In de liederen vertellen zij van hun ongeluk. Een van de liederen, ‘Floride soo het wesen mag’, was een tophit die in tientallen liederen van anderen als wijsaanduiding wordt aangehaald. Evenzo ‘Schoon bloemgewas’. Ook de klaagliederen van Dina en de dochter van Jephta waren populair. In de Bijbel vond Cats nog meer klagende maagden: behalve Dina en de dochter van Jephta onder anderen Tamar, Susanna, Abisagh van Sunem en de vijf dwaze maagden uit de parabel van de olielampen. Dina en Tamar zijn verkracht, Susanna is vals beschuldigd, de dochter van Jephta wordt letterlijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geofferd, Abisagh moet met een impotente koning trouwen en de dwaze maagden missen een bruiloftsfeest. Cats' liederen vonden gretig aftrek en de Klagende Maeghden hebben talrijke herdrukken beleefd. Een aantal van de liederen zijn nog in het midden van de achttiende eeuw als wijsaanduidingen aangehaald. Uit de bundel is in 2008 een selectie verschenen, compleet met muzieknotatie, waarop ook een cd-opname gebaseerd is. Stronks (2009: 186) heeft naar aanleiding van deze selectie de vraag gesteld of deze bloemlezing wel representatief is voor de bundel als geheel. Haar vragen naar de aard van de ‘wat bonte verzameling’ (Porteman & Smits-Veldt) is relevant als antwoord op de vraag waarom dit werkje in Groede als prijsboek werd geschonken (Stronks 2009: 186). Uit de selectie van Grijp zou men gemakkelijk de conclusie kunnen trekken dat de Klagende Maeghden vooral mooie liederen zijn met erotische aspecten, zij het als morele waarschuwing. Het liedbundeltje als geheel heeft echter vooral een stichtelijk karakter. Dat wettigde de keuze. De leerlingen in Groede zullen een exemplaar gekregen hebben in het kleine duodecima oblongformaat. In 1729 en 1733 verschenen uitgaven bi de ‘Erven van de wed. Gijsbert de Groot’, boekverkoper op de Amsterdamse Nieuwendijk.Ga naar voetnoot43 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.12. Groot HarpjeEr bestaan talloze uitgaven van geestelijke liedteksten of psalmen met in de titel woorden als ‘lier’ en ‘harp. ‘Groot Harpje’, waarmee de schoolmeester een liedbundeltje aanduidt dat de kerkenraad niet minder dan zes keer aan een leerling heeft gegeven, sluit met die titelaanduiding bij een traditie aan. Het betreft in dit geval een uitgave van een uiterst klein bundeltje in 16o-formaat, dat op zichzelf een vervolg is op (of pedant is van) een eerder verschenen gezangboekje. In 1695 verscheen bij Cornelis Lootsman Het nieuwe kleyn harpje inhoudende veele schriftuurlijcke liedekens, en bruylofs-gesangen, dat gelet op de titel mogelijk teruggaat op een ouder ‘harpje.Ga naar voetnoot44 In 1706 verscheen hiervan een heruitgave in Rotterdam.Ga naar voetnoot45 De liedbundels die nu min of meer tegelijkertijd beginnen te verschijnen onder de titel ‘klein harpje’ en ‘groot harpje’ hebben in het laatste geval in de titel vaak woorden als ‘nieuwe vermeerderde groote harpje’. Zowel het kleine als het grote ‘Harpje’ blijven in het sedicimo-oblong-formaat verschijnen, terwijl na verloop van tijd bij het ‘grote harpje’ ‘vermeerderde’ uit de titel verdwijnt. Het boekje kent geen voor- of slotwoord, en evenmin andere bijzondere informatie. In Groede kan geschonken zijn Het nieuw groot harpje, inhoudende veele schriftuurlyke liedekens ende bruilofts gezangen.Ga naar voetnoot46 De beide geraadpleegde exemplaren bevatten op 157 dichtbedrukte bladzijden allemaal geestelijke liederen, zoals de titelaan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
duiding ook doet verwachten, met af en toe een wereldlijke tekst als melodieaanwijzing. Curieus is een lang lied op een meisje van zeventien jaar te Antwerpen, dat gevangen genomen wordt om haar geloof. Het ‘harpje’ begint met een ‘Morgenzang’, waarna een geestelijk ‘liedeken’ volgt, en zo verder. Het is pover rijmwerk dat technisch en syntactisch aan de psalmberijming van Datheen doet denken. Vergelijk hiervoor een ‘Avond-gezang’, dat men zou kunnen zingen, volgens de stemaanduiding, op het Wilhelmus. De liedbundel ‘Groot Harpje’ is in de keuze van de liederen qua geestelijke signatuur bepaald ‘lichter’ dan de geestelijke liederen van Van Loo en zeker Uylenbroek. Hoewel deze zangbundel past in de lijst van geschonken prijsboeken in Groede, voegt ze door dat lichtere karkater er inhoudelijk een aspect aan toe: het is minder piëtistisch dan veel andere werken. En omdat het boekje relatief vaak gegeven is, zegt het wellicht ook iets over de keuze van de boeken, die inhoudelijk niet eenzijdig of dogmatisch is geweest. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.13. Geuse LiedboekMet de aanduiding ‘Geuse Liedboek’ kan de onderwijzer niet veel anders bedoeld hebben dan het beroemde boekje met geuzenliederen, in oorsprong verschenen in de tweede helft van de zestiende eeuw. Het oudst bekende exemplaar wordt gedateerd op 1581 en verscheen in Delft bij A. Hendricksz. Een nieu geusen lieden boecxken, waerinne begrepen is, den gantschen handel der Nederlantscher gheschiedenissen.Ga naar voetnoot47 De bundel is met allerlei uitbreidingen en veranderingen verschenen tot het einde van de zeventiende eeuw. De voorlaatste in de lange reeks van uitgaven kwam in Utrecht in 1683 bij Jurriaen van Poolsum van de pers, de laatste is in 1687 verschenen bij Symon Onder de Linde te Dordrecht.Ga naar voetnoot48 In theorie zou aan de leerlingen van Groede zo'n oude uitgave van het befaamde Geuzenliedboek uitgereikt kunnen zijn. Zo'n oude uitgave lag echter weinig voor de hand. Daarom valt ook te denken aan een latere uitgave, bijvoorbeeld aan een aangepast geuzenliedboek uit het begin van de achttiende eeuw. Kuiper (1925, 2e dl.: 383) noemt drie voorbeelden van latere boekjes, ‘die wel van groote vaderlandsliefde en Oranjegezindheid blijk geven, maar toch geen eigenlijke Geuzenliedboeken zijn’. Een van die werken die ook wat het jaar van uitgave betreft in aanmerking zou komen als prijsboek is het volgende, waarvan twee exemplaren in de STCN bekend zijn: Triomf van Nederlandt, of Vervolg op het eerste tweede en derde deel van het Geuse liedboek, een uitgave in octavo van Cornelis van Zanten in 's-Gravenhage uit 1734, met een titelblad dat sterk lijkt op dat van de oude Geuzenliedboeken. Dit werkje begint met een forse tekst van Dirk Ravestein onder het eerste deel van de algemene titel van het boek, Triomf van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederland, en bevat vooral liederen over de oorlogssituatie van 1672 tot 1710.Ga naar voetnoot49 Wat mogelijk tegen deze uitgave als prijsboek pleit, is het feit dat de gedichten ‘behalve één schimplied op de Roomsche kerk’ de Spaanse successieoorlog betreffen. Of vond de kerkenraad dit wel een goed argument? Er is nog een andere uitgave uit de achttiende eeuw die perspectief biedt: Het nieuwe Bosche geuse lied-boeck, anders genaamt, Oranjens triumph-liedekens, waarvan de laatste druk verscheen bij de Amsterdammer Joannes Kannewet in 1752. Hiervan bevindt zich een oude uitgave uit het laatste kwart van de zeventiende eeuw in de British Library (Londen). Door een geuzenliedboek aan de leerlingen te geven, heeft de kerkenraad zich in ieder geval niet beperkt tot stichtelijke verhalen en zangbundels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.14. Een BrieffMet zijn notatie ‘een brieff’ plaatst de schoolmeester ons voor een probleem. Te denken valt hier uiteraard aan een van de brieven van Paulus. Bijvoorbeeld een uitgave als die van de theoloog Willem Deurhoff: Geloove, hoope, en liefde der christenen, vertoond in den tweeden brief van den heiligen apostel Simeon Petrus. (Amsterdam, N. ten Hoorn, 1713).Ga naar voetnoot50 Het lijkt ons echter meer voor de hand te liggen dat er in Groede een boekje is gegeven, waarvan de tekst de vorm van een brief heeft en ‘een brief’ onderdeel van de titel uitmaakt. Daarvan zijn echter talloze publicaties, zodat elke poging om het werkje te identificeren een gissing blijft. Toch willen we een suggestie doen. Zo zou bijvoorbeeld de aanduiding ‘een brieff’ betrekking kunnen hebben op een uitgave van ds. Jacobus Koelman: De natuur en gronden des geloofs, by wege van een brief, ingerigt ter vast-stelling van de staat der genen, die Christus in geloof omhelsen. Van dit kleine boekje in 12o-formaat verscheen een tweede uitgave in 1724 en een derde in 1732 die beide in aanmerking zouden komen.Ga naar voetnoot51 Jacobus Koelman (1632-1695) was in Zeeland en met name in het land van Cadzand goed bekend. Na zijn studie theologie aan de universiteit van Utrecht was hij eerst werkzaam als predikant van de Nederlandse ambassade van Denemarken, daarna (vanaf 1650) werkte hij in Brussel en in 1662 kwam hij als predikant in Sluis, waar hij tot 1674 bleef. Sluis was een belangrijke standplaats waar Koelman in de personen van Johannes van Dorth (1638-1653) en Jodocus van Lodesteyn (1649-1652) illustere voorgangers had. Koelman is als vertegenwoordiger van de Nadere Reformatie zeer belangrijk. Hij introduceerde de term als vertaling van ‘Second Reformation’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 1664 raakte Koelman in Sluis in de problemen. Koelman kreeg van de Haagse overheid een preekverbond en de Staten van Zeeland besloten hem uit de provincie te verbannen (1675). Ook daarna ondervond Koelman van overheidswege elders veel kritiek. Koelman had een grote naam en veel invloed, mede door talloze publicaties en vertalingen van Engelse theologische teksten. Om terug te keren tot de lijst van prijsboeken: de daarop vermelde ‘brieff’ zou dus van Koelman kunnen zijn. Koelmans naam is immers zonder nadere titelaanduiding ook op de lijst van Groede aanwezig. Ook dat schept een probleem: onder de tientallen publicaties van Koelman zijn er weinig die voor de leerlingen ‘geschikt’ zijn, al is veel mogelijk, zeker als men Koelmans vele vertalingen in de beschouwing betrekt.Ga naar voetnoot52 Desalniettemin opteren we in de gevallen dat Du Flo ‘een brieff’ noteerde en ‘Jacobus Koelman’ voor het genoemde werk in een uitgave uit de eerste decennia van de achttiende eeuw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.15. DuijmtjeWat kan de schoolmeester van Groede met ‘Duijmtje’ bedoeld hebben? Een aanknopingspunt zou het werk van de Amsterdamse toneelspelers, schrijvers en drukkers Frederik en Izaak Duym kunnen zijn. Fredrik Duym of Duim (Amsterdam, 1674 - circa 1751/54) was toneelspeler en schrijver. Van deze Duym zijn veel toneelstukken bekend. In zijn eerste stuk De gemartelde deugd binnen Thorn (1728) pleit hij voor godsdienstvrijheid. Andere toneelwerken van hem vallen buiten de relevante periode. Verder schreef hij vreugdezangen en herdenkingsgedichten. Izaak Duim (Duym) was een drukker en uitgever in Amsterdam. Ook van deze Izaak Duim (Duym) is vooral toneelwerk bekend. We hebben slechts enkele boeken gevonden die binnen de aard van de lijst van Groede passen. Het betreft hier de uitgave Tydkorting der jeugd, gevonden in verschyde minne-zangen, die in twee delen bij Fredrik Duym verscheen.Ga naar voetnoot53 Er is een sterk argument tegen deze uitgave als prijsboek: het zijn minnezangen, bepaald geen stichtelijke verzen. Het zijn liederen over Filis, Roozemond en Cloris en hoewel de bundel zich uitdrukkelijk op een jong lezerspubliek richt, kunnen we ons niet goed voorstellen dat zij is uitgereikt. Een uitgave van Duym die daarvoor meer in aanmerking komt is de Christelyke zeden spiegel, ontdekkende de geboorte, leerredenen [..] van onzen gezegenden heilandt [...] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jesus Christus is slechts bekend in een editie van 1742, na de relevante periode.Ga naar voetnoot54 Dan rest niet veel anders dan de mogelijkheid dat in Groede met ‘Duimtje’een heel ander boek bedoeld is. Zo zou in aanmerking kunnen komen de Stichtelyke gezangen, behelzende de kennisse Gods, geschreven door Willem Deurhoff (1650-1717) en voorzien van muzieknotatie, uitgegeven door Pieter van Zanten, maar waarvan het colofon vermeldt dat het gedrukt is door F. Duym in 1713.Ga naar voetnoot55 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.16. Een Beelde BoekjeMet de aantekening dat enkele leerlingen ‘een beelde boekje’ hebben gekregen, hebben we slechts een bescheiden aanknopingspunt gekregen. Welke boekje kan hier achter schuil gaan? Zou ‘een beelde boekje’ in verband te brengen zijn met een uitgave waarin aan de hand van afbeeldingen de weg tot een deugdzaam leven wordt gepresenteerd, kortom een stichtelijke werkje met emblemen? Nu is het gebruik van afbeeldingen in stichtelijke boeken, in het bijzonder in gereformeerde kringen, bepaald niet evident (Stronks 2009). Toch denken we dat de omschrijving wijst op een prijsboek dat gekenmerkt wordt door veel afbeeldingen. Daarvoor komt dan vooral in aanmerking De kleine print-bybel. De eerste uitgave dateert uit 1720 en werd door de Amsterdamse boekverkoper J. Pauli op de markt gebracht. Het werkje was in oorsprong een Duitse ‘kinderbijbel’ samengesteld door M. Mattsperger.Ga naar voetnoot56 Voor Nederland werd het bewerkt door de Amsterdamse predikant Gerard Puppius Hondius (1666-1740) onder de titel De kleine Print-Bybel. Waar in door verscheide af-beeldingen een meenigte van Bybelsche spreuken verklaart worden. Tot vermaak der Jeugd, en om te leeren elke zaak naauwkeurig af te schetzen, en by haaren regten naam te noemen; ook de spreuken der H. Schrift by na zonder moeite in het geheugen te brengen. Uit de Hoogduitsche in de Hollandsche taal overgezet.Ga naar voetnoot57 Het bijzondere van deze uitgave is dat de 150 gravures een rebus vormen. In raadsels wordt de bijbelse geschiedenis verteld. Achterin het boekje is een sleutel opgenomen, waarin de Bijbelteksten zijn opgenomen. Zelfs de letters zijn als ‘beeld’ gepresenteerd, onder het motto ‘Gelyk de Natuur met beelden heeft begonnen, zo hebben de beelden naderhand de letteren geteelt’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er is een sterk argument op grond waarvan dit print-bybeltje als prijsboek in Groede kan uitgereikt zijn: in Colijnsplaat wordt als prijsboek voor 1753 vermeld: ‘Printbijbeltje in octavo’.Ga naar voetnoot58 Maar ook verder is zo'n werkje inhoudelijk en wat de vorm betreft een voor de hand liggende keus geweest. Voor de kerkenraad is het rebuskarakter met de stichtelijke afbeeldingen geen enkel bezwaar geweest. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.17. 'T Heijlig AvondmaalEr zijn talloze uitgaven met ‘heilig avondmaal’ in de titel. Waarschijnlijk lijkt hier de aanduiding zonder nadere toelichting te wijzen op een van de populairste boeken uit de Republiek. We denken dan ook dat enkele leerlingen in Groede een exemplaar kregen van 't Rechte gebruyck van des Heeren H. avondtmaal, zoals de titelbeschrijving van de eerste editie luidt. Deze verscheen in 1670 in Amsterdam bij boekhandelaar Marcus Willemsz Doornick. In Bos & Den Hollander (red.) (2007), een ‘Short-Title Catalogue’ van alle edities tot 1800 zijn 101 uitgaven beschreven. Het Rechte gebruyck telt verschillende onderdelen van een groot aantal schrijvers en de uitgave verandert in de loop van bijna anderhalve eeuw van samenstelling. In de meeste edities zijn afbeeldingen opgenomen. Op 't Hof (2007) onderscheidt niet minder dan 69 elementen die wel op een of andere plaats in de edities voorkomen: gedichten, gebeden, meditaties, het avondmaalsformulier, klachten en zuchten, samenspraken en tractaatjes, psalmen en lofzangen en nog enkele bijzondere teksten. Voor Op't Hof (2007: 145) is er geen twijfel mogelijk: alle onderdelen zijn ‘voluit gereformeerd van aard’ en in meer of mindere mate vertonen de diverse teksten een piëtistisch karakter. De stelling van Op 't Hof over de ‘aard en ligging’ van dit avondmaalboekje kan gerelativeerd worden door het (door hem zelf aangedragen) feit dat enkele uitgevers niet tot de gereformeerde kerk behoorden.Ga naar voetnoot59 Op 't Hof concludeert hieruit dat het avondmaalsboekje zowel in doopsgezinde als in lutherse kringen werd gelezen en gewaardeerd. Van de 323 pagina's, die de eerste uitgave telde, zijn er 182 van Franse oorsprong. In grote lijnen putte de samensteller uit twee hoofdbronnen: (a) een vertaling van een boek van Charles Drelincourt, de Gebeden ende meditatien om sich te bereyden tot 't Heylige Avondtmael en een vertaling van een verzamelwerk van verschillende Franse predikanten, de Schatkamer van gebeden, overdenckingen, en danckseggingen over 't heyligh Avontmael. Avondmaalsboekjes werden geregeld gebruikt als geschenk bij het doen van belijdenis of ter voorbereiding van de belijdenis. Onder de onderzochte exemplaren bevinden zich geen prijsboeken voor leerlingen van gewone scholen.Ga naar voetnoot60 We veronderstellen dat in Groede betrekkelijk recente uitgaven aan de leerlin- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen gegeven zijn.Ga naar voetnoot61 Daarmee gaf de kerkenraad de leerlingen van de school een geschenk met een traditie, praktisch en stichtelijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.18. Spaanse TyrannijDeze titel verwijst naar een heruitgave van Spieghel der ievght, ofte Korte kronijck der Nederlantsche geschiedenissen. / By Een ware lief-hebber des vaderlandts, in 1614 verschenen.Ga naar voetnoot62 In 1618 verscheen in Middelburg een vierde editie met een enigszins gewijzigde titel: Spiegel der ievcht, ofte Korte cronijcke der Nederlantsche geschiedenissen. In de welcke naectelijck verhaelt [...] worden, de voornaemste tyrannien [...] die door het beleyt [...] van Hispangien [...] bedreven zijn. / By Een liefhebber des vaderlants.Ga naar voetnoot63 Na verloop van tijd werd dit werk gepubliceerd onder de titel Spiegel der jeught, ofte Spaense tyrannye, gepleegt in dese Nederlanden. / By Een lief-hebber des vaderlants, aldus de uitgave van 1687 die in Dordrecht bij Simon Onder de Linde verscheen.Ga naar voetnoot64 Mogelijk is de verschijning van een ‘Nieuwe Spiegel der Jeugd’ over de Franse tirannie, die reeds twee jaar na het rampjaar 1672 verscheen de reden dat de titel van het eerder genoemde werkje over de Spaanse tirannie werd aangepast. Het is immers opvallend dat hiervan de uitgaven voor 1672 de lange ‘oude titel’ hebben, terwijl de titel van de edities van na 1672 gemodelleerd lijken naar de Nieuwe Spiegel der Jeugd, Of Franse Tiranny, het meest gelezen schoolboek voor vaderlandse geschiedenis uit de achttiende eeuw, aldus Buijnsters (1989: 183).Ga naar voetnoot65 Met de Spiegel der jeught, ofte Spaense tyrannye kregen enkele leerlingen een boek over een ingrijpende fase uit de geschiedenis van de Republiek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.19. France TijranijMet France Tijranij verwijst de schoolmeester naar het schoolboekje over de Fransen en hun aanval in 1672 en 1673 op de republiek.Ga naar voetnoot66 Het concept van het werkje is afgekeken van de oudere Spiegel der Jeught of Spaanse Tiranny uit 1614. (Later kwam er concurrentie van de Engelsche Tieranny uit 1781.) Steeds is de for- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mule een samenspraak tussen vader en zoon over de gruweldaden van de vijand, in dit geval de Fransen. De vader wil de gebeurtenissen in het geheugen van zijn zoon prenten, maar schrikt van zijn eigen verhaal. De jongen smeekt hem echter telkens om meer te mogen horen. Het relaas wordt ondersteund door een reeks realistische houtsneden. Deze historische boekjes moeten een grote populariteit gehad hebben tot in de negentiende eeuw. Buijnsters meldt dat de onderwijzer B.L. van Albada (geboren 1795) vertelt hoe zijn moeder hem als kind ‘de Fransche tiranny’ ter lezing had gegeven.Ga naar voetnoot67 Ook met dit prijsboek beperkte de kerkenraad zich niet tot godsdienstige werken, pelgrimsverhalen, en zangbundels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.20. Van DortVan de Zeeuwse predikant Johannes van Dorth (1627-1692) hebben we meer informatie op de lijst. De schoolmeester schrijft behalve de naam van de schrijver, een keer ‘vraagboek’ en zelfs ‘Van Dorts Zalgheijt’. Verschillende leerlingen van de school in Groede zullen daarom een exemplaar gekregen hebben van de Huysselijke onderwijsinge in de christelijke religie, ofte Eenvoudige verklaringe over het kleyn vrage-boeksken, genaamd den weg ter zaligheyd, waarvan in 1728 bij boekhandelaar J. Willemsen in Middelburg een negende druk verscheen in een octavoboekje.Ga naar voetnoot68 Van Dorth schreef ook een avondmaalsboekje Bruylofts-kleet of eenvoudige onderwijsinge om godvruchtiglijck te gebruycken het heylige avontmael, met vragen en antwoorden, dat circa 1700 nog verscheen bij Marinus Smijtegelt in Goes.Ga naar voetnoot69 Het eerder genoemde vragenboekje van Van Dorth is een gecombineerde uitgave: Huysselijke onderwijsinge in de christelijke religie ofte Eenvoudige verklaringe over het kleyn vrage-boeksken, genaamd den weg ter zaligheyd, waar by nog is gevoegd een onderwijsinge om godvrugtelijk 't Heylige Avondmaal te gebruyken (...) (1728). Met het populaire catechesatieboekje van Van Dorth werd in Groede weer een uitgave van een de vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie uitgereikt. Echter zullen ook gemeenteleden of predikanten die zich minder strikt bij de opvattingen van deze richting aansloten diens Wegh ter salicheyt vruchtbaar hebben geraadpleegd. Ook hier geldt dat gekozen werd voor een Zeeuwse auteur en Zeeuwse uitgever(s). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.21. De prijs van de prijzenDs. Bernardus Roering kocht in 1736 de boekjes bij de boekhandelaar Jacobus Willemsen in Middelburg. Onder meer vanwege de vergaderingen van de Classis | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Walcheren, waartoe een groot deel van Staats-Vlaanderen behoorde, kwam hij regelmatig in die stad en dat kan de keuze voor de aankoop in deze stad verklaren. Hij betaalde daarvoor £ 2-15 (2 ponden en 15 schellingen Vlaams = fl. 16,50). In 1732 betaalde hij voor de prijsboekjes £ 3-13-6 (fl. 22,05). Ook die betrok ds. Roering bij Willemsen. Het aantal boekjes van dat jaar is onbekend.Ga naar voetnoot70 De predikant declareerde de bedragen bij de diaconie maar een specificatie is niet bijgevoegd, zodat we niet te weten komen hoeveel de boekjes afzonderlijk hebben gekost. Vermoedelijk zal de prijs een rol hebben gespeeld bij de selectie en was de intende zo veel mogelijk exemplaren te kopen. Dat aantal is namelijk opvallend. In 1736 werden 41 boekjes uitgedeeld, in 1737 31. Dat betekent dat ruim een derde deel van het aantal leerlingen een prijs kreeg. Uit prijsuitreikingen van latere data in Zeeuwse dorpen is bekend dat deze aantallen lager waren. Het lijkt erop dat de kerkenraad in Groede zoveel mogelijk leerlingen wilde belonen. Daarbij moet worden aangetekend dat in 1736 alleen degenen werden beloond die leerden schrijven. Vermoedelijk gaat dat ook op voor 1737. Dat wordt ondersteund door de leeftijden van de leerlingen waarop we zo dadelijk nog terugkomen. Schrijven werd pas geleerd nadat leerlingen het lezen volledig onder de knie hadden. Over het moment van uitreiking kan nog worden opgemerkt dat de school het drukst bezocht werd in de drie wintermaanden waarvan november als de eerste werd beschouwd. In deze drie maanden werd ook de avondschool gehouden. De uitreiking, die in 1736 plaatsvond op 8 februari en in 1737 op 12 februari, was dus tegen het moment dat het winterseizoen afliep. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. SlotOp 8 februari 1736 noteerde de onderwijzer van Groede dat zijn school was ‘gevisiteert door den predicant B. Roering, d' heer S. Loke en M. Karlier, ouderlingen, als gedeputeerden van de ed[elen] k[er]kenraad van de Nederduijtsche gemeijnte van de Groede voorn[oem]t’. Schoolmeester Du Flo tekende vervolgens op dat de kerkenraad bij die gelegenheid ‘...hebben uijtgedeelt deze naarvolgende prijsen...’, waarna voor de jaren 1736 en 1737 in sterk verkorte vorm titels en schrijvers volgen van uitgereikte boeken met de namen van de ontvangers. In deze bijdrage hebben we geprobeerd de verkorte titels en andere aanduidingen op de lijst te completeren. Daarmee wilden we een antwoord geven op de vraag welke boeken in die jaren op een gewone dorpsschool als prijzen werden uitgereikt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De lijst van Groede is voor zover bekend de oudste in zijn soort van uitgedeelde prijsboeken geschonken op Nederduitse dorpsscholen in Staats-Vlaanderen en in Zeeland en vermoedelijk ook in de Republiek. Zeker is de lijst uniek omdat zij voor enkele jaren een compleet overzicht geeft. De traditie van de prijsboeken wordt doorgaans gezien als een typisch verschijnsel van de universiteiten en de Latijnse scholen. Archiefonderzoek toont echter aan dat dit verschijnsel ook op gewone scholen op brede schaal voorkwam. Dat gold niet alleen voor de steden maar ook voor het platteland. Groede laat in complete vorm zien wat er in twee achtereenvolgende jaren gegeven werd. Ook al hebben we niet alle boeken kunnen identificeren, het resultaat biedt toch met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid voldoende aanknopingspunten voor enkele conclusies. Zo valt al direct op dat de meeste boekjes in oorsprong teruggaan op uitgaven uit de vroege zeventiende eeuw of dateren uit het midden van die eeuw. Bovendien valt op dat de lijst qua keuze in verschillende opzichten een breed spectrum vertoont. Er zijn avondmaalsboekjes en catechesatieboekjes, maar ook vrome leesboeken en historische werken. Daarnaast treft de grote keuze aan zangbundels. Een kwantitatieve benadering levert grofweg het volgende beeld op:
Vervolgens kunnen we vaststellen dat veel prijsboeken gerelateerd kunnen worden aan de ‘Nadere reformatie’. Enkele auteurs van de prijsboeken zijn daaraan nauw verbonden, terwijl andere schrijvers - met name de vertaalde werken van Bunyan - kunnen beschouwd worden als geliefde lectuur binnen deze kring. Daarmee is nog niet de conclusie gewettigd dat in Groede via de uitgereikte boeken specifiek of exclusief deze kerkelijke stroming onder de aandacht van de schoolgaande jeugd werd gebracht. Opvallend is namelijk dat er ook boeken voorkomen met een geheel andere achtergrond. Met name geldt dat voor de Lusthof des gemoeds, een zangbundel met doopsgezinde wortels, terwijl het verhaal van Duyfken en Wilhelmynken van onvervalst roomse oorsprong is. Hier staat tegenover dat uitgerekend deze boeken los van hun oorspronkelijke bron in piëtistische kringen werden gewaardeerd. In het bijzonder moet deze waardering gegolden hebben voor bevindelijke liederen en verhalen waarin de levensweg als een pelgrimstocht werd voorgesteld. Niettemin lijkt de conclusie juist dat er bij de keuze van de prijsboeken in Groede niet gekeken werd naar de oorsprong van de teksten, waarmee we kunnen vaststellen dat de keuze niet dogmatisch is geweest. Kennelijk was de stichtelijke aard in het algemeen een voldoende criterium bij de keuze. Daarbij is nog interessant dat bijvoorbeeld het Zuid-Nederlandse | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
embleemboek over Duyfken en Wilhelmynken voor de kerkenraad van de Nederduitse gereformeerde kerk geen probleem vormde. Even belangwekkend is te signaleren dat een van de weinige doopsgezinde leerlingen, Abraham de Koker, een goed gereformeerd boek kreeg - Van Niels Donder-Slach der Goddeloosen - waarbij niet is uit te sluiten dat hij de doopsgezinde zangbundel Lusthof des Gemoeds misschien al eerder, in 1732, kreeg. Het ontbreken van een scherp criterium geldt eveneens voor het onderscheid jongens- of meisjesboek. Wat volgens literatuurhistorici als een typisch meisjesboek gold, werd in Groede aan drie jongens gegeven en aan één meisje. Kennelijk is het onderscheid niet relevant geweest. Evenmin geldt de leeftijd als een duidelijk criterium. Wie de ontvangers van de boeken tracht te identificeren, komt tot de conclusie dat de overgrote meerderheid van de leerlingen de leeftijd hebben gehad 11 jaar en ouder.Ga naar voetnoot72 De meeste kinderen verlieten de school omstreeks hun tiende jaar om te gaan werken. Een deel van de ontvangers was zelfs ouder dan 20 jaar. De meeste ontvangers waren dus de ‘avondleerlingen’ van Du Flo. Dat leidt tot de conclusie dat de prijzen vooral bedoeld waren om deze oudere leerlingen te belonen voor het feit dat zij hun avonduren benutten om zich verder te bekwamen in het schrijven. Voor hen waren de geschenken geen jeugdboeken, maar geschenken voor het leven. Zeger Cornelis bijvoorbeeld is gedoopt op 18 oktober 1716 en was derhalve op 8 februari 1736 negentien jaar toen hij Den Donder-Slach der Goddeloosen van Cornelis van Niel kreeg. Susanna Verhoeve, die gedoopt werd op 7 mei 1724 en dus twaalf jaar was, ontving op die dag hetzelfde boek. Janna Brakman kwam op 26 augustus 1725 ter wereld en kreeg op 12 februari 1737, elf jaar oud, ook een Donderslach. Ze heeft er nog enkele jaren in kunnen lezen, voordat ze, op 18-jarige leeftijd, op 21 december 1743 overleed. Meisje of jongen, jonge dochter of jonge man, het maakte kennelijk weinig uit welk boek je kreeg. Als de kerkenraad niet besloten had in 1738 te stoppen met het uitreiken van prijsboeken en als de rekeningen van de aanschaf bewaard waren gebleven, zouden we nog meer stof tot onderzoek hebben. Misschien hadden we met een wat uitgebreidere administratie of meer archiefgegevens ook kunnen achterhalen hoe en door wie de boeken werden gekocht, welke rol de uitgevers-boekverkopers speelde. Nu moeten we het doen met Du Flo aantekeningen van wat ‘...gedeputeerden van de ed[elen] k[er]kenraad van de Nederduijtsche gemeijnte van de Groede voorn[oem]t, [...] hebben uijtgedeelt...’. Dankzij die notities hebben we in ieder geval de oudst bekende lijst van prijsboeken op een lagere plattelandsschool en daarmee een beeld van de uitgereikte boeken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afkortingen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BijlageTekst van het handschrift van Isaac du Flo1736, den 8st[en] februarij, de school van der Groede gevisiteert door den predicant B. Roering, d'heer S. Loke en M. Karlier, ouderlingen, als gedeputeerden van de ed[elen] k[er]kenraad van de Nederduijtsche gemeijnte van de Groede voorn[oem]t, en hebben uijtgedeelt deze naarvolgende prijsen. Voor eerst aan:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dese sijn ook schrijvers. Soo dat er in het geheel zijn die cijfferen en schrijven 56. Ende 54 A.B.[C.] jongens. t'samen 110 dag-scholiers.
Dese naarvolgende meijskens behooren tot het vorige getal:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1737, den 12 febr[uarij], de school van der Groede gevisiteerd door den predicant B. Roering en Jannus De Nut, ouderling, als gedeputeert van de ed[elen] k[er]kenraad van de Nederduijtsche gemeijnte van de Groede voom[oem]t, en hebben uijtgedeelt dese naarvolgende prijsen. Voor eerst aan:
Nu volgen de meisjes. Voor eerst:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat zijn 46 schrijvers. En 45 op de kleijne banken, dat is t'samen 91 scholieren.
1738, den 29 janu[arij], de school gevisiteert door den predicant B. Roering en Marijnus Boone, als ouderling, als gedeputeerden van de ed[elen] k[er]kenraad van de Nederduijtse gemeijnte van de Groede. En hebben dit jaar goed gevonden de kinderen geen prijs meer te geven.
Namen van de schrijvers:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Meijsjes:
Dese naarvolgende schrijvers waren niet present:
Te samen 46 schrijvers, als het voorgaande jaar. En op de A.B.c. banken 45, mede gelijk getal van het voorgaande jaar. Te samen 91 scholiers in de dag school.
|
|