Voortgang. Jaargang 26
(2008)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 253]
| |||||||||||||||
Anticipatie en versnelde successie als referentie van inverse disjuncties met nog niet en nog niet eensGa naar voetnoot*
| |||||||||||||||
1. InleidingDit artikel bevat de introductie van een tot nog toe onbekend type inverse disjunctieGa naar voetnoot1 waarin de adverbiale constituenten nog niet en nog niet eensGa naar voetnoot2 als belangrijkste verplichte negatieve constituenten voorkomen. Het geeft een aanvulling op de grondige en uitvoerige studie van Welschen (1999).Ga naar voetnoot3 De leden van dit | |||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||
type refereren aan een afwijkende temporele situering van standen van zakenGa naar voetnoot4 of delen en onderdelen daarvan die we met de term anticipatie moeten aanduiden.Ga naar voetnoot5 Ze plaatsen SvZ'en geheel of gedeeltelijk op een tijdstip voorafgaand aan het tijdstip waarna of waarop ze verwacht worden of vastgesteld zijn. Uit hun semantische analyse zal blijken, dat ze een apart type id vormen dat ik in aansluiting op de zojuist genoemde term benoem als het type anticiperende id. Id's met nog niet eens, waarvan (1a) en (1b) voorbeelden zijn, behoren tot dit type. Id's met nog niet geven, zoals aanstonds zal blijken, een complexer beeld te zien, omdat ze tot twee verschillende typen kunnen behoren: ze kunnen tot de versneld successieve of tot de anticiperende id's behoren.
(1a) en (1b) vooronderstellen de opeenvolging van twee SvZ'en: de beschikbaarheid van de nieuwe computer voor de markt en daarna de ontwikkeling van zijn opvolger, en het aanbreken van de lente en vervolgens de plantengroei die bij dit jaargetijde hoort. Ze wijken af van deze opeenvolgingen, doordat ze de tweede SvZ op een tijdstip situeren dat nog voor het punt ligt waarna deze SvZ zich normaliter voordoet, nl. na het punt waarop de eerste SvZ is ingetreden. Dit punt is volgens het eerste lid van (1a) en (1b) nog niet bereikt. Vandaar dat de SvZ waarnaar het tweede lid van deze id's verwijst, op dit punt anticipeert. Versnelde successie moeten we voor (1a) en (1b) uitsluiten. Hiervan zou sprake zijn, als in (1a) en (1b) nauwelijks nog niet eens zou vervangen. Dan zou de eerste SvZ al ingetreden zijn en de tweede SvZ zich daarna in verhouding tot zijn normale of verwachte positie versneld successief voordoen. | |||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||
Id's met nog niet eens als verplichte negatieve constituent die anticipatie tot uitdrukking brengen,Ga naar voetnoot6 zijn tot nog toe onopgemerkt gebleven.Ga naar voetnoot7 In de literatuur komen slechts twee voorbeelden van id's met nog niet eens voor, die echter tot een ander type behoren.Ga naar voetnoot8 Wel hebben id's waarin nog niet als verplichte negatieve constituent voorkomt, aandacht gekregen, maar alleen als ze aan versnelde successie refereren. Van Es en Van Caspel (1975: 206), Duinhoven (1985: 313), Paardekooper (z.j. [1986]: 780) en Welschen (1999: 81-82) hebben op de aanwezigheid van nog niet als verplichte negatie in versneld successieve id's gewezen. Nog niet refereert aan een tijdstip voor de omslag van negatief naar positief,Ga naar voetnoot9 maar in versneld successieve id's is deze constituent met een tijdstip na deze omslag verbonden, waardoor een zeer snelle opeenvolging tot uitdrukking wordt gebracht.Ga naar voetnoot10 Nog niet kan echter ook als verplichte negatie in anticiperende | |||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||
id's voorkomen en is dan overeenkomstig zijn betekenis met een tijdstip voor de omslag van negatief naar positief verbonden. Het verschil in temporele situering tussen de id's in (2) verduidelijkt het gebruik van nog niet in versneld successieve en anticiperende id's.
Het eerste lid van (2a) verwijst, hoewel nog niet dit lijkt te ontkennen, naar een positieve SvZ: de met We aangeduide personen waren buiten, toen ze door een stortbui werden overvallen. Het eerste lid van (2b) daarentegen refereert aan een negatieve SvZ. (2b) is een uitspraak van Jacques Tichelaar, voormalig voorzitter van de PvdA-fractie in de Tweede Kamer. Voordat hij zijn hartoperatie had ondergaan, werd er in deze fractie al gediscussieerd over zijn opvolging; het was naar zijn overtuiging voor zijn operatie al met hem afgelopen als fractievoorzitter. Op grond van id's als (2a) en (2b) onderscheid ik versneld successief nog niet en anticiperend nog niet. Het eerste nog niet kunnen we door nog maar net vervangen, het tweede door nog niet eens.Ga naar voetnoot11 Wat voor nog niet geldt, het gebruik als verplichte negatie in zowel versneld successieve als anticiperende id's, geldt niet voor nog niet eens. Deze constituent kan als verplichte negatieve constituent alleen in temporeel situerende id's voorkomen die anticipatie tot uitdrukking brengen. De observaties die tot nog toe betreffende nog niet en nog niet eens in anticiperende en versneld successieve id's zijn gegeven, hebben betrekking op het zelfstandige gebruik van deze constituenten. Ze kunnen echter ook in afhankelijk gebruik als verplichte negatie in de functie van voorbepaling deel uitmaken van adverbiale constituenten en brengen dan afhankelijk van het hoofd van deze constituenten versnelde successie of anticipatie tot uitdrukking. Ter verduidelijking geef ik twee voorbeelden. In (3a) en (3b) heeft niet in nog niet door versmelting de vorm geen aangenomen.Ga naar voetnoot12 | |||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||
Nog geen en nog niet eens in (3a) en (3b) beperken de duur en de leeftijd waarnaar (een) half uur en tien jaar verwijzen. De betekenis van de adverbiale constituenten waarvan deze bepalingen deel uitmaken, is weer te geven met ‘minder dan een half uur’ en ‘minder (jonger) dan tien jaar’. De betekenis van het hoofd van deze constituenten bepaalt, of de id versnelde successie dan wel anticipatie tot uitdrukking brengt. (3a) behoort tot de versneld successieve id's: er is sprake van een snelle en onverwachte opeenvolging van korte tijd onderweg zijn en stagnatie door een klapband. (3b) anticipeert, gelet op de leeftijd van nog geen tien jaar, op de leeftijd waarop kinderen gewoonlijk alleen per trein reizen. De stand van zaken betreffende de beschrijving van het zinstype id is, als we de anticipatie en de versnelde successie in aanmerking nemen die het tot uitdrukking kan brengen, als volgt:
In dit artikel tracht ik d.m.v. semantische analyse aannemelijk te maken, dat er een apart type anticiperende id bestaat, dat evenals het versneld successieve type een uitzonderlijke temporele situering tot uitdrukking brengt, maar daarvan duidelijk onderscheiden is. Verder stel ik de distributie van nog niet en nog niet eens in zelfstandig en afhankelijk gebruik in deze twee typen aan de orde. Daarbij krijgt nog niet vanwege zijn ambiguïteit en opmerkelijk gebruik in versneld successieve id's de meeste aandacht. Het artikel kent de volgende opbouw. De fundering van het type anticiperende id met nog niet eens vindt plaats in paragraaf 2 op basis van de semantische analyse van twee groepen id's met deze constituent als verplichte negatie. De analyse van de eerste groep dient tevens om dit type af te bakenen van het type versneld successieve id. In tegenstelling tot de volgorde van nog niet en nog niet eens in de titel van dit artikel stel ik id's met nog niet eens het eerst aan de orde, omdat ze op interpretatief niveau minder complex zijn dan id's met nog niet. Paragraaf 3 en 4 sluiten aan bij paragraaf 2: ze behandelen achtereenvolgens het verschil en de gedeeltelijke samenhang tussen anticiperende en versnelde successieve id's. Paragraaf 5 dient als voorbereiding op paragraaf 6 en 7 en gaat in op de meerduidigheid van nog niet in id's en de linguïstische middelen die gegeven zijn | |||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||
om deze meerduidigheid op te heffen. Verder bevat deze paragraaf enkele observaties die de eenduidigheid van zelfstandig nog niet eens bevestigen. Paragraaf 6 behandelt twee zaken in samenhang: de verdere fundering van het type anticiperende id met de verplichte negatie nog niet i.p.v. nog niet eens en het onderzoek naar de specifieke condities die de anticiperende betekenis van nog niet bepalen. Paragraaf 7 geeft een verklaring voor het gebruik van nog niet als verplichte negatieve constituent in het positieve eerste lid van versneld successieve id's. In de voorgaande paragrafen staat het zelfstandige gebruik van nog niet en nog niet eens centraal. Paragraaf 8 laat zien, dat nog geen, nevenvorm van nog niet, en nog niet eens als verplichte constituenten in afhankelijk gebruik zowel in versneld successieve als anticiperende id's voorkomen. Ter afsluiting geeft paragraaf 9 de samenvatting van het onderzoek. | |||||||||||||||
2. Anticiperende inverse disjuncties met nog niet eens als verplichte negatie2.1 InleidingParagraaf 2 bevat de semantische analyse van twee groepen id's waarin nog niet eens als verplichte negatie voorkomt. De id's in (4), die de eerste groep vormen, zijn uit verschillende recente bronnen afkomstig. De analyse ervan in subparagraaf 2.2 dient een drieledig doel: de fundering van het type anticiperende id met de verplichte constituent nog niet eens, de afbakening ervan t.o.v. het type versneld successieve id en de determinatie van de verschillende vormen van anticipatie. De analyse van de tweede groep, de id's in (7), in subparagraaf 2.3 dient om een zo volledig mogelijk beeld van de verschillende vormen van anticipatie te verkrijgen. De tweede groep bestaat uit zelfgekozen voorbeelden. | |||||||||||||||
2.2 Analyse van de eerste groepDe id's in (4) vooronderstellen elk de directe opeenvolging van twee SvZ'en. Ze brengen daarin een afwijking tot uitdrukking, doordat ze de tweede SvZ of een (onder)deel ervan voor zijn verwachte of vastgestelde positie in de tijd plaatsen. Deze anterieure plaatsing kan t.o.v. de eerste SvZ verschillend gesitueerd zijn. Op grond hiervan zijn verschillende vormen van anticipatie te onderscheiden.
| |||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||
(4a) en (4c) behoeven voor een juist begrip enige toelichting, de overige id's in (4) spreken voor zich. (4a) komt uit de mond van een tv-presentatrice die, nog voordat zij de regels van een belspelletje had uitgelegd, door het overgaan van de telefoon werd verrast. (4c) staat in de context van de proefvaart met een nieuw type motorboot. De motor van silent choice afhalen betekent de snelheid van de boot verhogen. De eerste id vooronderstelt de successie van twee opeenvolgende SvZ'en die met twee subintervallen verbonden zijn. Ze behoren tot het gesloten interval dat met het belspelletje verbonden is. In het eerste subinterval legde de presentatrice de spelregels uit, waarvan er een inhield dat de kijkers pas na haar uitleg en op haar teken, dus vanaf het begin van het tweede subinterval, per telefoon aan het spel mochten deelnemen. (4a) refereert aan de situatie waarin de tweede SvZ zich na het begin van de eerste eerder voordeed dan verwacht. Op grond hiervan zouden we deze id tot de versneld successieve id's kunnen rekenen, maar bij nadere analyse blijkt dit onjuist. (4a) biedt vanwege de directe opeenvolging van twee subintervallen een dubbel initieel perspectief. Het is mogelijk de SvZ, beschreven in het tweede lid, in verband te brengen met het begin van het eerste en met het begin van het tweede subinterval. Bezien we (4a) vanuit het eerste initiële perspectief, dan treedt de tweede SvZ versneld successief op: de kijkers bellen eerder dan verwacht. Maar bezien we (4a) vanuit het tweede perspectief, dan is er sprake van anticipatie op de SvZ die in het tweede subinterval thuishoort: er werd al gebeld voor het begin van het tweede subinterval, nog voor de daartoe afgesproken tijd. In het geval van anticipatie treedt de tweede SvZ eveneens eerder dan verwacht op, nu echter gerelateerd aan het latere tijdstip waarop de intrede van de tweede SvZ volgens afspraak vastgesteld was. Voor (4a) geldt het tweede initiële perspectief, omdat aan deze id de vaste volgorde van uitleg van de spelregels en pas daarna deelname aan het spel per telefoon ten grondslag lag en niet de volgorde: begin van de uitleg en daarna de mogelijkheid tot bellen. Tussen uitleg van en deelname aan het spel was een duidelijke grens gesteld. Het kijkerspubliek was gebonden aan de afspraak dat er pas gebeld mocht worden als de presentatrice haar uitleg beëindigd had en daartoe het teken had gegeven. Het contrast tussen deze afspraak en de inhoud | |||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||
van (4a) maakt de afwijking van de gereglementeerde volgorde zichtbaar. De uitzonderlijkheid van de SvZ die door (4a) beschreven wordt, kunnen we alleen vaststellen op basis van de afspraak tussen presentatrice en deelnemers. De afwijking van de afgesproken successie is geen versnelde successie, maar anticipatie op een handeling die volgens afspraak aan een bepaalde tijd gebonden was. De tweede SvZ trad in voor het begin van het tweede subinterval. Dit begin nu is van cruciaal belang voor de kwalificatie anticiperend. Het is het referentiepunt op grond waarvan de afwijking in de successie vastgesteld kan worden. In (4a) komt de anticipatie van de tweede SvZ aan het eind van het eerste subinterval voor. Niet in alle gevallen is ze aan het eind van het eerste subinterval gesitueerd. De anticipatie van deze SvZ kan in principe op elk tijdstip van dit subinterval voorkomen.
Geplaatst in de context van het belspelletje, heeft (5a) dezelfde interpretatie als (4a). Elk telefoontje op welk tijdstip dan ook binnen het eerste subinterval anticipeert op wat volgens afspraak in het tweede subinterval geplaatst is. Niet het begin van de uitleg is relevant om de inbreuk op de afspraak te constateren, maar het begin van het tweede subinterval. In (5a) ligt het tijdstip waarop de anticipatie plaatsvindt, weliswaar vlak na het begin van de uitleg, maar dit is niet de afwijking van de afgesproken successie. Die is gelegen in het voorkomen van een SvZ ver voor het afgesproken tijdstip van deelname aan het spel per telefoon. In (5a) is de anticipatie initieel in het eerste subinterval gesitueerd, in (4a) finaal. (5a) krijgt alleen binnen de genoemde context de interpretatie van anticiperende id. Zonder deze context behoort ze tot het versneld successieve type. De mogelijkheid om nog niet eens in (4a) door nog lang niet te vervangen, uiteraard met betekenisverandering, maar zonder wijziging van het type id, wijst er duidelijk op, dat deze id geen versnelde successie tot uitdrukking brengt. Nog lang niet geeft in vergelijking met nog niet eens een verlenging in duur aan tussen het moment waarop de telefoon ging en het tijdstip waarop de presentatrice haar uitleg voltooid had. Deze verlenging kan alleen op anticipatie betrekking hebben. Naast nog lang niet is ook de constituent nog net niet mogelijk die het begin van de tweede SvZ vlak voor zijn vastgestelde begin situeert. De directe opeenvolging van twee zaken die in (4a) voorondersteld is, heeft een gereglementeerd karakter. Een dergelijke opeenvolging kan ook officieel geïnstitutionaliseerd zijn, zoals uit (6a) en (6b) blijkt, waardoor de anticipatie het karakter van een wetsovertreding krijgt. | |||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||
In (4a), (5a), (5b), (6a) en (6b) dringt de tweede SvZ door in de eerste. Op grond hiervan geef ik deze vorm van anticipatie de naam intrusieve anticipatie. We kunnen haar op grond van de tot nog toe besproken id's nader specificeren met de termen partieel en volledig. Volgens (4a) zullen niet alle kijkers van het belspelletje tegelijk gebeld hebben; enkele kijkers zullen hun geduld niet hebben kunnen bewaren en de telefoon gepakt hebben. Deze id refereert aan partieel intrusieve anticipatie, evenals (5a) en (5b), omdat een deelverzameling van de kijkers voor de afgesproken tijd reageerde. Uit (6a) kunnen we afleiden, dat alle voetgangers het rode licht negeerden en tegelijk overstaken. Deze id vertegenwoordigt een geval van volledig intrusieve anticipatie. (6b) is weer een geval van partiële intrusie. Niet alle automobilisten die over de kennis beschikten dat er weldra een bord met de aanduiding 120 km zou verschijnen, zullen hun snelheid tot dat getal opgevoerd hebben. Het Trouw-artikel waaruit (4b) afkomstig is, verschaft de volgende context. De persoon om wie het ging, een man, aangeduid met mijn partner, was door een auto geschept en daardoor in coma geraakt. Hoewel de behandelend neuroloog zijn overlijden verwachtte, bleef hij, zij het met hersenletsel, in leven. (4b) was verbonden met een half open interval dat met het tijdstip begon waarop het auto-ongeluk plaatsvond en waarin van medische zijde een grens gesteld was die door de hersendood van mijn partner bepaald zou worden. Wat na deze grens, die in het geval van (4b) niet bereikt werd, had moeten plaatsvinden, namelijk de overweging om tot orgaandonatie over te gaan, zou volgens deze id daarvoor al hebben moeten plaatsvinden, wat elke gedachte aan versnelde successie uitsluit. Die overweging is achterwege gebleven. Wel is van medische zijde op de noodzaak daartoe gewezen, voordat de hersendood in zou treden, maar daaraan is geen gevolg gegeven. Er zou van volledige intrusieve anticipatie sprake zijn voor de gestelde grens, als het medische advies zou zijn opgevolgd. Omdat dit niet het geval is, moeten we de anticipatie waarnaar (4b) verwijst, als partieel intrusief typeren. In (4c) heeft de anticipatie hetzelfde karakter als in (4a) en (4b). Deze id is met de eerste van twee direct op elkaar volgende gesloten intervallen verbonden: de vaart in de haven van Muiden had een begin- en een eindpunt en ook de proefvaart buiten deze haven was in duur begrensd. Van belang is opnieuw | |||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||
de grens tussen twee intervallen. Wat na het begin van het tweede interval had moeten plaatsvinden, waarschijnlijk volgens een vaarreglement, gebeurde al voor het einde van het eerste. De intrusieve anticipatie kan niet anders dan volledig zijn, omdat de motorboot het enige object vormde dat door toedoen van een der bemanningsleden voortijdig tot een te hoge snelheid werd opgevoerd. Van de twee intervallen die met (4d) verbonden waren, was het eerste interval gesloten, omdat de prenatale fase in tijd begrensd is, het tweede was half open. Het eerste eindigde met de geboorte van Carmen, het tweede begon met haar bestaan als zelfstandig individu. Deze id noemt twee SvZ'en: het leven van Carmen voor haar geboorte en het toezicht van een gezinsvoogd op een gedeelte van dit leven. (4d) wijkt af van de als normaal beschouwde volgorde van geboorte en dit toezicht. De exceptionaliteit ervan ligt in het vroege en tevens zeer ongewone tijdstip waarop een gezinsvoogd voor een kind verantwoordelijkheid draagt door toezicht op de moeder. Bij (4d) kunnen we onmogelijk aan versnelde successie denken. Daarvan zou sprake zijn, als Carmen al kort na haar geboorte een gezinsvoogd toegewezen gekregen had in afwijking van latere tijdstippen waarop dit gewoonlijk plaatsvindt. (4d) refereert net als de vorige drie id's aan intrusieve anticipatie die volledig was aangezien een gezinsvoogd de enige persoon is die als gezinshoofd optreedt. Met (4e) waren twee direct opeenvolgende gesloten intervallen verbonden: de dag van het Sint-Nicolaasfeest en de tijd daarna tot Kerstmis. De spreker ging uit van de vooronderstelling dat alleen in het tweede interval kerstartikelen voorhanden zouden zijn. (4e) is gebaseerd op de vooronderstelde volgorde: eerst Sint-Nicolaasfeest, daarna aanbod van deze artikelen. Volgens (4e) is in tegenstelling tot de vorige id's in (4) niet een SvZ of een (onder)deel daarvan uit het tweede interval in tijd naar voren geplaatst, maar is het begin van de periode waarin volgens de vooronderstelling van de spreker kerstartikelen aanwezig zijn, in de tijd naar voren geschoven, waardoor deze periode een anterieure uitbreiding heeft ondergaan. Ze is met een direct daaraan voorafgaande periode, inclusief de dag van het Sint-Nicolaasfeest, uitgebreid. De spreker constateerde tot zijn verrassing dat er een nieuw, veel eerder in de tijd vallend begin van deze periode was. Voor deze vorm van anticipatie stel ik de benaming expansieve anticipatie voor die nog nader gespecificeerd kan worden als incorporerend expansieve anticipatie. Het is niet mogelijk (4e) met versnelde successie in verband te brengen, aangezien deze id aan de opheffing van de vooronderstelde successie refereert. De twee intervallen, de dag van het Sint-Nicolaasfeest en de tijd daarna tot Kerstmis, zijn opgegaan in een langere periode waarin kerstartikelen voorhanden waren. | |||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||
2.3 Analyse van de tweede groepDe tweede groep bestaat evenals de eerste groep uit vijf id's. De eerste twee, (7a) en (7b), vooronderstellen de opeenvolging van twee SvZ'en, waarvan de tweede SvZ anterieur gesitueerd is t.o.v. van zijn normale positie. Aan de derde en de vijfde, (7c) en (7e), ligt maar een SvZ ten grondslag waarvan een (onder)deel t.o.v. van zijn gewone positie in de tijd naar voren geplaatst is. De vierde, (7d), verwijst naar een voetbalwedstrijd en een daarmee verbonden omstandigheid die zich anterieur heeft uitgebreid.
De analyse van (7a) brengt een nieuwe vorm van anticipatie aan het licht. Deze id vooronderstelt twee op elkaar volgende SvZ'en: aanbellen en even wachten, en het opengaan van de deur. Ze verwijst alleen naar de tweede SvZ. Doordat deze SvZ voor het aanbellen intreedt, kan deze handeling niet plaatsvinden. Het voortijdig opengaan van de deur maakt de handeling aanbellen overbodig en sluit deze handeling daarmee uit. De anticipatie waarnaar (7a) verwijst, heeft een excluderend karakter. Het gegeven dat de deur al voor het aanbellen opengaat, kunnen we niet als argument gebruiken om de vorm van anticipatie die met (7a) verbonden is, als reversief te typeren. Er vindt geen omkering van twee SvZ'en plaats, omdat de eerste SvZ komt te vervallen. De vorm van anticipatie die in (7b) naar voren komt, is enigszins verwant met die in (7a). (7b) verwijst naar een gedeeltelijke uitsluiting van een SvZ. De opeenvolging in de vervaardiging van twee tekeningen is anterieur doorbroken, doordat de leerling al aan de tweede tekening begon voordat hij de eerste afhad. De vervaardiging van de tweede tekening is t.o.v. haar vooronderstelde positie in de tijd naar voren geschoven, wat tot gevolg had dat die van de eerste onderbroken en afgebroken werd en het interval waarin ze voltooid had moeten worden, bekort werd. Op grond hiervan geef ik de anticipatie in (7b) de naam interruptieve anticipatie.Ga naar voetnoot15 | |||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||
(7c) is verbonden met een niet nader bepaalde tijd die aan Mijn verjaardag voorafgaat. Daarin gebeurt al wat gewoonlijk op een verjaardag zelf plaatsvindt, de jarige verblijden met cadeautjes. Dit onderdeel van verjaardagen is in het geval van (7c) anterieur gesitueerd t.o.v. het interval waarmee Mijn verjaardag verbonden is. Het tweede lid van deze id refereert aan een SvZ die interreferentieelGa naar voetnoot16 met de verwijzing van Mijn verjaardag verbonden is. Omdat een onderdeel van een verjaardag afgescheiden is dat interreferentieel met zijn antecedent verbonden is, geef ik de anticipatie in (7c) de benaming interreferentieel separatieve anticipatie. Niet alleen tijdens voetbalwedstrijden kunnen relletjes uitbreken, ook daarvoor al blijkens de inhoud van (7d). Relletjes voor en tijdens een voetbalwedstrijd zijn echter geen onderdeel, maar een begeleidende omstandigheid van een dergelijk sportevenement. De situatie die (7d) beschrijft, houdt in, dat relletjes die gewoonlijk tijdens een wedstrijd ontstaan, eveneens voor de wedstrijd kunnen voorkomen. De periode waarin relletjes kunnen ontstaan, heeft zich in het geval van (7d) anterieur uitgebreid. Daarom spreek ik in het geval van (7d) net als in dat van (4e) van expansieve anticipatie. Omdat relletjes voor een wedstrijd geen expansie zijn van relletjes tijdens een wedstrijd, maar daaraan toegevoegd zijn, spreek ik van additief expansieve anticipatie. De anticipatie die (7e) tot uitdrukking brengt, is vergelijkbaar met die waaraan (7c) refereert. Een groepje toeschouwers verliet de zaal al voor het einde van de voorstelling. Wat na het einde van een voorstelling plaatsheeft, gebeurde in het geval van (7e) deels daarvoor. Er is van separatieve anticipatie sprake, maar in tegenstelling tot (7c) moeten we die nader specificeren als partieel separatieve anticipatie. De relatie tussen een groepje toeschouwers en het volledige aantal toeschouwers is die tussen deelverzameling en superverzameling. Op grond hiervan spreek ik van partiële separatie. (7c) refereert aan interreferentiële separatie, omdat de relatie tussen cadeautjes en een verjaardag de relatie is tussen onderdeel en geheel die niet in termen van deelverzameling en superverzameling valt te definiëren. | |||||||||||||||
3. Verschil tussen anticiperende en versnelde successieve inverse disjunctiesBij de analyse van de id's in (4) heb ik telkens het verschil tussen anticipatie en versnelde successie aangegeven. Om dit verschil duidelijk vast te stellen geef ik de analyse van een versneld successieve id, waarbij van misverstand tussen | |||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||
anticipatie en versnelde successie sprake kan zijn. De analyse van (8) laat zien hoe dit misverstand kan ontstaan.
Tussen het begin van de spits en de melding van de verkeersdienst ligt een gesloten interval waarvan de duur volgens de betekenis van nog maar nauwelijks ongewoon kort is. Het gebruik van deze verplichte constituent hangt samen met wat tijdens de conceptualisering van (8) gebeurd is op basis van het gegeven dat door de verkeersdienst verstrekt is. Tijdens dit proces is de lengte van het interval tussen het begin van de spits en de melding van de verkeersdienst geprojecteerd op de lengte van het interval dat gewoonlijk tussen het begin van de spits en het ontstaan van een groot aantal files ligt. Dit tweede interval duid ik aan als norminterval.Ga naar voetnoot17 Het is een voorondersteld interval dat normaliter tussen de opeenvolging van twee SvZ'en aanwezig is. Op dit interval projecteert de taalgebruiker in het geval van (8) het reële interval. Hierdoor kan hij vaststellen, dat het werkelijke interval waarmee (8) verbonden is, aanzienlijk korter is dan de door hem vooronderstelde tijd tussen het begin van de spits en de aanwezigheid van een groot aantal files op de wegen. Het verschil tussen de reële en de vooronderstelde melding mogen we niet onder woorden brengen met de formulering dat de reële melding al vroeg anticipeert op de vooronderstelde. Het verschil in duur tussen reële en vooronderstelde melding wordt tijdens de genoemde projectie globaal gemeten vanaf het exacte tijdstip van de reële melding tot aan het tijdstip van de vooronderstelde melding en niet omgekeerd, ondanks het feit dat de spreker daarna tweeërlei perspectief kan kiezen: het tijdstip van de reële melding of het tijdstip waarop gewoonlijk een groot aantal files op de wegen aanwezig is. Hij kan meedelen, dat hij, vooruitkijkend, pas op een later tijdstip een groot aantal files verwachtte of dat er, veel vroeger dan hij verwachtte, al een groot aantal files was. Het tweede perspectief kan het misverstand oproepen dat versneld successieve id's tevens als anticiperend te typeren zijn. En omgekeerd kunnen anticiperende id's vanwege de voortijdige intrede van de SvZ waaraan hun tweede lid refereert, als versneld successief getypeerd worden. | |||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||
Het referentiepunt van versnelde successie is het begin- of het eindpuntGa naar voetnoot18 van de eerste SvZ in een opeenvolging van twee SvZ'en. Deze punten liggen verankerd in de tijd: ze zijn gebonden aan een en niet meer dan een tijdstip. De versnelde intrede van de tweede SvZ kan echter met verschillende tijdstippen verbonden zijn. Op een norminterval zijn vanwege de onvoorspelbaarheid van het tijdstip waarop van versnelde successie sprake is, verschillende beperkingen mogelijk die met variabele tijdstippen corresponderen. Het begin- of het eindpunt van de eerste SvZ in een opeenvolging van twee SvZ'en is het vaste punt op grond waarvan in samenhang met de lengte van een norminterval de versnelde successie vastgesteld kan worden. Vanuit een van deze twee punten bezien doet de tweede SvZ zich versneld voor, afgemeten aan het verschil in tijd tussen het reële en het vooronderstelde begin van deze SvZ. Niet alle gevallen van versnelde successie hebben betrekking op de vervroegde intrede van een verwachte tweede SvZ zoals in (8). Na het begin van een SvZ kan zich geheel onverwacht een tweede voordoen, zonder dat er tussen de twee SvZ'en enig verband bestaat zoals in (9). Id's als (9) kunnen we in het geheel niet verbinden met de notie anticipatie. De ontruiming van het gebouw na binnenkomst van de met We aangeduide personen is een snel intredende en niet voorziene omstandigheid. (9) We waren amper in het gebouw of het moest vanwege een gaslek direct ontruimd worden. Op id's als (9), die naar accidentele successie verwijzen en vaak het karakter van een bijna-coïncidentie hebben, is de notie norminterval eveneens van toepassing. Ook in gevallen waarin een onvoorziene omstandigheid snel na de intrede van een toestand volgt, hanteren we een norminterval dat in dit geval gebaseerd is op het gegeven dat in een lang tijdsbestek de kans op een onvoorziene omstandigheid groter is dan in een kort tijdsbestek. Zo'n omstandigheid verwachten we niet direct na de intrede van een SvZ, maar pas enige tijd daarna. De snelle opeenvolging van twee SvZ'en waartussen, afgezien van het temporele verband, geen enkel ander verband bestaat, ervaren we als hoogst uitzonderlijk. In het geval van een id als (8) moeten we van een gesloten norminterval spreken: de actualiteit van de spits op zeker tijdstip leidt, gelet op de huidige verkeersdrukte, tot de actualiteit van de filemeldingen op een tijdstip daarna.Ga naar voetnoot19 | |||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||
Id's als (9) zijn met een half open interval verbonden; er is alleen sprake van een begingrens, het tijdstip waarop de eerste SvZ is ingetreden. Er is geen eindgrens waarop zoals in het geval (8) de tweede SvZ zich normaliter voordoet, maar er is wel een punt waarna het verband tussen het begin van de twee SvZ'en begint te vervagen en niet meer als versnelde successie wordt ervaren. Een id als (8) biedt een progressief perspectief op de loop der dingen waarnaar ze verwijst: het begin van de spits, een kort tijdsverloop daarna, vervolgens de nog niet verwachte melding van een groot aantal files. Hetzelfde perspectief geldt voor (9): binnenkomst in het gebouw, een heel kort tijdsverloop daarna en vervolgens de niet verwachte ontruiming van het gebouw. Anticiperende id's bieden een regressief perspectief op de situaties die ze beschrijven. Evenals versneld successieve id's zijn ze met een vast referentiepunt verbonden op grond waarvan we de anticipatie kunnen vaststellen. Het is het beginpunt van de tweede SvZ in een opeenvolging van twee SvZ'en als in (4a), het beginpunt van een interval als in (7c) en (7d) of het eindpunt van een interval als in (7e). Het kan, zoals in de volgende paragraaf naar voren komt, ook een tijdstip zijn waarmee een SvZ verbonden is. Voor al deze punten is een SvZ of een (onder)deel ervan geplaatst in afwijking van zijn verwachte of vastgestelde positie. Het verschil tussen anticiperende en versneld successieve id's kunnen we samenvattend weergeven met verschil in situering van SvZ'en. Anticiperende id's situeren een SvZ geheel of gedeeltelijk op een tijdstip voor het tijdstip waarop hij verwacht wordt of vastgesteld is. Versneld successieve id's plaatsen de tweede SvZ in een opeenvolging van twee SvZ'en kort na het begin of het einde van de eerste SvZ. Op de korte aanduidingen voor en na kunnen we twee typeonderscheidende parafrases baseren. Anticiperende id's laten een parafrase toe met voordat toe, versneld successieve id's met kort (direct) nadat. Ter illustratie parafraseer ik (4a) en (8).
| |||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||
4. Gedeeltelijke samenhang tussen anticiperende en versnelde successieve inverse disjunctiesAnticipatie is vaak de afwijking van de vooronderstelde successie van twee SvZ'en. Versnelde successie valt eveneens onder deze afwijking. In beide gevallen doet een SvZ zich eerder voor dan verwacht. Bij versnelde successie blijft de successie gehandhaafd, bij anticipatie niet. Anticipatie heft die op, doordat ze de tweede SvZ voor het referentiepunt van de successie plaatst, d.w.z. voor het begin- of het eindpunt van de eerste SvZ. Er bestaat verband tussen versnelde successie en anticipatie op grond van de notie eerder-danverwacht m.b.t. de tweede SvZ. Anticipatie kunnen we in veel gevallen zien als een ver naar voren geschoven variant van versnelde successie. Maar dit geldt niet voor alle gevallen van anticipatie. In deze paragraaf ga ik na, wanneer we anticipatie als variant van versnelde successie kunnen beschouwen en wanneer niet. De anterieure situering waaraan anticiperende id's in het algemeen refereren, kan een afwijking van twee verschillende situaties zijn: van de successie van twee SvZ'en, zo-even al genoemd, of van de gebondenheid van een SvZ aan een vastgesteld tijdstip of aan een interval. Alleen in het eerste geval is anticipatie, echter onder zekere conditie, als variant van versnelde successie te beschouwen. Anticiperende id's situeren de tweede SvZ in afwijking van de vooronderstelde opeenvolging van twee SvZ'en voor het punt waarop of waarna hij zich normaliter voordoet. Daarnaast kunnen deze id's een SvZ, los van successie, voor het tijdstip of voor het interval plaatsen waarop of waarin hij behoort voor te komen. Anticipatie is alleen als variant van versnelde successie te beschouwen, als ze de afwijking is van de vooronderstelde successie van twee SvZ'en. Versnelde successie kan door voortgeschreden regressie van de intrede van de tweede SvZ overgaan in anticipatie, wanneer die intrede voor het begin- of het eindpunt van de eerste SvZ komt te liggen. De vooronderstelde successie moet echter aan de voorwaarde voldoen dat ze niet gefixeerd is, d.w.z. dat de tweede SvZ niet noodzakelijk na de eerste geordend is. Het referentiepunt van successie moet een grens zijn die regressieve overschrijding toelaat. Gefixeerde successie sluit de mogelijkheid tot anticipatie uit zoals de id's in (11) laten zien. In dit geval is alleen versnelde successie mogelijk.
| |||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||
De landing van een vliegtuig en de voorbereiding voor de volgende vlucht zijn SvZ'en die noodzakelijk na elkaar geordend zijn en van een voetbalwedstrijd kan geen element voor het begin ervan plaatsvinden, maar zich daarna wel versneld successief voordoen. Amper in (11a) en nog maar net in (11b) laten dan ook geen vervanging door nog niet eens toe. Naast een id als (8), hier herhaald als (12a), kan wel een id als (12b) voorkomen waarin de versnelde successie van (8) in anticipatie is overgegaan. Dit is mogelijk, omdat er geen gefixeerde opeenvolging bestaat tussen het begin van de spits en de melding van een groot aantal files.
De id's in (13) zijn voorbeelden van anticipatie die geen afwijking van successie is, maar van de gebondenheid van een SvZ aan een tijdstip of aan een interval.
(13a) en (13b) zijn voorbeelden van id's die een SvZ voor het tijdstip situeren waarop hij zich behoort voor te doen. Ze verwoorden anterieure afwijkingen van de gelijktijdigheid van tijdstip en de daaraan gebonden SvZ. Met (13a) is de verwachting verbonden dat een tunnel voor onderhoud afgesloten wordt aan het begin van de dag waarop de werkzaamheden beginnen en niet daarvoor en volgens (13b) hield de machinist van de trein zich niet aan de officiële vertrektijd, als we aannemen dat de stationsklok de juiste tijd aangaf. (13c), de herhaling van (7c) uit subparagraaf 2.3, is een voorbeeld van een id waarin een element dat tot een interval behoort, hier aangeduid met Mijn verjaardag, al daarvoor gesitueerd is. (13a) en (13b) zijn voorbeelden van volledige separatieve anticipatie. De vorm van anticipatie die voor (13c) geldt, is in subparagraaf 2.3 getypeerd als interreferentieel separatief. Anticipatie kan in sommige gevallen de afwijking van niet gefixeerde successie zijn, zonder dat daarnaast versnelde successie mogelijk is. Dit is het geval in (14). | |||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||
(14) Het startschot had nog niet eens geklonken of enkele atleten schoten al naar voren. Aan (14) ligt de vooronderstelde successie van startschot en direct daarna de aanzet tot de sprint ten grondslag. In dit geval is alleen anticipatie mogelijk, omdat er tussen startschot en het begin van de sprint geen interval aanwezig is. Er is door de aangrenzende successie van startschot en sprint sprake van een bijna-simultaneïteit. Op grond hiervan beschouw ik (14) net als (13a) en (13b) als afwijking van de gebondenheid van een SvZ aan een tijdstip. Onder de afwijking van de gebondenheid aan een interval behoort ook de vervroegde situering van een SvZ die binnen een interval moet plaatsvinden dat noodzakelijk aan een tijdstip voorafgaat. Plaatsnemen in een trein moet uiteraard voor de vertrektijd plaatsvinden. Ver voor die tijd in een al gereed staande trein plaatsnemen geldt als uitzonderlijke situatie waarnaar ook door een anticiperende id verwezen kan worden. (15) De vertrektijd was nog lang niet aangebroken of Ferdinand installeerde zich al pontificaal in de coupé. (15) refereert aan een anticipatie op een anticipatie. Deze id anticipeert op het interval waarin men gewoonlijk in een trein plaatsneemt dat op zijn beurt weer voorafgaat aan het vertrek van de trein. | |||||||||||||||
5. Meerduidigheid van nog niet en eenduidigheid van nog niet eens5.1 Meerduidigheid van nog nietVoorafgaand aan de beschrijving in paragraaf 6 van de condities waaronder nog niet in anticiperende id's voorkomt, en aan de verklaring in paragraaf 7 van het voorkomen van deze constituent in versneld successieve id's, moet eerst het probleem betreffende de ambiguïteit van nog niet opgelost worden. Het laat zich als volgt onder woorden brengen: welke linguïstische middelen zijn er waarmee we een onderscheid tussen versneld successief en anticiperend nog niet kunnen maken? Aan de id's in (4) en (7) in paragraaf 2 kunnen we maar een interpretatie toekennen, wat aan de eenduidige betekenis van nog niet eens is toe te schrijven. Zie hiervoor de volgende subparagraaf. Als we nog niet eens in deze id's door nog niet vervangen, wat correcte zinnen oplevert, bestaat de neiging ze als versneld successieve id's te interpreteren, maar hiermee is hun interpretatie als anticiperende id geenszins uitgesloten. De id's met nog niet die door de zojuist genoemde vervanging zijn ontstaan, kunnen zowel anticiperend als versneld successief zijn. | |||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||
Om dit aan te tonen neem ik (4a) en (7a), hier genummerd als (16a) en (16b), met nog niet als verplichte constituent.
(16a) en (16b) zijn ambigu: ze kunnen een interpretatie als anticiperende en als versneld successieve id krijgen. Nog niet kan zowel een tijdstip voor de omslag van negatief naar positief aangeven als een tijdstip daarna. (16a) kan naar twee SvZ'en verwijzen: op het moment dat de telefoon gaat, is de met Ik aangeduide persoon nog aan het spreken of hij is nog maar net uitgesproken. En voor (16b) geldt, dat de deur al voor het aanbellen opengaat of vrijwel direct daarna opengaat. Er komen echter id's met nog niet voor die niet zoals (16a) en (16b) ambigu, maar ondubbelzinnig versneld successief zijn op grond van gefixeerde successie. De twee id's in (17) kennen slechts één interpretatie: het zijn versneld successieve id's vanwege de gefixeerde successie van de twee SvZ'en die eraan ten grondslag ligt.
De id's in (17) refereren aan de versnelde opeenvolging van twee SvZ'en. Voor (17a) geldt, dat iemand alleen door camera's omgeven kan worden, als hij als zelfstandig individu bestaat, dus na zijn geboorte. De SvZ'en die de id's in (17) beschrijven, zijn dwingend na elkaar geordend; er is geen enkele mogelijkheid ze als anticiperende id te interpreteren. Wie, zoals in (17b), een plaats wil verlaten, is daartoe alleen in staat, als hij zich in die plaats bevindt. Nog niet in (17a) en (17b) laat alleen de parafrase met nog maar net toe. Aan (16a) en (16b) ligt in tegenstelling tot de id's in (17) geen gefixeerde successie ten grondslag, zodat nog niet hierin zowel op een tijdstip voor als na de omslag van negatief naar positief betrekking kan hebben. Afwezigheid van gefixeerde successie maakt het mogelijk, dat nog niet zowel met een punt voor als na de omslag van negatief naar positief verbonden kan zijn. Dat we (16a) en (16b) én als anticiperende id's én als versneld successieve id's kunnen typeren, blijkt uit de mogelijkheid er elementen in op te nemen die de omslag van negatief naar positief blokkeren en omgekeerd. | |||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||
(18a) en (18b) zijn ondubbelzinnig anticiperend: de intercalaties verschaffen de zinsinterne gegevens die versnelde successie uitsluiten. Maar (19a) en (19b) kunnen niet anders dan versneld successieve id's zijn.
De betekenis van de adverbiale bepaling vrijwel meteen laat er geen twijfel over bestaan dat (19a) en (19b) versneld successieve id's zijn. Een ander middel om de ambiguïteit van nog niet op te heffen is de mogelijkheid deze constituent discontinu te gebruiken, waarbij nog de eerste zinsplaats inneemt. Discontinu nog niet heeft uitsluitend anticiperende betekenis. Het gebruik ervan heb ik tot nog toe alleen in een aantal romans van S. Vestdijk aangetroffen. Het volgende voorbeeld komt uit de historische roman Puriteinen en piraten. (20) Nog had de laatste matroos de artikelen niet getekend, of de zeilen begonnen met geweld te klapperen, (...).Ga naar voetnoot20 Het anticiperend karakter van (20) blijkt uit het feit dat deze id alleen een parafrase met voordat toelaat. Zinsinitieel nog plaatst de negatieve SvZ waarnaar het eerste lid verwijst, in het perspectief van voortduring: nog voordat de laatste matroos de artikelen had getekend, die samen een overeenkomst vormden om aan kaapvaart deel te nemen, begonnen de zeilen te klapperen. Deze onvoorziene omstandigheid anticipeerde dus op de ondertekening van de artikelen door de laatste matroos. Id's met de verplichte negatie nog niet kennen, zo is naar voren gekomen, vier mogelijkheden van interpretatie:
| |||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||
Tot nog toe is de intonatie van id's met nog niet buiten beschouwing gebleven. Ze kan, zo stel ik als hypothese, in mondeling taalgebruik het middel zijn om dubbelzinnige id's met nog niet te disambigueren. Met de prosodische segmenten nog niet uitgesproken in (16a) en nog niet aangebeld in (16b) kunnen afhankelijk van de bedoelde interpretatie twee verschillende intonatiecontouren verbonden zijn. Wordt nog niet in normaal spreektempo gerealiseerd met het accent op niet, dan rangschikken (16a) en (16b) zich onder het type anticiperende id. Het accent op niet benadrukt de negativiteit van het eerste lid. Als (16a) en (16b) als versneld successieve id's bedoeld zijn, dan worden de segmenten met nog niet iets versneld en met stijgende intonatie uitgesproken en valt het accent op de eerste lettergreep van uitgesproken en aangebeld. Geven we het accent op een eenlettergrepig woord of op een lettergreep van een meerlettergrepig woord weer met klein kapitaal, dan kunnen we (16a) als volgt disambigueren.
Met gebruikmaking van de twee intonatiecontouren van het segment waartoe nog niet behoort, kunnen we in mondeling taalgebruik aangeven of we anticipatie of versnelde successie tot uitdrukking brengen, ongeacht de ondersteuning van gefixeerde successie en contextuele gegevens. Of deze ondersteuning nu wel of niet aanwezig is, in alle gevallen waarin nog niet in temporeel situerende id's voorkomt, kan de intonatie de interpretatie van anticipatie of versnelde successie indiceren. In de hiërarchie van middelen om een onderscheid tussen anticiperende en versneld successieve id's met nog niet te maken kunnen de gegeven intonatiecontouren in mondeling taalgebruik de hoogste plaats innemen. In schriftelijk taalgebruik komt die plaats toe aan de aanwezigheid van gefixeerde successie of discontinu nog niet, gevolgd door zinsinterne en/of contextuele gegevens. In het vervolg maak ik bij de analyse van id's met nog niet gebruik van de beschreven intonatiecontouren om het onderscheid tussen anticipatie en versnelde successie te verduidelijken. | |||||||||||||||
5.2 Eenduidigheid van nog niet eensAls we de distributie van het zelfstandig gebruikte nog niet eens onderzoeken, dan blijkt deze constituent uitsluitend in anticiperende id's voor te komen. De analyse van de id's in (22), (23) en (24) leiden tot deze conclusie. | |||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||
(22a) en (23a) refereren aan versnelde successie. Heel kort na de intrede van een eerste SvZ doet zich een tweede voor. Vervanging van nog niet door nog niet eens in (22b) en (23b) verandert de verwijzing naar versnelde successie in die naar anticipatie, wat een incorrect resultaat oplevert. Aan (22a) en (23a) ligt de gefixeerde successie van twee SvZ'en ten grondslag: thuis zijn en weer weggaan, opstijgen van een vliegtuig en de terugkeer ervan naar de luchthaven. Als deze vorm van successie geldt, dan is de vervanging van nog niet door nog niet eens uitgesloten. De id's in (24) bevestigen de regel dat nog niet eens als zelfstandige constituent alleen met anticipatie in verband gebracht kan worden.
(24a) is ambigu: ze kan een versneld successieve of een anticiperende id zijn, omdat ze op niet gefixeerde successie gebaseerd is. Krijgt ze de interpretatie van versneld successieve id, dan laat nog niet zich niet door nog niet eens vervangen. Deze vervanging is wel mogelijk, als we aan (24a) de interpretatie van anticiperende id toekennen. De conclusie kan geen andere zijn dan dat nog niet eens als zelfstandige negatieve constituent alleen in anticiperende id's voorkomt. Als er van gefixeerde successie sprake is, die alleen de uitdrukking van versnelde successie toelaat, laat nog niet zich niet door nog niet eens vervangen. Deze vervanging is alleen mogelijk als nog niet in anticiperende id's gebruikt wordt. | |||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||
6. Anticiperende inverse disjuncties met nog niet als verplichte constituent6.1 InleidingIn paragraaf 6 komen twee zaken in samenhang aan de orde: de verdere fundering van het type anticiperende id, nu met de verplichte negatie nog niet i.p.v. nog niet eens, en de beantwoording van de vraag welke specifieke condities de anticiperende betekenis van nog niet bepalen. Subparagraaf 6.2 bevat vijf voorbeelden van id's met nog niet uit recent taalgebruik waarvan de analyse geen andere conclusie toelaat dan dat ze net als (2b) in de Inleiding, eveneens een id met nog niet, tot het type anticiperende id behoren. Enerzijds dient paragraaf 6 tot nadere fundering van het type anticiperende id, anderzijds is hij de uitwerking van subparagraaf 5.1. Hierin is geconstateerd, dat de betekenis van nog niet als continue constituent in id's ambigu is, als er geen gefixeerde successie van twee SvZ'en aan ten grondslag ligt. Om inzicht te verkrijgen in de specifieke condities op grond waarvan de anticiperende betekenis van continu nog niet tot stand komt, analyseer ik id's met dit nog niet waarin vijf soorten anticipatie tot uitdrukking worden gebracht. Subparagraaf 6.2 dient niet alleen om aan te tonen, dat anticiperende id's met nog niet in het hedendaagse taalgebruik voorkomen en geen ongewoon verschijnsel zijn naast versneld successieve id's met dezelfde verplichte constituent, de analyses erin verschaffen evenals die van de erop volgende subparagrafen 6.3 t/m 6.6 inzicht in de specifieke condities die de anticiperende betekenis van nog niet bepalen. De titels van de subparagrafen 6.2 t/m 6.6 bestaan uit de benamingen van de vijf soorten anticipatie. | |||||||||||||||
6.2 Anticipatie door voortijdige situering van standen van zakenVolgens de id's in (25) doen SvZ'en die normaliter na het begin van een interval voorkomen, hun intrede al voor het begin daarvan. Dit kan zijn oorzaak o.a. vinden in het niet verwachte voortijdige optreden van zaken die buiten de controle van menselijk handelen liggen, bijvoorbeeld de voortijdige intrede van natuurverschijnselen, of in het vooruitlopen op zaken als doel van menselijk handelen. De referentie aan voortijdige situering d.m.v. id's met nog niet kan, zo zal uit de analyse van de id's in (25) blijken, alleen tot stand komen, onder specifieke condities van context en zinsinterne elementen. | |||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||
In (25a) duidt de volgorde van de twee constituenten officieel en nog niet voorbijGa naar voetnoot22 erop, dat de SvZ, genoemd in het tweede lid, voor het einde van de zomer, in 2007 voor 23 september, plaatsvond, wat in overeenstemming is met de datum 5 september 2007 waarop deze id in het NOS-journaal voorkwam. In deze volgorde geeft officieel aan, dat er een vastgestelde datum is waarop de zomer eindigt en de herfst begint. Officieel voorbij refereert aan een tijdstip na het einde van de zomer, officieel nog niet voorbij aan een tijdstip daarvoor. De volgorde van officieel en nog niet voorbij kan alleen op anticipatie wijzen, niet op versnelde successie. Officieel is verbonden met de datumgrens van 23 september, waardoor de constituent nog niet voorbij, die binnen het bereik van dit woord valt, met een tijdstip voor 23 september verbonden is. Ook zonder de datum in de bronvermelding kan (25a) uitsluitend de interpretatie van anticiperende id krijgen, omdat de plaats en daardoor het bereik van officieel verhinderen, dat deze id aan versnelde successie refereert. De betekenis van officieel en de volgorde van dit woord en nog niet voorbij zijn de zinsinterne factoren die de anticiperende betekenis van nog niet bepalen. Zonder officieel en de referentiedatum van 5 september 2007 kan (25a) zowel de interpretatie van anticiperende als van versneld successieve id krijgen. Verandering van volgorde kan tot verandering van interpretatie leiden. De constituent nog niet officieel voorbij kan zowel in versneld successieve als in anticiperende id's voorkomen. (26) is zonder aanduiding van de intonatiecontour van het segment nog niet officieel voorbij ambigu. (26) De zomer is nog niet officieel voorbij of de eerste storm raast al over het land. | |||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||
Is niet geaccentueerd, dan refereert (26) aan de anticipatie van de SvZ, genoemd in het tweede lid, op het einde van de zomer. Is de tweede syllabe in voorbij drager van accent, dan volgt de eerste storm versneld successief op het einde van de zomer. (25a) refereert aan een vorm van anticipatie die we de naam intrusieve anticipatie moeten geven, omdat een meteorologisch verschijnsel als onderdeel van een jaargetijde is doorgedrongen in het voorafgaande jaargetijde. De relatie tussen dit verschijnsel en het jaargetijde waarin het normaliter voorkomt, moeten we als interreferentieel typeren. In (25b) is de anticipatie van de SvZ, vermeld in het tweede lid, op vergelijkbare wijze vast te stellen als in (25a). Ook in deze id vindt op grond van de vermelde data, 26 oktober, de datum van de genoemde SvZ, en 22 december, het begin van de winter in 2007, de situering van de anticipatie plaats. De door de columnist Frits Abrahams vooronderstelde volgorde van het begin van de winter en daarna overmatig hoesten is door de tijdsbepaling pas op 22 december doorbroken. Hierin duidt het gebruik van pas op tijdsverloop tussen het moment van schrijven en 22 december. De datum 26 oktober is in feite overbodig om de anticipatie van het hoesten op het begin van de winter vast te stellen. Hij geeft aanvullende informatie over hoe ver het winterse verschijnsel hoesten nog van 22 december verwijderd is. In (25a) zijn het de betekenis van officieel en de volgorde van de twee constituenten officieel en nog niet voorbij die de interpretatie bepalen, in (25b) is het de tijdsbepaling pas op 22 december die daar als zinsintern gegeven de juiste aanwijzing voor geeft. Evenals in (25a) is in (25b) sprake van interreferentieel intrusieve anticipatie: een onderdeel van alles wat een jaargetijde als winter typeert, is doorgedrongen in de herfst. Zonder aanduiding van haar context kan (25c) als anticiperende of als versneld successieve id geïnterpreteerd worden. Uit deze context bleek duidelijk, dat het manneke, een pas geboren jongetje, inderdaad nog niet thuis was en in het ziekenhuis verbleef. Hij had bij de andere kinderen in het gezin waarvan hij deel uitmaakt, jaloezie gewekt. Zij waren niet erg blij met hem (of simuleerden dit) en gaven hem bijnamen of zeiden, dat ze zijn naam niet konden uitspreken. Met hun plagerijen liepen ze al vooruit op de aanwezigheid van hun broertje thuis. De vorm van anticipatie waaraan (25c) uitdrukking geeft, typeer ik als additief expansief. De plagerijen begonnen al, voordat het manneke thuis was; ze hadden zich dus uitgebreid naar de tijd daarvoor. De context waarin (25c) geuit is, bepaalt de anticiperende betekenis van nog niet. (25d) moet eveneens met haar context verbonden worden om een keuze tussen versnelde successie en anticipatie te kunnen doen. Het nummer van Allerhande verscheen ruim voor de kerstdagen van 2007. (25d) maakte deel uit van een reclametekst waarin vier culinaire tongstrelers of amuses op kleurrijke foto's voor deze dagen werden aanbevolen. Met We zullen door de reclamemakers de werknemers van Albert Heijn bedoeld zijn die de tongstrelers moesten aanbevelen. | |||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||
Zij waren nog niet met hun kerstmaal begonnen, maar door de oogstrelende foto's van de amuses hadden ze de smaak ervan al te pakken. De reclametekst liet het voorkomen, alsof ze de gewaarwording van hun smaakpapillen al hadden beleefd, voor ze met het kerstmaal begonnen waren. Door deze tekst leerde het publiek de delicatessen net als zij van papier kennen en de met We aangeduide personen hoopten, dat het evenals zij voor het kerstmaal de delicatessen als het ware al proefden. Dit blijkt uit de laatste zin van de tekst: ‘Wij hebben de smaak al te pakken, en na het zien van deze heerlijke amuses [op de foto's] u vast ook.’ (25d) is een fraai voorbeeld van synesthesie: de reclametekst probeerde een visuele gewaarwording over te dragen op de smaak. De typering interreferentieel separatief past het best bij de vorm van anticipatie die in de reclametekst naar voren komt. We kunnen er nog het woord suggestief aan toevoegen. Een onderdeel van het kerstmaal, de smaak van de amuses, werd vooraf gesuggereerd door een aantal aantrekkelijke foto's. (25e), die uit dezelfde docusoap afkomstig is als (25c), maar uit een andere aflevering, brengt evenals deze id anticipatie van een SvZ tot uitdrukking, die we eveneens alleen op grond van contextuele gegevens kunnen vaststellen. Ook in deze id ontleent nog niet zijn betekenis aan deze gegevens. Met Het kindje wordt een beeldje van het kindje Jezus in een kerststal bedoeld. Een kleinzoon had het voor de kerst op de grond laten vallen, waardoor een voetje gebroken was. Toen dit gebeurde, was Kerstmis nog niet aangebroken. (25e) is gebaseerd op de vooronderstelling dat een kind eerst geboren moet zijn, voordat het een gebroken voetje kan hebben. Maar het was nog geen Kerstmis, dus Jezus was nog niet geboren. Hij had echter al een gebroken voetje als beeldje in de kerststal. Door het kindje Jezus met Zijn beeldje te vereenzelvigen ontstond een contradictoire situatie: voordat Hij geboren was, had Hij al een gebroken voetje. We moeten de anticipatie in (25e) typeren als interreferentieel separatieve anticipatie, in dit geval met contradictoir karakter: een lichaamsdeel van het kindje Jezus was al gebroken, voordat Hij geboren was. | |||||||||||||||
6.3 Anticipatie door benadering van grenzenEen id met nog niet als verplichte negatie kan aan de anticipatie van een SvZ refereren, als het eerste lid aan de benadering van een grens refereert. Benadering van grenzen is verbonden met tijdstippen waarop zich SvZ'en kunnen voordoen die normaliter na deze grenzen voorkomen. Het eerste lid van (27) refereert aan de benadering van een eindgrens. (27) Naar jaarlijkse gewoonte is het Festival van Brussel nog niet helemaal beëindigd of in Gent start men reeds met vier festivals in een Internationaal Filmgebeuren, (...). [Humo, 18-1-1979, ontleend aan Vandeweghe (1992: 58)] | |||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||
In (27) fungeert nog niet als bepaling bij helemaal, dat in relatie met beëindigd een eindgrens stelt aan het interval waarin het Festival van Brussel plaatsvond. Nog niet in combinatie met helemaal geeft aan, dat deze grens niet bereikt was, maar al wel in zicht was toen de vier festivals in Gent van start gingen. Volgens (27) anticipeerden de Gentse festivals op het einde van het Filmfestival in Brussel. De adverbiale constituent nog niet helemaal geeft in een temporele context een tijdstip aan vlak voor een eindgrens. Hierop kan de tweede SvZ in een vooronderstelde, niet gefixeerde opeenvolging van twee SvZ'en in afwijking van zijn normale positie zijn beginpunt krijgen. De vorm van anticipatie die in (27) tot uitdrukking komt, typeer ik als volledige intrusieve anticipatie: de vier festivals in Gent drongen door in het laatste deel van het interval waarin het Festival van Brussel plaatsvond. (27) refereert evenals de id's in (25) aan de voortijdige situering van een SvZ, maar anders dan bij de id's in (25) is de voortijdigheid van (27) gerelateerd aan de oriëntatie op een grens waardoor ze het karakter van een benadering krijgt en een geringe duur kent. In (27) ontleent nog niet zijn anticiperende betekenis aan zinsinterne gegevens, maar het is de vraag, of een id met nog niet helemaal uitsluitend op grond van de betekenis van de woorden in deze constituent de benadering van een grens aangeeft. In (28) kan de intonatiecontour van versnelde successie, toegepast op het segment nog niet helemaal klaar, mogelijk leiden tot de interpretatie die bij deze contour hoort. (28) Frits was nog niet helemaal KLAAR met zijn huiswerk of hij rende naar het voetbalveldje aan het eind van de straat. Als nog niet helemaal klaar versneld wordt uitgesproken met accentuering van klaar, dan kan (28) versnelde successie tot uitdrukking brengen: onmiddellijk nadat Frits helemaal klaar was met zijn huiswerk, rende hij naar het voetbalveldje aan het eind van de straat. Ik beschouw deze interpretatie als geforceerd, omdat de combinatie van nog niet met helemaal de interpretatie eerder naar anticipatie dan naar versnelde successie stuurt. Willen we met (28) versnelde successie tot uitdrukking brengen, dan is weglating van helemaal ter vermijding van verwarring tussen anticipatie en versnelde successie noodzakelijk evenals het gebruik van de juiste intonatiecontour. De constituent nog niet kan in een anticiperende id de benadering van een grens aanduiden, als hij voorbepaling is van een adverbiale constituent met het hoofd definitief, echt, helemaal en volledig. Niet krijgt dan accent om de interpretatie van versnelde successie te blokkeren. | |||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||
(29a) en (29b) refereren aan de benadering van een eindgrens, in (29c) is sprake van de benadering van een begingrens. De eerste en de tweede id zijn zonder de weergave van het accent op niet ambigu. Ze kunnen dan zowel aan anticipatie als aan versnelde successie refereren. (29c) kent maar een interpretatie, die van anticiperende id. De interpretatie van versnelde successie komt voor deze id niet in aanmerking, omdat meteen bij het begin van de officiële uitverkoop en niet kort daarna veel artikelen tegen verlaagde prijzen worden aangeboden. In de id's in (29) zijn het de accentuering van niet en de combinatie van nog niet met de genoemde bijwoorden die de anticiperende betekenis van nog niet bepalen. | |||||||||||||||
6.4 Anticipatie door voortijdige bekendmaking van zakenAnticipatie kan ontstaan door de voortijdige bekendmaking van zaken. De verwoording hiervan kan plaatsvinden door id's met nog niet waarin een anticiperend werkwoord voorkomt. Het tweede lid van (30) bevat het voltooid deelwoord van het werkwoord uitlekken in het gezegde zijn uitgelekt. (30) Prinsjesdag is nog niet aangebroken of er zijn al allerlei beleidsvoornemens uitgelekt. [mondeling, 5-9-2007] De anticipatie van de SvZ, genoemd in het tweede lid, op Prinsjesdag valt direct af te leiden uit de betekenis van uitlekken die in een zin als (30) de volgende omschrijving krijgt: ‘voor een verwachte of vastgestelde datum gedeeltelijk bekend worden van zaken die voor die datum niet openbaar zijn’. Uitlekken behoort op grond van deze betekenis tot de categorie anticiperende werkwoorden, waartoe ook verklappen, vooruitgaan en vooruitlopen op behoren. Deze werkwoorden plaatsen een SvZ op een eerder tijdstip dan waarop hij verwacht wordt of vastgesteld is. In (30) dwingt de betekenis van uitlekken ertoe, de SvZ waaraan het tweede lid refereert, voor Prinsjesdag te situeren. Deze id rangschikt zich daardoor onder de id's die een partieel separatieve anticipatie tot uitdrukking brengen, omdat een deelverzameling van de beleidsvoornemens die de troonrede van 2007 bevatte, voortijdig bekend was geworden. In (30) ontleent nog niet zijn anticiperende betekenis aan een zinsintern gegeven, de betekenis van het werkwoord uitlekken. | |||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||
6.5 Anticipatie door onderbreking van trajectenEen handeling of een proces kan aan een traject naar een eindpunt gebonden zijn waarop zich, voordat dit eindpunt bereikt is, een nieuwe handeling voordoet. Deze situatie kan door anticiperende id's met nog niet verwoord worden waarvan het eerste lid een werkwoord of een uitdrukking met impliciet trajectieve betekenis bevat. Hiertoe behoren o.a. de werkwoorden bereiken, weten en de naamwoordelijke uitdrukking toe zijn aan. Op deze werkwoorden en uitdrukking ga ik uitvoeriger in dan op de anticiperende werkwoorden, omdat id's waarin deze werkwoorden en uitdrukking voorkomen, soms twee mogelijkheden tot interpretatie bieden. Toe zijn aan kent, zoals zal blijken, maar een interpretatie. Achtereenvolgens analyseer ik id's met bereiken, weten en toe zijn aan in hun eerste lid. In zijn werkwoordtypologie heeft Vendler (1966: 97-121) het met bereiken corresponderende Engelse werkwoord to reach als achievement getypeerd. Achievements zijn werkwoorden die naar een puntgebeuren verwijzen. In zijn eigen woorden: ‘achievements occur in a single moment’ (Vendler t.a.p.: 103). Hoewel bereiken een puntgebeuren aangeeft, is het noodzakelijk met een traject verbonden waarop zich een handeling of een proces voltrekt dat tot een eindpunt of voltooiing moet komen. Daarom geldt voor dit werkwoord en mogelijk voor andere werkwoorden die het karakter van een achievement hebben, de typering impliciet trajectief. In id's met bereiken in het eerste lid kan óf het eindpunt óf het daaraan voorafgaande traject op de voorgrond staan blijkens de voorbeelden in (31). In het eerste geval is er van versnelde successie sprake, in het tweede van anticipatie.
De keuze tussen de interpretatie die op het puntgebeuren van bereiken gebaseerd is of op het ermee verbonden impliciete traject, hangt in (31a) af van de inhoud van het tweede lid. (31a) is een versneld successieve id vanwege de SvZ, genoemd in het tweede lid. De uitputting van de voorraad Harry Potters, aangegeven door het gezegde is uitverkocht, impliceert, dat deze id verbonden is met | |||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||
een tijdstip nadat de boekwinkels van de nieuwe Harry Potter voorzien waren. De verplichte negatie nog niet geeft een zeer snelle opeenvolging aan tussen het tijdstip waarop de nieuwe Harry Potter de winkelschappen bereikt had en het tijdstip waarop dit boek al uitverkocht was. In (31a) is sprake van de gefixeerde opeenvolging van twee SvZ'en. De inhoud van het tweede lid bepaalt de versneld successieve betekenis van nog niet. (31b) beschrijft de poging van een insluiper om de uitgang van een gebouw te bereiken. Voordat hij het eind van het traject daarheen had afgelegd, werd hij in de kraag gegrepen. Nog niet ontleent zijn anticiperende betekenis aan de accentuering van niet. Met deze betekenis is tevens de trajectieve betekenis van bereiken gegeven. Het is de vraag, of we (31b) als versneld successief of als anticiperend moeten beschouwen. De eerste typering kunnen we baseren op het argument dat de insluiper eerder dan verwacht werd aangehouden, maar als belangrijk tegenargument geldt dat hiervoor het beginpunt van een interval als referentiepunt gegeven moet zijn op grond waarvan de versnelde intrede van een tweede SvZ wordt vastgesteld. In bereiken is het betekenisaspect van het puntgebeuren dominant. Elk punt op het traject dat met dit werkwoord verbonden is, wijst vooruit, anticipeert op het einde. Dit traject kunnen we daarom als anticiperend traject karakteriseren. In (31b) is het eindpunt van het met bereiken verbonden traject het referentiepunt. Elk punt op het traject daarvoor wijst daarheen. Onderbreking van het traject zoals in (31b) geldt als anticipatie op het eindpunt. Dat we deze id als anticiperende id moeten opvatten, blijkt uit de mogelijkheid dat we nog niet door nog lang niet kunnen vervangen. (32) De insluiper had de uitgang nog lang niet bereikt of hij werd door de bewaking in de kraag gegrepen. Nog lang niet brengt tot uitdrukking dat er nog een grote afstand bestond tussen de plaats waar de insluiper werd gepakt en de uitgang die hij wilde bereiken. De anticipatie in (31b) geef ik de naam interruptieve anticipatie vanwege de onderbreking van het traject dat naar het puntgebeuren had moeten leiden. In zijn eerder genoemde studie rekent Vendler het werkwoord to know tot de states, werkwoorden die aan een toestand refereren. To know en weten duiden op een toestand waarin een niveau van kennis omtrent iets bij een persoon aanwezig is. Maar dit niveau hoeft geen constant gegeven te zijn; het kan verschillende gradaties in kennis vertegenwoordigen blijkens de combinatie van termen die een hoeveelheid aanduiden in combinatie met weten: iets, weinig, veel, alles weten. Weten refereert niet alleen aan een toestand, maar is ook verbonden met een traject waarop dit kennisniveau verworven is. Om tot kennis van iets te komen is een traject van kennisverwerving nodig en hierop kunnen, naarmate het traject vordert, de zojuist genoemde gradaties in kennisniveau achtereenvolgens | |||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||
voorkomen, waardoor een scalair geordende cumulatie van kennis omtrent iets ontstaat. Weten kan derhalve een scala aan kennisniveaus vertegenwoordigen. Elk niveau afzonderlijk op dit scala, behalve het eerste, vertegenwoordigt een hoeveelheid kennis die groter is dan de hoeveelheid kennis die met het voorafgaande niveau verbonden is. In id's waarvan het eerste lid het werkwoord weten bevat, kan een eindpunt in kennisverwerving op de voorgrond staan of een niveau daaronder. De analyse van de id's in (33) maakt dit duidelijk.
De intonatiecontour van nog niet hoe in (33a) bepaalt of deze id een anticiperende of versneld successieve id is. Versnelde uitspraak van nog niet hoe en accentuering van hoe maken deze id tot een versneld successieve id. Is niet drager van accent, dan moeten we (33a) als anticiperende id opvatten. Zonder intonatiecontour van het segment nog niet hoe is (33a) ambigu: deze zin kan dan betekenen, dat Egbert nog voordat hij tot volledige kennisname van een willekeurig computerprogramma is gekomen er bijvoorbeeld vanwege zijn handigheid als een ervaren ict'er mee kan werken of dat hij daartoe in staat is, heel kort nadat hij van een willekeurig programma volledig kennis heeft genomen. Volgens de aangegeven intonatiecontour is (33a) een versneld successieve id. Als habituele zin (habitueel vanwege de universele betekenis van een in een computerprogramma) refereert deze id aan elke situatie waarin Egbert heel kort nadat hij kennis van een willekeurig computerprogramma heeft verworven, er al als een ervaren ict'er mee omgaat. Weten representeert geen niveau op het traject naar de eindkennis van een computerprogramma, maar die eindkennis zelf. Nog niet duidt een zeer korte duur aan tussen het eindpunt in de kennisverwerving van een computerprogramma en de toepassing daarvan. Het eerste lid van (33b) refereert aan een kennisniveau van een specifiek computerprogramma dat lager ligt dan de eindkennis daarvan. Deze id betekent, dat Egbert met dit programma moet werken, zonder er daarvoor voldoende kennis van te hebben. Het begin van zijn werkzaamheden met het programma is voor het tijdstip geplaatst waarop hij daartoe op grond van de vereiste kennis in staat is. De anticipatie kan als reversief of als intrusief getypeerd worden, afhankelijk van het gegeven of het traject van kennisverwerving nog moet beginnen of al tot een zeker niveau gevorderd is. De naamwoordelijke uitdrukking toe zijn aan impliceert net als bereiken en weten een traject. Men is toe aan iets, als men een punt bereikt heeft waarop men | |||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||
de gelegenheid of de mogelijkheid heeft om tot dat iets over te gaan.Ga naar voetnoot24 Het bereikte punt impliceert een daaraan voorafgaand traject. De SvZ, genoemd in het tweede lid van (34), doet zich voor op het traject van een maaltijd waarop overeenkomstig het aantal gangen eenzelfde aantal subtrajecten te onderscheiden is. (34) is verbonden met een tijdstip op het voorlaatste subtraject, het subtraject voorafgaand aan het serveren van de koffie. Wat van Vincent nog niet verwacht werd, al van tafel gaan, deed hij tijdens het voorlaatste subtraject. (34) We waren nog niet aan de koffie toe of Vincent ging al van tafel.Ga naar voetnoot25 (34) kunnen we uitsluitend als anticiperende id benoemen. Er is geen mogelijkheid deze id of een andere met toe zijn aan in het eerste lid als versneld successief te benoemen. Hierin verschilt deze uitdrukking van bereiken en weten. Bereiken refereert aan een definitief eindpunt en daarmee aan de definitieve afsluiting van het traject dat aan het eindpunt voorafgaat. Weten is eveneens met een eindpunt verbonden, maar dit eindpunt is geen definitief eindpunt, omdat kennis van iets uitbreiding kan ondergaan. Toe zijn aan sluit een traject af, maar anders dan bij bereiken en weten is het eindpunt hiervan tevens het beginpunt van datgene waar men aan toe is. Het definitieve eindpunt van bereiken en het relatieve eindpunt van weten maken het mogelijk deze werkwoorden in versneld successieve id's te gebruiken. Deze eindpunten zijn afsluitingen van trajecten waarop snel een nieuwe SvZ kan volgen, zoals in (31a) en (33a). Toe zijn aan sluit een traject af waarna de SvZ waar men aan toe is, zijn intrede doet. Uiteraard sluit dit de introductie van een tweede SvZ uit. | |||||||||||||||
6.6 Anticipatie door uitsluiting van de eerste stand van zaken in de opeenvolging van twee standen van zakenIn de vooronderstelde opeenvolging van twee SvZ'en waarvan de eerste SvZ gewoonlijk tot de tweede leidt, kan de tweede zich al voor de eerste voordoen, waardoor uitsluiting van de eerste plaatsvindt. Deze uitsluiting kan uitdrukking vinden in anticiperende id's met nog niet waarvan het eerste lid de combinatie van het werkwoord kunnen met een infinitief bevat of uitdrukkingen die met kunnen verwant zijn wat hun mogelijkheidstellende betekenis betreft. Het zijn de volgende uitdrukkingen: de gelegenheid hebben, de mogelijkheid hebben en de tijd hebben. | |||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||
Het eerste lid van de id's in (35) bevat de combinatie van kunnen met een infinitief in de tegenwoordige tijd en de voltooid tegenwoordige tijd; in het eerste lid van de id's in (36) komen de genoemde uitdrukkingen voor eveneens in de tegenwoordige tijd en de voltooid tegenwoordige tijd.
Het eerste lid van de id's in (35) en (36) verwoordt, dat een buiten de controle van de agens gelegen omstandigheid de activiteit verhindert die tot de SvZ, genoemd in het tweede lid, had moeten leiden. Deze SvZ treedt al in, voordat deze activiteit tot uitvoering is kunnen komen. De id's in (35) en (36) zijn verbonden met een tijdstip waarop de Ik en De ambtenaar niet in staat zijn of niet in staat zijn geweest de activiteit aanbellen en nadenken over een probleem uit te voeren die tot de SvZ, genoemd in het tweede lid, moet leiden of had moeten leiden. Er is vanwege de negatie van mogelijkheidstellend kunnen en de daarmee verwante uitdrukkingen sprake van een circumstantiële belemmering van deze activiteiten. In (35a) en (35b) leidt dit tot overbodigheid van de handeling aanbellen. In (36a) en (36b) ontstaat daardoor uitstel van de activiteit nadenken over een probleem en daarmee van de oplossing van dit probleem. | |||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||
De id's in (35) en (36) refereren aan de situatie dat de SvZ'en, vermeld in het tweede lid, voor de realisatie van de activiteiten aanbellen en nadenken over een probleem plaatsvinden, terwijl ze normaliter na deze activiteiten gesitueerd hadden moeten zijn. Op deze situatie is de benaming excluderende anticipatie van toepassing. Met het gebruik van de onvoltooid tegenwoordige tijd en de voltooid tegenwoordige tijd in het eerste lid van de id's in (35) en (36) hangt een verschil in perspectief samen. De onvoltooid tegenwoordige tijd verbindt (35a) en (36a) met een tijdstip waarop de activiteiten aanbellen en nadenken over een probleem niet kunnen plaatsvinden, maar waarop de Ik en De ambtenaar daartoe wel de intentie hebben. Het nadenken over een probleem moet tot een later tijdstip wachten. Het perspectief in deze id's is progressief gericht. Volgens (35a) komt de intentie tot aanbellen te vervallen op het moment dat de deur opengaat. Volgens (35b) en (36b) hebben de Ik en De ambtenaar, voorafgaand aan het tijdstip waarop de in het tweede lid genoemde SvZ zich voordoet, geen gelegenheid gehad voor de activiteiten aanbellen en nadenken. In deze id's gaat het om een constatering over de tijd die verstreken is tussen twee tijdstippen waarvan het tweede het tijdstip is waarop de SvZ zich voordoet waaraan het tweede lid refereert. Het eerste tijdstip is het tijdstip waarop de Ik het voornemen had om aan te bellen en waarop De ambtenaar de opdracht kreeg om over een probleem na te denken. In (35b) en (36b) is het perspectief regressief gericht. | |||||||||||||||
7. Nog niet in versneld successieve inverse disjuncties7.1 InleidingIn de Inleiding heb ik al naar voren gebracht, dat nog niet als zelfstandige verplichte negatie in versneld successieve id's semantisch afwijkend gedrag lijkt te vertonen. De zinnen in (37) maken duidelijk, waaruit dit afwijkende gedrag bestaat.
(37a) is een negatieve zin. Op enig tijdstip voorafgaand aan het spreekmoment was er sprake van de negatieve SvZ dat de employé nog niet op kantoor was. Als we het eerste lid van (37b), dat in vorm met (37a) overeenkomt, in betekenis gelijkstellen met (37a), ontstaat er een contradictie op voorwaarde dat de koffieautomaat zich in de ruimte van het kantoor bevond: de employé was nog niet op kantoor, maar hij liep naar de koffieautomaat die zich in het kantoor bevond. Het eerste lid van (37b) is echter geen contradictoire zin; het refereert | |||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||
aan een toestand vrijwel direct na de omslag van negatief naar positief, wat in tegenspraak lijkt met de betekenis van nog niet. Het probleem dat nog niet stelt, luidt: hoe kan deze constituent met negatieve betekenis betrokken zijn op een tijdstip waarop van een positieve SvZ sprake is? In de subparagrafen 7.2, 7.3 en 7.4 bespreek ik drie oplossingen voor dit probleem. Subparagraaf 7.5 laat zien, dat er twee methoden van analyse nodig zijn om versnelde successie, uitgedrukt door id's, te verantwoorden | |||||||||||||||
7.2 De hypothese van het verzwegen goed en welDe eerste oplossing is voorgesteld door Duinhoven (1985: 313). Hij meent, dat nog niet in versneld successieve id's deel uitmaakt van de constituent nog niet goed en wel, waarvan de kern goed en wel verzwegen is. Ter verduidelijking geeft hij twee id's die volgens hem semantisch equivalent zijn.
Volgens Van Dale s-z (2005: 4110) betekent goed en wel ‘gezegd om aan te geven dat de handeling geheel voltooid is of de toestand ten volle ingetreden’. Nog niet in combinatie met goed en wel ontkent, dat de handeling al geheel voltooid is of de toestand volledig is ingetreden. Dit is mogelijk vanwege de impliciet trajectieve betekenis van goed en wel. De volledige voltooiing van een handeling en de volledige intrede van een toestand impliceren een traject naar een eindpunt. Goed en wel markeert, zo mogen we uit de betekenis van deze constituent afleiden, het eindpunt in een ontwikkeling naar de consolidatie van een SvZ. In nog niet goed en wel brengt nog niet een beperking aan op de duur van het traject naar dit eindpunt. Nog niet in combinatie met het expliciete of het verzwegen goed en wel betekent ‘minder lang dan de duur van het traject dat met goed en wel verbonden is’. En dit impliceert, dat (38a) en (38b) aan een toestand refereren waarin de met Hij aangeduide persoon wel binnen was, maar dat de toestand van binnen zijn nog niet ten volle ingetreden was, bijvoorbeeld omdat deze persoon nog bezig was zijn binnenkomst af te handelen. Maar goed en wel in (38b) kan ook betekenen, dat de toestand binnen zijn wel volledig was ingetreden, dat de ontwikkeling naar die toestand voltooid was. Nog niet duidt dan een zeer korte duur aan na de consolidatie van deze toestand. Maar met deze betekenis duikt het probleem van nog niet opnieuw op: hoe kan (38b), gelet op de negatieve betekenis van nog niet, verbonden zijn met een tijdstip waarop een positieve SvZ bestaat? | |||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||
In nog niet goed en wel kunnen we twee betekenissen onderscheiden op basis van het geïmpliceerde traject en het hiermee verbonden eindpunt. Ik noem deze betekenissen resp. de trajectieve betekenis en de consoliderende betekenis. Tussen deze twee betekenissen kunnen we in gesproken taal onderscheid maken door aan nog niet goed en wel in het segment nog niet goed en wel binnen twee verschillende intonatiecontouren toe te kennen: nog niet goed en wel binnen en nog niet goed en wel binnen. De eerste contour is met de trajectieve betekenis verbonden, de tweede met de consoliderende. Duinhovens voorstel biedt een elegante oplossing om de geconstateerde contradictie op te heffen, op voorwaarde echter dat we uitgaan van de trajectieve betekenis van nog niet goed en wel. Door een verzwegen goed en wel aan te nemen moeten we de negatie in het eerste lid van (37b) en in (38a) als constituentnegatie typeren die de SvZ waaraan hun eerste lid refereert niet uitsluit, maar de duur ervan beperkt tot een miniem interval. De ambiguïteit van nog niet goed en wel dwingt er echter toe naar andere oplossingen te zoeken om het contradictoire karakter van nog niet in versneld successieve id's op te heffen. | |||||||||||||||
7.3 De hypothese van de schijnbaar regressieve grensoverschrijdingOm de betrokkenheid van nog niet op een positieve SvZ te verklaren kunnen we ons baseren op de hypothese van de schijnbaar regressieve grensoverschrijding, de overschrijding van de grens tussen positief en negatief. Om de minimale duur van de SvZ te benadrukken waaraan het eerste lid van versneld successieve id's met nog niet refereert, kunnen we ons deze duur denken alsof ze nog niet waarneembaar is, alsof de positieve toestand waarnaar het eerste lid verwijst, nog niet is ingetreden. De duur van deze toestand is zo kort, dat we die met overdrijving met een negatieve zin kunnen weergeven. Maar versneld successieve id's met nog niet die op gefixeerde successie gebaseerd zijn zoals (17a) en (17b) in subparagraaf 5.1 en (22a) en (23a) in subparagraaf 5.2, zijn in tegenspraak met deze hypothese. | |||||||||||||||
7.4 De hypothese van twee tijdsniveausAls derde oplossing van het gestelde probleem betreffende id's als (37b) en (38a) stel ik voor twee tijdsniveaus te onderscheiden: het niveau van de fysische tijd en dat van de beleefde tijd. Rekenen we versneld successieve id's met nog niet uitsluitend tot het eerste niveau, dan is hun eerste lid onvermijdelijk contradictoir. Als we dit lid tevens in verband brengen met het tweede niveau, dan biedt dit de mogelijkheid contradictie uit te sluiten. Versneld successieve id's zijn met een gesloten interval verbonden dat tussen het begin van twee opeenvolgende SvZ'en ligt of tussen het eind van een eerste en het begin van een daarop volgende tweede SvZ. Elke verplichte | |||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||
constituent in deze id's refereert aan de opvallend korte duur van dit interval, dus ook nog niet. Maar op het niveau van de fysische tijd is deze constituent volgens zijn betekenis verbonden met een tijdstip voor de omslag van negatief naar positief. Nog niet heeft betrekking op een negatieve SvZ en vooronderstelt tevens de transitie van negatief naar positief binnen afzienbare tijd. In versneld successieve id's met nog niet heeft die transitie van negatief naar positief al plaatsgevonden,Ga naar voetnoot29 waardoor deze constituent met een tijdstip na het begin of na het einde van de eerste SvZ in een opeenvolging van twee SvZ verbonden is. We komen voor een onoplosbare situatie te staan, als we nog niet in versneld successieve id's alleen interpreteren op het niveau van de fysische tijd. Dan blijft deze constituent betrokken op een negatieve toestand, terwijl de interpretatie van de id waarin hij voorkomt, vereist, dat hij verbonden is met een positieve toestand. Als we het niveau van de fysische tijd verbinden met dat van de beleefde tijd en rekening houden met de prominentie van het tweede niveau t.o.v. het eerste, dan is het mogelijk nog niet in versneld successieve id's met een volgens onze tijdsbeleving negatief domein te verbinden en de betekenis van deze constituent te behouden. Beleefde tijd bestaat uit tijdservaringen van SvZ'en die in de fysische tijd zijn ingebed. Onze beleving of ervaring van de tijd staat op een hoger niveau dan de tijd zelf, die zich als een aangroeiende gesloten lijn gelijkmatig voortzet. We abstraheren erover om vat te krijgen op de gebeurtenissen die erin plaatsvinden. Daardoor is het mogelijk lange periodes te overzien en samen te vatten door er de belangrijke gebeurtenissen uit te memoreren. Essentieel in onze tijdsbeleving is de accentuering van deze gebeurtenissen en de verwaarlozing of het weglaten van irrelevante zaken. SvZ'en krijgen niet meteen, zodra ze volgens de fysische tijd beginnen, hun beslag; daartoe is een zekere aanloop nodig. Ze moeten als het ware ‘op gang komen’ en een korte ontwikkeling doormaken om tot consolidatie te komen. Iemand die om half negen op kantoor verschijnt, zit niet op hetzelfde tijdstip geconcentreerd achter zijn bureau te werken. Het allereerste begin van SvZ'en, de aanloop naar hun consolidatie, is voor onze tijdsbeleving als duurervaring niet van belang. Tijdsbeleving gaat pas een rol spelen, als een SvZ zich geconsolideerd heeft. In dit verband maak ik een onderscheid tussen kern en periferie in SvZ'en. Onze tijdsbeleving heeft op de kern betrekking, de periferie, de ‘randen’ van intervallen spelen daar geen rol in. De kern is in tweeërlei opzicht dominant t.o.v. de periferie: in duur en in het aantal gebeurtenissen dat ertoe behoort. Tijdsbeleving is gebonden aan gebeurtenissen van enige lengte waarvoor de periferie | |||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||
vanwege haar beperkte duur geen ruimte biedt. In de periferie is uiteraard sprake van tijdsverloop, maar die staat in onze beleving vanwege de dominantie van de kern op de achtergrond als verwaarloosbare of niet relevante tijd. Het beginpunt van de periferie is wel van belang: het is het referentiepunt op grond waarvan we de versnelde successie volgens de fysische tijd kunnen vaststellen. In versneld successieve id's als (37b) en (38a) refereert het eerste lid aan de periferie van een SvZ. Als we nu het omslagpunt van negatief naar positief dat door nog niet voorondersteld wordt, als tweede referentiepunt nemen, dan is dit punt op het niveau van de beleefde tijd het tijdstip waarop een SvZ volledig is ingetreden. Er is dan sprake van een opgeschoven begin van een SvZ t.o.v. het feitelijke begin ervan volgens de fysische tijd. Tussen het begin van een SvZ volgens de fysische tijd en het begin ervan volgens de beleefde tijd ligt een kort perifeer interval waarover we in onze tijdsbeleving abstraheren, alsof de SvZ nog geen begin had gekregen. In versneld successieve id's met nog niet is niet het begin van de eerste SvZ volgens de fysische tijd relevant, maar het begin daarvan volgens de beleefde tijd. Volgens dit tijdsniveau is nog niet betrokken op een tijdstip voorafgaand aan de omslag van periferie naar kern, dus nog voor het opgeschoven begin. Daardoor behoudt nog niet in versneld successieve id's zijn betekenis ‘aanduiding van een negatieve SvZ met de verwachting dat deze SvZ weldra in zijn tegendeel zal omslaan’. In deze id's ontkent nog niet, dat het opgeschoven begin van een SvZ, het begin van de kern, al is aangebroken, wanneer de tweede SvZ zijn intrede doet. Op het niveau van de beleefde tijd doet zich een situatie voor die analoog is aan het gebruik van nog niet op het niveau van de fysische tijd. De aanduiding van een negatieve SvZ en de verwachting van de overgang van negatief naar positief is op beide niveaus op een tijdstip binnen een negatief domein geplaatst. In versneld successieve id's is dit domein negatief op het niveau van de beleefde tijd, niet op dat van de fysische tijd. Versneld successief en anticiperend nog niet verschillen niet in betekenis van elkaar, maar in het tijdsniveau waarop ze fungeren. Op het niveau van de beleefde tijd bezit nog niet dezelfde betekenis als op het niveau van de fysische tijd. Doordat de beleefde tijd op een hoger niveau staat dan de fysische tijd, verdwijnt de feitelijke betrokkenheid van nog niet op een positieve SvZ naar de achtergrond ten gunste van het als negatief ervaren domein van de periferie. De zeer snelle opeenvolging van twee SvZ'en waaraan versneld successieve id's met nog niet refereren, is nog onverklaard gebleven. De snelheid van opeenvolging kan niet aan de betekenis van nog niet toegeschreven worden; daarvoor is de context waarin deze constituent verschijnt, verantwoordelijk. Die bestaat uit de volgende twee elementen: | |||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||
Voor de transitie van periferie naar kern, dus nog voor de consolidatie van een gegeven SvZ, doet zich een tweede SvZ voor. De duur van de periferie, die op zich al kort is, wordt nog bekort, doordat de tweede SvZ zich al voordoet voordat de overgang van periferie naar kern heeft plaatsgevonden. Dit heeft het effect dat de fysische tijd tussen het begin van twee SvZ'en die in opeenvolging gegeven zijn, nauwelijks waarneembaar is. De id's in (38) die Duinhoven (1985: 313) heeft gegeven ter verduidelijking van zijn opvatting over nog niet, zijn volgens de hypothese van de twee tijdsniveaus semantisch niet equivalent. (38a) behoort, als we de hypothese van het verzwegen goed en wel voor deze id verwerpen, tot het niveau van de beleefde tijd en is gebonden aan de periferie van de SvZ binnen zijn. (38b) met nog niet goed en wel kan op grond van de twee betekenissen van deze constituent zowel aan het niveau van de fysische tijd als aan dat van de beleefde tijd gebonden zijn. Als de trajectieve betekenis van toepassing is, dan brengt nog niet goed en wel een reductie aan op de duur van het traject naar de volledige intrede van een SvZ. Om de versnelde successie d.m.v. nog niet goed en wel te verantwoorden moeten we eveneens van het begrippenpaar kern en periferie gebruik maken, nu echter op het niveau van de fysische tijd. Het hoofd goed en wel heeft betrekking op de consolidatie van een SvZ, op het begin van de kern; nog niet geeft een tijdstip aan dat voor de consolidatie ligt en dus tot de periferie behoort. Geldt de consoliderende betekenis, dan refereert nog niet goed en wel aan de situatie dat heel kort na de volledige intrede van een SvZ zich een tweede voordoet. De duur tussen de twee SvZ'en in successie is zo kort, dat we van een tweede periferie kunnen spreken, waarin een SvZ, hoewel geconsolideerd, nog niet bestendigd is. Het effect van nog niet op het niveau van de beleefde tijd en van nog niet goed en wel op het niveau van de fysische tijd is hetzelfde. Beide constituenten zijn verbonden met een tijdstip na de intrede van een SvZ, nog voordat die al geconsolideerd is. Om het voorkomen van nog niet in versneld successieve id's te verklaren hoeven we geen beroep te doen op de hypothese van het verzwegen goed en wel. Op het niveau van de beleefde tijd bereikt nog niet hetzelfde effect als nog niet goed en wel op het niveau van de fysische tijd. Op grond van het verschil in tijdsniveau waarmee deze constituenten verbonden zijn, kunnen we ze als onafhankelijke constituenten beschouwen. Het gebruik van nog niet en nog niet goed en wel in versneld successieve id's geeft het volgende beeld te zien: | |||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||
Volgens (1) en (2) is er sprake van de versnelde opeenvolging van twee SvZ'en, nog voor de eerste zich geconsolideerd heeft, volgens (3) vindt de versnelde successie plaats na de consolidatie van de eerste SvZ. | |||||||||||||||
7.5 Twee methoden van analyse ter verantwoording van versnelde successieVoor de zeer snelle opeenvolging tussen het begin van twee SvZ'en waarnaar id's met nog niet en nog niet goed en wel verwijzen, is een verklaring gegeven met behulp van het onderscheid tussen twee tijdsniveaus en het begrippenpaar kern en periferie, niet met het begrip norminterval, dat gebruikt is ter verantwoording van versnelde successie waarnaar een id als (8) in paragraaf 3 verwijst. Kennelijk vergen nog niet en nog niet goed en wel en de overige constituenten die als verplichte constituent in versneld successieve id's kunnen voorkomen twee verschillende methoden van analyse om versnelde successie te verantwoorden: de methode die van het begrip norminterval gebruikt maakt, en de methode die op het gebruik van de twee tijdsniveaus en de begrippen kern en periferie berust. Het is, voor zover nu valt te overzien, niet mogelijk het begrip norminterval te gebruiken voor de verantwoording van de zeer snelle successie waarnaar id's met nog niet en nog niet goed en wel verwijzen. En omgekeerd lijkt het uitgesloten de versnelde successie van id's met andere verplichte constituenten dan deze twee te verantwoorden met het onderscheid tussen twee tijdsniveaus en het begrippenpaar kern en periferie. Als de verplichte constituenten in versneld successieve id's alleen met het niveau van de fysische tijd verbonden zijn, dan is het begrip norminterval bruikbaar ter verantwoording van de betekenis van deze id's, behalve wanneer nog niet goed en wel met trajectieve betekenis als verplichte constituent gebruikt is. Dan is het begrippenpaar kern en periferie, toegepast op het niveau van de fysische tijd, noodzakelijke om de zeer snelle successie te verklaren waaraan id's met deze verplichte constituent refereren. Verantwoording van versnelde successie, uitgedrukt door id's met nog niet en nog niet goed en wel met consoliderende betekenis, moet plaatsvinden met behulp van het niveau van de beleefde tijd en het begrippenpaar kern en periferie. | |||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||
8. Nog geen, nevenvorm van nog niet, en nog niet eens als afhankelijke verplichte constituentenIn de tot nog toe geanalyseerde id's is nog niet eens in alle gevallen en nog niet in bijna alle gevallen zelfstandig gebruikt. De id's in (29) in subparagraaf 6.3 bevatten de verplichte negatie nog niet die als voorbepaling deel uitmaakt van adverbiale constituenten. Deze constituenten refereren aan de benadering van een grens en scheppen daardoor de voorwaarde dat op het punt van benadering een SvZ kan voorkomen die zich gewoonlijk na de benaderde grens voordoet. Nog geen, nevenvorm van nog niet, en nog niet eens kunnen als verplichte negatie ook fungeren als voorbepaling in een maatconstituent blijkens de id's in (39). Deze id's behoren tot het versneld successieve type: ze refereren eenduidig aan de versnelde opeenvolging van twee SvZ'en.
In de id's in (39) komen nog geen en nog niet eens voor als bepaling in de verplichte negatieve constituenten. Dat deze constituenten als voorbepaling fungeren, is af te leiden uit hun syntactische positie en hun betekenis. Ze zijn onscheidbaar met de volgende maatconstituent verbonden en hun betekenis, die globaal weer te geven is met ‘minder dan’, heeft direct op deze maatconstituent betrekking. Ook als de maatconstituent aan een andere kwantiteit dan duur refereert zoals in (39a), moeten we van versnelde successie spreken. Het eerste lid van deze id noemt een activiteit die zich net als elke andere activiteit in de tijd voltrekt. In de id's in (40) kunnen nog geen en nog niet eens eveneens voorkomen als voorbepalingen van de verplichte negatieve constituenten die aan niet nader bepaalde tijdstippen refereren. De id's in (40) zijn in tegenstelling tot die in (39) anticiperend.
| |||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||
Deze id's beschrijven SvZ'en die zich normaliter op een later tijdstip voordoen dan op het tijdstip waarmee de verplichte negatieve constituent verbonden is. We moeten ze daarom als anticiperend typeren: de SvZ waaraan het tweede lid refereert, is anterieur gesitueerd t.o.v. zijn verwachte of vastgestelde plaats in de tijd. De id's in (41) moeten we eveneens als anticiperend typeren. Nog geen en nog niet eens komen hierin ook voor als voorbepalingen van de verplichte negatieve constituenten die net als de verplichte constituenten in (40) aan een tijdstip refereren. Maar in tegenstelling tot de id's in (40) verwijzen die in (41) naar een SvZ die met een tijdstip verbonden is, voorafgaand aan het interval waarin deze SvZ normaliter voorkomt.
De drie id's in (41) bevatten verplichte negatieve constituenten waarvan de hoofden uit substantieven bestaan die naar een interval verwijzen. Achtereenvolgens zijn dat winter, Sint-Nicolaas en weekend. De verplichte negatieve constituenten zijn betrokken op een tijdstip dat aan elk van deze intervallen voorafgaat. In de drie id's in (41) refereren ze evenals die in (40) aan een tijdstip waarop zich een SvZ voordoet die normaliter na dit tijdstip valt. Volgens (41a) doet de SvZ waaraan het tweede lid refereert, zich voor op een tijdstip, voorafgaand aan het jaargetijde waarin hij thuishoort. Ook de SvZ'en waarnaar het tweede lid van (41b) en (41c) verwijst, komen voor op een tijdstip dat voorafgaat aan het tijdstip waarop deze SvZ'en gewoonlijk voorkomen. | |||||||||||||||
9. SamenvattingHet aantal bekende typen id moeten we met het type anticiperende id uitbreiden. Hoewel het evenals het versneld successieve type temporeel afwijkende situeringen van SvZ'en tot uitdrukking brengt, is het hiervan duidelijk onderscheiden. Het gegeven dat anticipatie in veel gevallen opgevat kan worden als een ver naar voren geschoven variant van versnelde successie, doet geen afbreuk aan het onderscheid tussen de twee typen. Anticiperende id's verwijzen naar de situering van een SvZ of een (onder)-deel ervan voor een referentiepunt, versneld successieve id's naar de situering van een SvZ na een dergelijk punt. Dit typeonderscheidend verschil is geen beletsel om deze twee typen vanwege hun overeenkomst in de verwijzing naar | |||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||
in tijd afwijkende situeringen onder een hoofdtype samen te brengen waarop de benaming anterieur situerende id's van toepassing is. Anticiperende id's geven een complexe referentie te zien. Bij de analyse van deze id's zijn zes hoofdvormen van anticipatie naar voren gekomen: expansieve, excluderende, interruptieve, intrusieve, reversieve en separatieve anticipatie. De distributie van nog niet en nog niet eens in anticiperende en versneld successieve id's geeft het volgende beeld te zien. In zelfstandig gebruik komt nog niet in beide typen voor, nog niet eens komt in dit gebruik alleen in het eerste type voor. In afhankelijk gebruik komen deze constituenten in beide typen voor. De ambiguïteit van nog niet kan de interpretatie van id's met deze constituent bemoeilijken. In mondeling taalgebruik kan accentuatie van niet wijzen op het gebruik van anticiperend nog niet. In mondeling en schriftelijk taalgebruik laat de gefixeerde successie van twee SvZ'en alleen de interpretatie van versnelde successie toe. Het gebruik van discontinu nog niet wijst altijd op anticipatie. Bij niet gefixeerde successie en het gebruik van continu nog niet in schriftelijk taalgebruik moeten zinsinterne en/of contextuele gegevens de dubbelzinnigheid van nog niet opheffen. Tot de zinsinterne gegevens die de anticiperende betekenis van nog niet bepalen, behoren dateringen, globaal of exact, en de bijwoorden definitief, echt, helemaal en volledig, die gecombineerd met nog niet als voorbepaling constituenten vormen waarin nog niet anticiperende betekenis heeft, als deze constituenten met een tijdstip voor een grens verbonden zijn waarop zich een SvZ voordoet die normaliter op een tijdstip na die grens voorkomt. Andere zinsinterne gegevens zijn anticiperende werkwoorden, die de betekenis van nog niet ondubbelzinnig vastleggen, en werkwoorden en uitdrukkingen met impliciet trajectieve betekenis, bijvoorbeeld bereiken, weten en toe zijn aan. Bereiken en weten kunnen een id met nog niet alleen anticiperende betekenis geven, als hun trajectieve betekenis geactueerd is. Staat het eindpunt van het traject dat ze impliceren, op de voorgrond, dan geven ze zo'n id versneld successieve betekenis. Toe zijn aan heeft in id's met nog niet alleen anticiperende betekenis en kent aan deze id's uitsluitend deze betekenis toe. Id's met nog niet waarvan het eerste lid het werkwoord kunnen of een met dit werkwoord in betekenis verwante uitdrukking bevat in combinatie met een infinitief in de tegenwoordige tijd of in de voltooid tegenwoordige tijd, verwijzen naar de situatie dat de tweede SvZ in een vooronderstelde opeenvolging van twee SvZ'en zich voor de eerste voordoet en deze SvZ uitsluit. Deze id's hebben alleen anticiperende betekenis. De betrokkenheid van nog niet op een positieve SvZ in versneld successieve id's is verklaard met de hypothese van twee tijdsniveaus, het niveau van de fysische tijd en dat van de beleefde tijd, en met het begrippenpaar kern en periferie. Nog niet fungeert op het tweede niveau en is verbonden met de periferie van een SvZ die wel volgens de fysische tijd tijdsverloop kent, maar niet volgens de beleefde tijd. Een SvZ kent tweeërlei begin: het feitelijke begin op het niveau | |||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||
van de fysische tijd en het opgeschoven begin op het niveau van de beleefde tijd. Het tweede begin biedt de verklaring voor het gegeven dat nog niet overeenkomstig zijn betekenis fungeert: betrokkenheid op een negatieve SvZ met uitzicht op de overgang van deze SvZ naar het positieve tegendeel ervan. Nog niet is verbonden met een tijdstip in het als negatief ervaren domein van de periferie. De intrede van de tweede SvZ binnen de korte duur van de periferie, nog voor het opgeschoven begin, heeft het effect dat het begin van de tweede SvZ in een opeenvolging van twee SvZ'en vrijwel direct op het begin van de eerste SvZ volgt. | |||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Bronnen van het corpusmateriaalDe romans van S. Vestdijk zijn geordend volgens hun nummering in de reeks Verzamelde romans.
|
|