Voortgang. Jaargang 26
(2008)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||
Lering en vermaak bij Bommel
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||
structureel gebruik van de Bijbel. Juist in deze verhalen lijkt er ook sprake te zijn van een soort commentaar op de Bijbel of het christendom.Ga naar voetnoot3 In dit artikel zal ik één van deze verhalen bespreken, namelijk De Grote Onthaler uit 1977. Ik wil nagaan welke rol de Bijbel speelt in dit verhaal en wat de functie is van deze Bijbelse intertekstualiteit voor de interpretatie van dit verhaal. De theorie met betrekking tot intertekstualiteit gebruik ik met name als hulpmiddel om tot een acceptabele interpretatie te komen. Ik maak hoofdzakelijk gebruik van de ideeën van de semioticus Paul Claes, die in Echo's echo's. De kunst van de allusie (1988) een pragmatische intertekstualiteitstheorie heeft geformuleerd. Over het algemeen moet men Bijbelse intertekstualiteit in de Bommelverhalen vooral in de tekst daarvan zoeken. De Bijbel zelf is immers in beginsel uitsluitend tekst. Toch betrek ik in mijn interpretatie ook de tekeningen, die immers (vanwege de aard van de Bommelverhalen als stripverhaal) een onlosmakelijke eenheid met de tekst vormen, en mede het verhaal vertellen. Voor de duiding van de intertekstuele relaties kunnen de afbeeldingen verschillende consequenties hebben. Enerzijds kan er sprake zijn van een afzwakkende functie, als de intertekstualiteit alleen in de tekst aanwezig is. Het effect is dan minder groot. Anderzijds kan de rol van de tekeningen juist ondersteunend zijn, als er sprake is van intertekstualiteit van het beeld.Ga naar voetnoot4 Bijvoorbeeld als afgebeelde elementen aansluiten bij de gangbare voorstellingswijze van Bijbelse onderwerpen in de beeldende kunst. We zullen zien dat er in dit verhaal ten minste één keer van zoiets sprake is. Omdat er met de Bijbelse intertekstualiteit verwezen wordt naar een belangrijke religieuze tekst, is het bijna onvermijdelijk om bij de interpretatie ook levensbeschouwelijke aspecten te betrekken. In het geval van De Grote Onthaler zullen we zien dat dit eerder ook door diverse recensenten al is gedaan. De ouders van Marten Toonder waren vrijzinnig hervormd, en hoewel ze eigenlijk nooit naar de kerk gingen, kreeg de jonge Marten toch wat van de ideeën van het christendom mee. Op latere leeftijd verdiepte Toonder zich in de meest uiteenlopende godsdiensten en filosofieën, en hij voelde zich uiteindelijk het meest thuis bij stromingen als het boeddhisme, het taoïsme en de Iers-Keltische mystiek. Hij heeft zich in interviews vaak uitgelaten over levensbeschouwelijke onderwerpen, en ook specifiek over het christendom en de Bijbel. Ook deze ideeën zijn goed met zijn verhalen in verband te brengen, en kunnen een bijdrage leveren aan de interpretatie ervan. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||
Het verhaal, uitgaven en reactiesVan 6 januari tot 21 mei 1977 beleefde ‘Heer Bommel en de Grote Onthaler’ zijn debuut in het NRC Handelsblad. In dit verhaal belanden heer Bommel en Tom Poes, en in hun kielzog ook het politiekorps en een menigte andere inwoners van Rommeldam, via een clandestien aangelegde stoomtrein op een ondergronds station in de Zwarte Bergen. Het aanpalende terrein blijkt het toneel te zijn van allerlei beproevingen, die volgens een conducteur leerzaam zijn voor de Grote Onthaler. Heer Bommel gaat vooral de confrontatie aan, bijvoorbeeld in een strijd tegen acht monsters, maar Tom Poes is degene die op onderzoek gaat om uit te vinden wat er achter dit alles zit. Na een hoop verwikkelingen komt heer Bommel bovenin de toren terecht die midden op het terrein staat. Daar zit de Grote Onthaler, temidden van allerlei lekkers en omringd door tv-schermen die verbonden zijn met verborgen camera's. Hij blijkt een rijke oliebezitter te zijn, die het hele gebeuren heeft aangelegd om zijn verveling te verdrijven. Bommels gangen hebben hem ‘veel lering en vermaak gegeven’. Hij vertelt dat hij anderen ervaringen laat opdoen om er zelf wijs van te worden zonder zich te vermoeien. Voor de volgende dag kondigt hij een moeras aan om de menigte in te laten wegzinken. Door een list van Tom Poes vallen alle machines uit, waardoor de Grote Onthaler ook zichtbaar wordt voor de mensen beneden. Die kan niets anders doen dan ‘plan Z’ in werking te stellen en in een zeppelin te vertrekken. Ook alle Rommeldammers keren weer huiswaarts.
Over dit verhaal is in vergelijking met de meeste andere Bommelverhalen redelijk veel geschreven. Toonder zelf heeft op dit verhaal ‘meer reacties [...] gehad dan op enig ander’, zo zegt hij.Ga naar voetnoot5 Reeds vóór het verhaal in boekvorm verschenen was, publiceerde de hervormde predikant Laura Reedijk een beschouwing over het verhaal in Hervormd Nederland.Ga naar voetnoot6 Daarin schrijft ze dat het verhaal haar ‘een spiegel voor[hield] en daar ben ik van geschrokken’. Volgens haar rekent Marten Toonder hier af met een bepaald godsbeeld, waarin God iemand is die ‘de deugd beloont en de ondeugd straft, die alles ziet via zijn Alziend Oog’ en waarin ‘mensen als marionetten gemanipuleerd worden’. Volgens Reedijk denken veel mensen: ‘Alles wat er gebeurt is Gods wil en geschiedt volgens Gods Plan’, maar: Wellicht moeten we van Tom Poes leren, initiatieven te ontplooien, ons niet overal bij neer te leggen, niet alles alleen ‘van Boven’ te verwachten. [...] Wellicht moeten we meer vragen stellen en geen genoegen nemen met de zoete koekjes, de geijkte antwoorden, die ons worden toegeworpen. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||
Al in november van 1977 verscheen dit verhaal als De Grote Onthaler in de paperbackreeks ‘BBLiterair’ van uitgeverij De Bezige Bij te Amsterdam. Binnen de reeks Bommelpaperbacks van De Bezige Bij kreeg het verhaal een bijzondere behandeling: het verscheen als een van de weinige Bommelverhalen afzonderlijk in deze reeks, dus niet in een bundeling met een of twee andere verhalen. Bovendien bevat het boek enkele korte begeleidende teksten die te denken geven. De aanbeveling door ‘de heer O.B.B. te R.’ op het achterplat meldt dat het in dit boek gaat om een verhaal met een ‘Boodschap’, dat antwoord geeft op vragen als ‘Waarom? Hoe? Waarheen?’, en dat een ‘sterke geestelijke steun’ kan zijn. Enkele gedeelten uit de genoemde beschouwing van Reedijk zijn als een soort voorwoord in het boek geplaatst, en wel juist de (deels hierboven geciteerde) uitspraken over wat dit verhaal volgens haar over het godsbeeld van veel mensen zegt. Op de colofonpagina staat bovendien een verklaring die in de Bommelpaperbacks ongebruikelijk is:Ga naar voetnoot7 Alle in dit verhaal beschreven toestanden en gebeurtenissen berusten op fantasie. Elke gelijkenis met bestaande of vermoede figuren en omstandigheden is toevallig, hoewel de laatste reis van de Oriënt Expres op 19 mei 1977 plaatsvond. Het is opvallend hoe de verwachtingen van de lezer verschillende richtingen uit worden gestuurd door deze diverse begeleidende teksten. De woorden van heer Bommel op het achterplat doen vermoeden dat het hier gaat om een verhaal waarin diepere waarheden aan de orde worden gesteld, hoewel daar nog sprake lijkt te zijn van ironie: Bommel beveelt zijn eigen boeken vrijwel altijd aan met dit soort hoogdravende taal. Het veel serieuzere voorwoord van een heuse dominee maakt dat de lezer het verhaal bijna niet anders meer kan lezen dan door een bepaalde bril: hier wordt een zeker godsbeeld aan de orde gesteld. Maar wie de figuur van de Grote Onthaler gelijk wil stellen met bijvoorbeeld de christelijke God, wordt daarin juist weer in de weg gestaan door de mededeling dat elke gelijkenis met bestaande of vermoede figuren en omstandigheden toevallig is. Met deze laatste mededeling lijken de auteur en de uitgever zich in te dekken tegen eventuele beschuldigingen van blasfemie, mochten lezers het verhaal opvatten als een commentaar op hun eigen godsgeloof. Het is echter de vraag in hoeverre de lezer deze mededeling serieus neemt, aangezien de merkwaardige toevoeging over ‘de laatste reis van de Oriënt Expres’ de hele mededeling weer lijkt te relativeren. De trein in dit verhaal heet ‘Oriënt Expres’; de werkelijk bestaande Orient Express, de eerste grote Europese luxe langeafstandstrein, maakte inderdaad op 19 mei 1977 zijn laatste reis van Parijs naar | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||
Istanbul.Ga naar voetnoot8 Dit is enkele dagen na de laatste rit van de trein in dit verhaal, die daarna ook wordt opgedoekt, en twee dagen vóór het einde van het verhaal. Dat deze parallel op toeval berust, lijkt niet aannemelijk (ik neem aan dat het al enige maanden bekend moet zijn geweest dat de Orient Express zijn laatste reis zou gaan maken, maar heb dat niet kunnen achterhalen), maar door deze zin aan de mededeling toe te voegen, wordt de aandacht ook weer van een mogelijke religieuze interpretatie afgeleid en op actuele zaken gericht. En ook op een vrij onbelangrijk detail in het verhaal. Een vergelijkbaar spel met de conventie om dit soort mededelingen op te nemen in literaire werken die mogelijk gevoelig liggen, wordt gespeeld door Jan Wolkers voorin Terug naar Oegstgeest (1965): ‘Elke gelijkenis van figuren in dit boek met bestaande personen berust op toeval, behalve in het geval van de ijscoman Blanchard aan de ingang van de Leidse Hout.’ In april 1978 publiceerde Hans Werkman een uitgebreide recensie van deze boekuitgave in het Nederlands Dagblad, een gereformeerde krant.Ga naar voetnoot9 Daarin legt hij vooral nadruk op het sadistische godsbeeld dat in De Grote Onthaler wordt geschetst, en de ‘nieuwe god’ die Toonder opbouwt: ‘de mens die zichzelf op de troon zet en ieder godsbestaan ontkent’. Zijn grootste bezwaar tegen Toonder is dat hij ‘doet alsof de door hem aangevallen god de God van de Bijbel is. Hij tooit hem immers vele malen met Bijbelse motieven’. Weer een heel andere bespreking van De Grote Onthaler verscheen in 1982 in het tijdschrift Bres. Volgens Mary Heijboer-Barbas gaat dit verhaal (zoals al uit de ondertitel van haar artikel blijkt) vooral over de ‘Ontwikkeling van een mystiek levensgevoel, zonder onderwerping aan een geestelijke autoriteit’. Ze licht er vooral bepaalde ‘aloude alchemistische voorstellingen’ uit aan de hand van citaten van spiritisten, occultisten en de psychiater C.G. Jung.Ga naar voetnoot10 In 1997 werd ‘Heer Bommel en de Grote Onthaler’ opgenomen in band 34 van de reeks Heer Bommel. Volledige werken. De dagbladpublikaties van uitgeverij Panda te Den Haag. De verschillende uitgaven van het verhaal wijken op details nog wel eens van elkaar af, maar omdat de Volledige werken de definitieve, door Marten Toonder geautoriseerde versie van de tekst en de tekeningen bevat, citeer ik in het vervolg uit deze uitgave - tenzij anders vermeld. De nummers tussen haakjes in dit artikel verwijzen niet naar paginanummers, maar naar de afleveringnummers die linksonder in de tekenstrook zijn opgenomen. Deze nummers zijn in alle verschillende uitgaven identiek. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||
In meerdere interviews is Toonder bevraagd op de achterliggende ideeën van De Grote Onthaler.Ga naar voetnoot11 Ik zal zijn uitspraken hierover aanhalen waar dat relevant is. | |||||||||||||||||||||||||||
ApocalyptischOp de website De bijbel in de Nederlandse cultuur (www.bijbelencultuur.nl) wordt een korte beschouwing gewijd aan De Grote Onthaler.Ga naar voetnoot12 Het verhaal wordt hier in verband gebracht met het laatste boek van de Bijbel, de Openbaring of de Apocalyps, waarin Johannes visioenen over het ‘einde der tijden’ beschrijft die hij ontving terwijl hij verbannen was naar het eiland Patmos. Op deze website wordt allereerst de ‘dreigende, apocalyptische sfeer’ genoemd die Toonder in het verhaal oproept. Het woord apocalyptisch staat in onze taal in ruimere zin voor ‘sterk zinnebeeldig, wonderbaarlijk’, ‘onheilspellend’ of ‘catastrofaal, overweldigend’. Een apocalyps heeft betrekking op een ‘tijdperk dat of reeks gebeurtenissen die de ondergang van de wereld voor de geest roept’. In engere zin betekent apocalyptisch ‘betrekking hebbend op of ontleend aan de Openbaring van Johannes’.Ga naar voetnoot13 In deze paragraaf zal ik mij met name richten op de apocalyptische elementen in dit verhaal in de laatste betekenis, maar het zal duidelijk worden dat het verhaal ook apocalyptisch te noemen valt in bredere zin, en dat beide betekenissen van het woord in elkaar overlopen. Volgens bijbelencultuur.nl is de apocalyptische sfeer al aanwezig in de trein die heer Bommel naar het station voert: de conducteur draagt namelijk een doodshoofdmasker. Dit gegeven kunnen we vooralsnog uitsluitend via de tekeningen te weten komen; in de tekst blikkeren ‘witte tanden in een vriendelijke glimlach, maar heer Ollie voelde een koude rilling over zijn rug lopen’ (8733). Het doodshoofd verwijst in de beeldende kunst uiteraard naar de dood; de dood wordt vaak gepersonifieerd als geraamteGa naar voetnoot14. Ook in het Bijbelboek Openbaring komt de dood als personage voor. In hoofdstuk 6 vers 8 staat: ‘En ik zag, en zie, een vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was de dood, en het doden- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||
rijk volgde achter hem.’Ga naar voetnoot15 Ook deze ruiter wordt vaak als een geraamte afgebeeld.Ga naar voetnoot16 Als Tom Poes wat later opmerkt dat het gezicht van de conducteur hem te denken geeft, zegt heer Bommel: ‘Dat heb ik ook al gedacht. [...] Eerst meende ik dat ik droomde. Maar toen ik jou zag, merkte ik dat het bittere ernst was. Zouden we in de onderwereld terechtgekomen zijn, vraag ik mij af?’ (8752) Nu is het sowieso al vrij uitzonderlijk dat er in een Bommelverhaal over dromen wordt gesproken: dit benadrukt nog eens het apocalyptische, wonderbaarlijke karakter van het verhaal, daar ook bijvoorbeeld de gebeurtenissen in de Openbaring in de vorm van visioenen aan Johannes worden getoond. Maar het is zeker opvallend dat er hier over de onderwereld wordt gesproken. Dit begrip staat in het wereldbeeld van de oude Grieken voor de plaats waar de doden verblijven.Ga naar voetnoot17 Het woord is niet per se Bijbels: hoewel het woord enkele malen in het boek Ezechiël voorkomt, gebruikt de Bijbel vaker de verwante termen dodenrijk of hel.Ga naar voetnoot18 Deze onderwereld komt meer voor in dit verhaal: de plek onder de grond waar de machinerie zich bevindt wordt zo aangeduid (8748), en als heer Bommel tegen het einde een ijdele poging heeft gedaan om de rol van de Grote Onthaler aan te nemen, dreigt hij als straf voor zijn opstandigheid in de onderwereld neergestort te worden (8822). Ook in dit laatste vinden we een onverhulde verwijzing naar het begrip ‘dood’, en deze passage kan mijns inziens bovendien in verband gebracht worden met de in het boek Openbaring meermaals voorkomende mededeling dat alle kwade machten en hun volgelingen ‘in de poel des vuurs’ geworpen worden, waarmee de hel wordt aangeduid.Ga naar voetnoot19 Het ondergrondse station heet Limbus. De trein voert van het station van Ugelterp naar Limbus, en dat is veelzeggend. Ugelterp zou kunnen zinspelen op een Fries dorp als UreterpGa naar voetnoot20: een naam die de gemiddelde Nederlandse lezer vrij gewoontjes in de oren klinkt. Limbus is in de katholieke leer de naam van het voorportaal of ‘voorgeborchte’ van de hel: een plaats waar de zielen van de gelovigen van vóór de verlossing door Christus verbleven, en waar de ongedoopte kinderen zouden voortleven.Ga naar voetnoot21 Mogelijk wordt deze term ook wel ruimer | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||
opgevat, zodat hij ook het vagevuur of zelfs de hel aanduidt.Ga naar voetnoot22 Ook deze term komt dus niet uit de Bijbel, maar het is wel een theologisch begrip dat binnen het (Bijbelse) gedachtegoed van de kerk is ontstaan. Belangrijk is dat deze naam de suggestie wekt dat de personages verhuisd zijn van de alledaagse werkelijkheid naar een surrealistische of metafysische (on)werkelijkheid. Tekenend is heer Bommels eerste reactie op de aanblik van het station Limbus: ‘Een dooie boel.’ (8738) Overigens is dit station in de krantenversie van het verhaal nog naamloos:Ga naar voetnoot23 Toonder heeft het pas voor de eerste boekuitgave Limbus gedoopt. Wat daarbij zijn beweegredenen zijn geweest, is moeilijk te achterhalen, maar het heeft in elk geval als effect dat lezers die weten waar de naam Limbus in werkelijkheid naar verwijst, het verhaal op het hiernamaals gaan betrekken.Ga naar voetnoot24 De conducteur weerspreekt heer Bommels constatering dat station Limbus een ‘dooie boel’ is. ‘Integendeel, hier begint het leven pas, zou je kunnen zeggen.’ (8738) Men zou ook deze uitspraak kunnen interpreteren als een verwijzing naar het hiernamaals: in het christendom het ‘eeuwige leven’ (Johannes 5: 24, 6: 40). Ook Johan van Uffelen stelt in een interview met Toonder dat Bommel in De Grote Onthaler ‘de tunnel van leven en dood’ passeert.Ga naar voetnoot25 Inderdaad voert de trein naar Limbus via een donkere tunnel. Overigens komen er in het verhaal meer verwijzingen naar ‘het leven’ voor: om zich te sterken voor hun ‘verdere levensloop’ kunnen Tom Poes en heer Bommel een maaltijd nuttigen (8751). Op het moment dat heer Bommel het perron van Limbus betreedt, blijkt zijn horloge stil te zijn blijven staan. Dit is later ook het geval met het uurwerk van ambtenaar Dorknoper (8800). Blijkbaar zijn ze in een tijdloze omgeving beland; mogelijk ook een verwijzing naar de eeuwigheid?Ga naar voetnoot26 Enkele malen is ‘het aanzwellende geluid van vele klaroenen’ te horen op en rond het station (8750, 8804, vgl. 8778). Dit kan een verwijzing zijn naar de bazuinen die meerdere keren in de Openbaring voorkomen: zo is er een ‘luide stem, als van een bazuin’ (1: 10), en in hoofdstuk 8: 2 zijn er zeven engelen met | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||
zeven bazuinen, die door erop te blazen allerlei natuurrampen veroorzaken. Andere Bijbelplaatsen vertellen trouwens dat er ook op het moment van Christus' wederkomst en de wederopstanding van de doden (gebeurtenissen die ook plaats vinden aan het ‘einde der tijden’) een bazuin klinkt.Ga naar voetnoot27 Op zeker moment krijgt heer Bommel de opdracht om de ‘Acht Monsters’ te bestrijden. Op een vlakte bevinden zich acht gaten in de grond, waaruit hoofden op lange halzen komen. Met die halzen werpen ze heer Bommel van de een naar de ander. Tom Poes ontdekt dat het de met maskers getooide tentakels van één enorme octopus zijn, en weet deze onschadelijk te maken. Ook dit monster kan met de Openbaring in verband worden gebracht. Toonder verbaast zich in een interview over Openbaring 12: 3, waarin een monster voorkomt dat zeven koppen heeft die ‘zijn versierd met zeven hoeden’.Ga naar voetnoot28 Hij doelt hier waarschijnlijk op de Statenvertaling, waar staat: ‘er was een grote rode draak, hebbende zeven hoofden, en tien hoornen, en op zijn hoofden zeven koninklijke hoeden’. Meer recente vertalingen lezen ‘kronen’ in plaats van koninklijke hoeden. Ook de zogenaamde koppen van de monsters waartegen heer Bommel vecht, zijn met hoeden getooid. In het vraaggesprek spreekt Toonder van een ‘draak die uit de hel komt’;Ga naar voetnoot29 dit kan weer corresponderen met de aanduiding door de conducteur van de Acht Monsters als ‘monsters uit het binnenste’ (8789). Het Bijbelboek Openbaring speelt zich af op verschillende niveaus: zowel in de hemel als op de aarde.Ga naar voetnoot30 Zo kan men de toren waarin de Grote Onthaler gezeteld is, zien als een soort hemel of paradijs (met allerlei ‘hemelse’ spijzen), en diens ‘schepping’, de vlakte waarop de beproevingen plaatsvinden, is te vergelijken met de aarde. Daarnaast is er dus het ondergrondse niveau, dat wordt aangeduid als de ‘onderwereld’ en dat mogelijk met de hel correspondeert. De genoemde website De bijbel in de Nederlandse cultuur verbindt De Grote Onthaler met de beschrijving van het laatste oordeel, Openbaring 20: 11-15: En ik zag een grote witte troon en Hem, die daarop gezeten was, voor wiens aangezicht de aarde en de hemel vluchtten, en geen plaats werd voor hen gevonden. En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend, het boek des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun werken. En de zee gaf de doden, die in haar waren, en de dood en het dodenrijk gaven de doden, die in hen waren, en zij werden geoordeeld, een ieder naar zijn werken. En de dood en het dodenrijk werden in | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||
de poel des vuurs geworpen. Dat is de tweede dood: de poel des vuurs. En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs. Er wordt op deze internetpagina niet geëxpliciteerd welke elementen uit het Bommelverhaal naar dit Bijbelgedeelte verwijzen. Maar er is in het verhaal ook sprake van een mensenmassa die door de Grote Onthaler vanaf zijn ‘troon’ in de toren gadegeslagen wordt (ofschoon zij hem aanvankelijk niet kunnen zien). Deze menigte wordt als het ware in een modderpoel geworpen; heer Bommel dreigt zelfs in de onderwereld te worden gestort. Hans Werkman gebruikt in verband met het dreigende moeras het woord ‘zondvloed’.Ga naar voetnoot31 Inderdaad roept dit gegeven de associatie op met het Bijbelverhaal waarin de hele aarde door een watervloed wordt overdekt als straf voor de zonden van de aardbewoners (Genesis 6-8): een gebeuren dat apocalyptisch genoemd kan worden. Ook in het boek Openbaring worden trouwens allerlei natuurrampen beschreven. Door een van de conducteurs wordt van tevoren gesproken over de ‘grote dag’ waarop dit alles staat te gebeuren (8816), wat een zinspeling zou kunnen zijn op de ‘grote dag’ waarop volgens de Openbaring Gods oordeel plaatsvindt.Ga naar voetnoot32 Ondanks dat een dergelijk oordeel niet plaatsvindt in het verhaal, ademt het met al deze elementen zeker een soort laatste-oordeelssfeer. Op de genoemde website wordt verder opgemerkt: ‘De relatie tussen de Grote Onthaler en de boodschap van Openbaring blijft overigens steken in oppervlakkige verwijzingen. Echt grimmig wordt Toonder nergens’. Dat er slechts sprake is van oppervlakkige verwijzingen, lijkt me juist. Uiteindelijk gaat het meer om het creëren van een apocalyptische sfeer dan om een parodie of commentaar op het boek Openbaring te leveren. Men kan echter wel vraagtekens zetten bij de uitspraak dat Toonder nergens echt grimmig wordt. Wellicht dat men deze conclusie trekt in de vergelijking met meer realistische literaire werken, maar naar mijn mening bevat De Grote Onthaler toch tamelijk heftige elementen: een menigte die opzettelijk in een moeras dreigt te worden verstikt, en het voornemen om heer Bommel te pletter te gooien. Wel wordt het niet zo sterk uitgedrukt en blijft het uiteindelijk bij dreigen, en ook lijken de slachtoffers er wat minder door geschokt dan in werkelijkheid te verwachten zou zijn. | |||||||||||||||||||||||||||
De Grote Onthaler als GodZoals reeds gesuggereerd, is het mogelijk om in het personage van de Grote Onthaler een verwijzing naar God te zien. In het vervolg wil ik kijken welke | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||
gegevens in het verhaal tot een dergelijke constatering kunnen leiden, en ook in hoeverre we deze God dan als die van de Bijbel kunnen interpreteren. Als we naar de tekeningen kijken (zie afbeelding 1), wordt daar nog niet direct een godfiguur geportretteerd op de manier waarop deze bijvoorbeeld in de beeldende kunst wordt afgebeeld. We kunnen hier spreken van de dempende rol van de tekeningen, die ik in mijn inleiding noemde. Het uiterlijk van de Grote Onthaler wijst vooral naar het Midden-Oosten. Hij draagt een soort tulband, en lijkt bovendien op een Perzische kat. Afbeelding 1: Heer Bommel ontmoet de Grote Onthaler (afl. 8807). Copyright © 1977 Stichting Het Toonder Auteursrecht.
Wie is de Grote Onthaler volgens hemzelf? Hij stelt zich aan heer Bommel voor als ‘sjiek Ali en Abel ben Ali Jas, de Onthaler’ (8808). Een merkwaardige naam, vol dubbelzinnigheden. Ten eerste de titel ‘sjiek’: blijkbaar speelt Toonder hier met het woord sjeik. Dat is een ‘benaming die in de Arabische wereld wordt gebruikt voor elke man van enig wereldlijk of geestelijk aanzien’,Ga naar voetnoot33 maar dit woord is wellicht vooral bekend in de samenstelling oliesjeik: een ‘Arabische sjeik in wiens gebied olie gevonden is (en die daardoor rijk is geworden)’.Ga naar voetnoot34 De Grote Onthaler beschikt naar eigen zeggen over almacht, omdat hij zoveel olie bezit (8808). Met deze verwijzingen naar de olie zinspeelt Toonder vooral op de toenmalige actualiteit: het was nog geen vier jaar geleden dat de oliecrisis de wereld in haar greep had, en de ‘almacht’ van de Arabische oliesjeiks pijnlijk duidelijk werd.Ga naar voetnoot35 Met de omkering van twee letters in het woord sjeik creëert Toonder een mogelijke verwijzing naar de uitspraak van het Engelse woord sheik, maar ook naar het woord chic, wat alles aan deze rijkaard natuurlijk is. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||
De Onthaler draagt twee voornamen: Ali is een Arabische naam en Abel een Hebreeuwse, Bijbelse naam.Ga naar voetnoot36 Het woordje en daartussen doet daarbij wat eigenaardig aan, alsof hij twee personen in zich verenigt. Het eerste deel van zijn achternaam, ben (zoiets als ‘zoon van’), suggereert ook weer een Oosterse komaf. In Ali Jas zit weer de naam Ali, maar blijkbaar is zijn achternaam ook weer een soort alias, een schuilnaam... Kortom: deze naam roept een heel arsenaal aan mogelijke associaties op. Wel is het duidelijk dat verschillende elementen in deze naam een Oosterse afkomst van de Grote Onthaler moeten suggereren. Zijn dienaren duiden hem met nog meer namen aan. Als heer Bommel in de trein vraagt wie de Grote Onthaler is waarover de conducteur spreekt, antwoordt deze: ‘Dat is de Verheven Vergaster’, sprak de conducteur met flonkerende tanden. ‘De Grote Herberger, uw Genadige Gastheer om kort te gaan.’ (8734) De manier waarop de conducteur zijn werkgever aanduidt, lijkt al wat meer een verwijzing naar een soort Opperwezen. In de Bijbel is het niet ongebruikelijk om God met verschillende omschrijvende namen aan te duiden. Termen als ‘de Verhevene’ en ‘de Genadige’ komen daarbij ook voor.Ga naar voetnoot37 Toch gaat het te ver om op grond van deze namen al meteen uitsluitend aan de joods-christelijke God te denken. Martin de Jong wijst er in zijn bespreking van De Grote Onthaler op dat ook in de Vertellingen van Duizend-en-één-nacht sprake is van ‘God de barmhartige Erbarmer’ en ‘God de vrijgevige Koning’;Ga naar voetnoot38 hier gaat het toch over de Islamitische God. Hij attendeert bovendien op de overeenkomst tussen het uiterlijk van de Grote Onthaler en figuren uit de wereld van Duizend-en-één-nacht, zoals Toonder die in de jaren vijftig op vrije pentekeningen en schilderijen afbeeldde. Er is trouwens nog meer dat pleit voor een Midden-Oosterse afkomst van de Grote Onthaler. Als hij in zijn moedertaal spreekt, lijkt dit een soort Arabisch of Hebreeuws met zinnen als ‘Achallebap achhe ach plomplom’ (8778), ‘Acha ah atsjah’ (8808) en ‘Machatsja achach’ (8812). Zijn afscheidsgroet tot heer Bommel luidt: ‘Vrede zij met u’ (8831) - een wens die we als een vertaling van de Arabische groet salam, maar ook van het Hebreeuwse equivalent sjalom kunnen lezen.Ga naar voetnoot39 Heer Bommel en Tom Poes nuttigen een maaltijd in een zaal ‘die van vele oosterse gemakken voorzien was’ (8751). En dan is er natuurlijk de | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||
genoemde ‘Oriënt Expres’, waarvan de naam een verbinding met het Oosten suggereert. De Onthaler keert ook weer terug naar het Midden-Oosten, blijkens het slotwoord van heer Bommel: ‘Dat luchtschip verdween in Middenoostelijke richting’, prevelde heer Bommel, terwijl hij peinzend in zijn prikkelwater keek. ‘“En uit het Oosten komen het slechte weer en de wijsheid”, zei mijn goede vader altijd.’ (8841) En als men zich afvraagt wat voor wijsheid er uit het Midden-Oosten komt, dan is het in elk geval de bakermat van de drie grote monotheïstische wereldgodsdiensten: jodendom, christendom en islam. Mocht dit verhaal naar een bepaald godsgeloof verwijzen, dan moeten we dus hoogstwaarschijnlijk bij deze godsdiensten gaan kijken op wat voor God hier wordt gezinspeeld; maar op grond van de tot nu toe gepasseerde gegevens kunnen we ons nog niet beperken tot een van de drie. Mogelijk is er ook sprake van een soort ‘syncretisme’: in de persoon van de Grote Onthaler zijn verwijzingen naar elementen uit verschillende Oosterse culturen (en daarmee godsdiensten) opgenomen. Dat ook deze oliesjeik zichzelf als een soort god in zijn eigen universum beschouwt, mag blijken uit sommige van zijn uitspraken: ‘In raadsels loopt men op aarde rond’, sprak de ander, met zorg een hapje kiezend. ‘Waarom, vraagt men zich af. Wat is het doel? En men krijgt geen antwoord. Ik ben de enige die het weet, want ik heb zelf het Plan gemaakt.’ (8808) Hij lijkt het gebeuren onderaan zijn toren als een soort allegorie op het menselijk leven te beschouwen, waarop we in de vorige paragraaf ook al toespelingen tegenkwamen. Hijzelf fungeert als schepper en albestuurder. Elders spreekt hij ook over ‘deze hele schepping’ (8831). | |||||||||||||||||||||||||||
Verwijzingen naar de Bijbelse GodDat we in de Grote Onthaler een toespeling op de God van de Bijbel kunnen zien, hebben we vooral te danken aan de Gorromieten, de dienaars van de Grote Onthaler (waaronder de conducteurs). Zij hebben er een handje van om hun taal met Bijbelteksten te larderen als ze over hun hoogste baas spreken. De Onthaler zélf citeert eigenlijk niet uit de Bijbel. De belangrijkste Bijbelse uitspraken van de Gorromieten wil ik hier noemen en kort bespreken. ‘Maar de Grote Onthaler heeft er in zijn wijsheid in voorzien. Gaat u deze deur maar in, dan zult u vinden wat u zoekt.’ (8764) | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||
Dat God in het nodige voorziet, vinden we op meerdere plaatsen in de Bijbel.Ga naar voetnoot40 ‘Zoekt en gij zult vinden’ is een bekend gezegde van Jezus uit de bergrede.Ga naar voetnoot41 ‘De Grote Onthaler ziet alles’, sprak een bekende stem achter hem. ‘Er kruipt geen kameel door het oog van een naald zonder dat hij het weet.’ (8783) Dit kan gezien worden als een contaminatie (met humoristisch effect) van Jezus' uitspraak ‘het is gemakkelijker, dat een kameel gaat door het oog van een naald dan dat een rijke het Koninkrijk Gods binnengaat’Ga naar voetnoot42 en de Bijbelse notie dat er niets gebeurt zonder dat God het weet.Ga naar voetnoot43 Een vergelijkbare uitspraak vinden we in het volgende citaat: ‘Hier raakt niets weg’, onderbrak de conducteur. ‘Want alles verloopt volgens het Plan. Zelfs vandaag, de Dag van het Moeras, gaat er niets of niemand verloren zonder dat de Grote Onthaler het weet.’ (8823) Het laatste deel doet tevens denken aan het gezegde van Jezus in Matteüs 18: 14: ‘Zo bestaat bij uw Vader, die in de hemelen is, de wil niet, dat een dezer kleinen verloren gaat.’ De uitdrukking verloren gaan is in het Nieuwe Testament synoniem met ‘niet het eeuwige leven ontvangen’,Ga naar voetnoot44 of in het christelijke spraakgebruik met ‘verdoemd worden, naar de hel gaan’.Ga naar voetnoot45 Een uitspraak van hoeder Grol tegen Tom Poes: ‘Maar wees niet bevreesd; jij bent in het Plan opgenomen.’ (8783) ‘Wees niet bevreesd’ komt meermaals in de Bijbel voor.Ga naar voetnoot46 Dat Tom Poes in het Plan is opgenomen, zou kunnen verwijzen naar het gegeven dat de namen van de gelovigen volgens de Bijbel opgenomen staan in het boek des levens; dit is ook in het boek Openbaring regelmatig te lezen.Ga naar voetnoot47 ‘U bent terug’, sprak hij. ‘Ja, ja, u kunt de Grote Onthaler, die alles ziet en alles weet, niet ontlopen. Hoe hebt u dat nu toch kunnen proberen, nadat hij u met weldaden overladen had?’ (8785) | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||
Behalve dat hier weer gezinspeeld wordt op het idee dat God alles ziet en weet, komt ook de laatste zin mij Bijbels voor. Zie bijvoorbeeld Nehemia 9: 35: ‘Zij hebben, trots hun koninkrijk en trots de grote weldaden die Gij hun gegeven hadt, en trots het ruime en vette land dat Gij hun ter beschikking gesteld hadt, U niet gediend noch zich bekeerd van hun boze daden.’ ‘Boosheid en opstandigheid helpen niet’, sprak de laatste [= conducteur Norrius], naar buiten tredend. ‘Zelfs uw agenten kunnen de Oriënt Expres niet tegenhouden. De Grote Onthaler heeft ingegrepen. Hij kan niet gedogen, dat men tegen het Plan ingaat.’ (8788) Opstandigheid tegen God is een gegeven dat met name in het Oude Testament voorkomt.Ga naar voetnoot48 De veelgebruikte uitdrukking streng doch rechtvaardig komt waarschijnlijk niet uit de Bijbel. ‘De wegen van de Grote Onthaler zijn soms onnaspeurlijk’, gaf de ander toe. (8778) Vergelijk deze zin met Romeinen 11: 33: ‘O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen!’
Al deze uitspraken overziend, kunnen we stellen dat er op Bijbelpassages gezinspeeld wordt waarin het gaat over de almacht van God: God die alles weet en ziet, die in alles voorziet, die geen opstandigheid duldt, en wiens wegen onnaspeurlijk zijn. Er is daarbij nauwelijks sprake van letterlijke Bijbelcitaten; vaker gaat het om verhaspelingen en contaminaties van Bijbelteksten of zinspelingen op Bijbelse gegevens. Meermaals treffen we bovendien het woord almacht(ig) aan in dit verhaal, als het over de Grote Onthaler gaat (8808, 8817, 8831). In de Bijbel wordt God regelmatig ‘de Almachtige’ genoemd.Ga naar voetnoot49 Wel is de oorzaak van de almacht van de Grote Onthaler gelegen in het feit dat hij ‘zoveel olie bezit’ (8808), waarmee zijn ‘goddelijkheid’ teruggebracht wordt naar meer aardse proporties. Zoals we zien, wordt er in het verhaal ook regelmatig over ‘het Plan’ van de Grote Onthaler gesproken. Dit is niet zozeer een Bijbels begrip, maar het zou | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||
kunnen refereren aan de leer van de predestinatie of voorbeschikking, zoals deze binnen bepaalde groepen binnen het christendom beleden wordt. Deze leer sluit aan bij de aloude vraag of de mens vrij is om eigen keuzes te maken, of dat God of het noodlot dit voor hem doet. In de predestinatieleer is God degene die beschikt, en die ook beslist wie er uitverkoren is om naar de hemel te gaan en wie niet.Ga naar voetnoot50 Toch is er in het Plan van de Grote Onthaler ook ruimte voor eigen initiatief. Op het moment dat Tom Poes op het punt staat om het achtkoppige monster onschadelijk te maken, staat er: Grol, de hoeder, deed een stap voorwaarts om hem tegen te houden, doch toen er uit de nevels een ijl lachje klonk, bleef hij staan. Werkman omschrijft het Plan van de Grote Onthaler op grond van deze laatste regels als ‘een kruising van het heidense noodlot en de christelijke predestinatie’.Ga naar voetnoot51 De Jong concludeert op basis van de uitspraak ‘Hier achter ligt het pad dat de Grote Onthaler voor u heeft klaargelegd; volgens uw wensen’ (8739) dat in het verhaal de ‘tegenstrijdige begrippen “predestinatie” en “vrije wil” [...] verenigbaar [blijken] te zijn’.Ga naar voetnoot52
Het is goed om ook nog even aandacht te besteden aan de Gorromieten zelf, nadat we hun uitspraken over hun werkgever hebben bekeken. Allereerst hun groepsnaam: in de Bijbel komen veel stammen en volken voor die namen dragen met als uitgang -ieten.Ga naar voetnoot53 Pim Oosterheert wijst in zijn Bommellexicon ook op de klankverwantschap met Gomorra, de stad die in Genesis 19 samen met Sodom vernietigd wordt vanwege de zondigheid van de inwoners.Ga naar voetnoot54 De klankverwantschap zou nog veel sterker zijn wanneer deze inwoners in de Bijbel als ‘Gomorrieten’ zouden worden aangeduid, wat niet het geval is, maar ook het in het Nederlands nog meer gangbare Sodomieten staat niet in de Bijbel. Maar verder is er behalve de klank van de naam ook weinig overeenkomst te bedenken tussen de dienaars van de Grote Onthaler en de inwoners van Gomorra. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||
Interessanter is het gegeven dat opperhoeder Gabius wordt afgebeeld met vleugels op zijn rug (zie afbeelding 2) - iets waar de tekst overigens met geen woord over rept. Aangezien de engelen, Gods dienaars en boodschappers in de Bijbel, doorgaans gevleugeld worden afgebeeld,Ga naar voetnoot55 ligt het zeer voor de hand om de Gorromieten met engelen in verband te brengen; er is hier sprake van een soort intertekstualiteit van het beeld. (Ik had dit gegeven trouwens ook in de vorige paragraaf kunnen noemen, aangezien engelen veelvuldig in de Openbaring voorkomen en ook de vleugels op dit plaatje meewerken aan het creëren van een surrealistische sfeer.) Oosterheert wijst bovendien op de overeenkomst tussen de naam van de opperhoeder en die van de aartsengel Gabriël;Ga naar voetnoot56 beide nemen een hoge plaats in binnen hun hiërarchie. Een andere Gorromiet heet Belius: dit zou een variant kunnen zijn op Belial, waarmee in 2 Korintiërs 6: 15 de duivel wordt aangeduid.Ga naar voetnoot57 En de duivel is weer een gevallen engel, hoewel Belius in het verhaal niet gevallen is (dit kan eerder van Grollius gezegd worden, maar diens naam lijkt verder niets met een engel of duivel van doen te hebben). Afbeelding 2: Opperhoeder Gabius (afl. 8777). Copyright © 1977 Stichting Het Toonder Auteursrecht.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||
Er zijn nog een aantal gegevens uit het verhaal die aan de Bijbelse God doen denken. Werkman wijst op enkele parallellen met de geschiedenis van de woestijntocht die de Israëlieten maken na de uittocht uit Egypte.Ga naar voetnoot58 De koekjesregen die de Grote Onthaler laat regenen op de politieagenten die door een doolhof dwalen (‘Voedsel uit de lucht is heel ongebruikelijk’, aldus ambtenaar Dorknoper (8804)), kan worden vergeleken met het manna, het brood dat God dan uit de hemel laat regenen (Exodus 16). En het feit dat hij met een draai aan een knop voor dag en nacht kan zorgen (‘Ik verlicht de wolken, begrijpt u wel?’ (8808)) zou kunnen zinspelen op de wolk- en vuurkolom waarin God met het volk Israël meetrekt (Exodus 13: 21). Regelmatig is er verder een ‘hoog lachje’ te horen vanuit de nevels. Dit kan een verwijzing zijn naar Psalm 2: 4, waar (over opstandige machthebbers) staat: ‘Die in de hemel zetelt, lacht; / de Here spot met hen.’ Heer Bommel drukt op zijn eigen wijze zijn ongenoegen uit over deze gebruiken van de Grote Onthaler: ‘Hij kan licht en duisternis maken, en eten uit de lucht laten vallen. Een vreselijk gevaar voor de samenleving, dat zal ieder weldenkend iemand met me eens zijn.’ (8815) Men zou dit soort uitspraken kunnen lezen als commentaar op het christelijke godsbeeld, en dan met name op de noties van almacht en alwetendheid. Toch kan heer Bommel, vlak nadat hij zich realiseert dat de Grote Onthaler ‘een gevaarlijke dolleman’ is, de aandrang niet weerstaan om zelf diens rol over te nemen. ‘En dat kan gemakkelijk, want hierboven kan men licht maken en duisternis, en doolhoven en moerassen. En iedereen is gehoorzaam. Men is hier om kort te gaan almachtig.’ (8817)
Voor de duiding van deze intertekstuele relaties is het zinvol om ons te wenden tot de terminologie die Claes hanteert in zijn intertekstualiteitstheorie. Wat betreft de aard van de intertekstuele relaties in dit verhaal, kan men stellen dat er sprake is van iconische (of metaforische) verwijzingen: ze leggen een gelijkenisrelatie tussen de architekst/grondtekst en de fenotekst/eindtekst (en niet een contrastrelatie of een conventioneel bepaalde relatie).Ga naar voetnoot59 De Grote Onthaler wordt vergeleken met of zelfs gelijk gesteld aan de Bijbelse God, doordat zijn dienaars Bijbelteksten in de mond nemen die naar God verwijzen en doordat hij licht en duisternis maakt en ‘manna’ laat neerdalen. Ook krijgt het verhaal | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||
een apocalyptische lading doordat het op verschillende manieren aan het Bijbelboek Openbaring refereert. Wat betreft de functie van deze intertekstuele verbindingen, kan een fenotekst de functie(s) van een architekst bevestigen of juist verwerpen, zodat er gesproken kan worden van een constructieve respectievelijk destructieve functie van de intertekstualiteit. Bij de functie(s) van een architekst gaat het om de functies die elke tekst in een bepaalde cultuur heeft, en ‘die zowel door zijn structuur als door zijn leeswijze bepaald worden’.Ga naar voetnoot60 De functie van de Bijbelse intertekstualiteit in De Grote Onthaler kan in deze omschrijving niet anders dan destructief genoemd worden. De Bijbels klinkende uitspraken van de Gorromieten over almacht en alwetendheid blijken uiteindelijk grote woorden te zijn, want de Grote Onthaler wordt ontmaskerd en blijkt niet almachtig. Na het moment dat hij door het verdwijnen van de nevelwolken vanuit de diepte door de starende menigte wordt aangekeken, zegt hij: ‘Wanneer men de achtergronden van de Hoge Herberger kent, is hij niet langer almachtig’ (8831). Er is in dit verhaal trouwens ook tweemaal letterlijk sprake van ontmaskering: Tom Poes ontdoet een conducteur van zijn doodshoofdmasker (8771), en is ook degene die ontdekt dat de acht monsters in wezen maskers op de tentakels van een octopus zijn. Zo zijn alle ‘apocalyptische’ elementen in dit verhaal onderdeel van de hele sfeer van dreiging die er in het verhaal hangt, maar die niet meer dan een lege huls blijkt te zijn als deze ‘god’ van zijn troon gestoten wordt. | |||||||||||||||||||||||||||
Toonder en het christelijke godsbeeldZoals gezegd is het verhaal De Grote Onthaler in diverse interviews met Toonder onderwerp van gesprek, en vooral het godsbeeld dat erin wordt geschetst. Hij vertelt dat hem regelmatig is verweten dat het een blasfemisch verhaal is, waarin hij spot met de christelijke God. Zelf geeft hij toe dat het ‘een godsdienstig verhaal’ is; maar ‘ik zou niet graag beweren dat het mijn visie op het christelijk geloof is’.Ga naar voetnoot61 ‘Alsof ik God wil voorstellen als een dergelijke dikke taartjesetende figuur’.Ga naar voetnoot62 Wat hij in dit verhaal wél wil bekritiseren, is een bepaald godsbeeld: Ik heb daar een soort geloof op de hak genomen dat me altijd nogal primitief en lachwekkend is voorgekomen. Ik heb heel wat mensen gekend die zo geloven, met de Bijbel in de hand, maar dan zo erg kinderachtig.Ga naar voetnoot63 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||||
Elders zegt hij hierover: ‘Als kind vond ik het al lachwekkend dat miljoenen mensen aan het bidden waren en dat die man in de hemel hen verhoorde. Daar geloof ik niet in. [...] Hij is geen oude man met een baard’.Ga naar voetnoot64 Hij geeft in een ander interview toe dat er Bijbelteksten in het verhaal verwerkt zijn: het bevat ‘zinnen [...] die herinneren aan het gewone, mooie oude Hollands dat ik klakkeloos heb overgenomen uit het Oude Testament, dat is de Tale Kanaäns. Het is niet de inhoud daarvan’. Hij vertelt dat hij van sommige mensen deze taal niet mag gebruiken omdat die heilig zou zijn, ‘hoewel dat het mooiste Nederlands was dat er bestond. Ik zie dat dus niet helemaal’.Ga naar voetnoot65 Het gaat Toonder dus vooral om het mooie taalgebruik, en niet om de inhoud. Toch hoop ik in het voorafgaande duidelijk te hebben gemaakt dat citaten uit de Bijbel niet helemaal willekeurig uit hun verband zijn gehaald. (En dat ze niet alleen uit het Oude Testament komen.) Bovendien vind ik het opvallend dat de hierboven aangehaalde voorbeelden niet zozeer gelden als typische voorbeelden van ouderwetse Bijbeltaal: als het hier vooral zou gaan om het mooie Nederlands van de Statenbijbel, dan zou er meer gebruik gemaakt zijn van archaïsche taalelementen (‘gij zijt’, ‘hovaardij’, ‘zekerlijk’), die we in andere Bommelverhalen wél tegenkomen.Ga naar voetnoot66 In weer een later vraaggesprek (uit 1995) zegt de auteur over de figuur van de Grote Onthaler dat deze staat voor ‘de albestuurder die alles weet en alles in de hand heeft. Dat is het westerse godsbeeld. Dat is het christendom’.Ga naar voetnoot67 Deze uitspraak laat er weinig twijfel over bestaan dat het verhaal gelezen kan worden als commentaar op het christendom, en dan met name op het christelijke godsbeeld.
Werkman betoogt dat met de Grote Onthaler vooral een kapitalistisch en sadistisch godsbeeld wordt geschilderd: Mijns inziens levert Marten Toonder met De Grote Onthaler kritiek op het godsbeeld dat vele mensen (ook vele christenen) er op na houden. Hoeveel christenen zijn er immers niet, die hun God beschouwen als een combinatie van Sinterklaas (koekjes strooiend) en Zwarte Piet (met de roe), als het klassieke noodlot met een Plan, waartegen zelfs niet te bidden valt. Hoevele christenen hebben vroeger en later God (god) niet voor hun kapitalistische karretje proberen te spannen? Terecht blaast Toonder deze wan-god weg uit zijn verhaal. Hij bestaat niet.Ga naar voetnoot68 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||
Werkman protesteert ‘als christen’ echter tegen de manier waarop Toonder deze god presenteert: de genoemde Bijbelse motieven waarmee de Grote Onthaler wordt opgetuigd, maken dat de lezer hem ziet als de God van de Bijbel. Zijn bezwaar is dan dat ‘Toonder het allerbelangrijkste weglaat’: de God van het verbond met het volk Israël en van de verlossing door Jezus Christus. Werkman haalt vervolgens een interview aan uit Elseviers Magazine uit 1976, waarin Toonder zich nogal kritisch uitlaat over het christelijk geloof en zelfs verklaart dat hij anti-christelijk is.Ga naar voetnoot69 Over de christelijke God zegt hij daarin: Ik vind het voor een zinnig mens waanzinnig om te zeggen: God die alles weet, alles ziet, almachtig is en die liefde is... Waar zie je dat? Hoe beredeneer je dat? De liefde van God is iets dat ik nog nooit gezien heb. Ik zie alleen maar haat van God, de wrekende God, de Joodse God. Ja, die bestaat zeker... Die herken je ook. Je ziet hoe hij zich wreekt op zijn uitverkoren volk [...]. Satan is voor Toonder ‘dezelfde als Jehova’, en hij spreekt ‘door vuur, bloed, vernieling en verwoesting’. Werkman legt een verband tussen dit vraaggesprek en het feit dat Toonder vlak na het verschijnen ervan aan het schrijven van De Grote Onthaler moet zijn begonnen. Inderdaad lijken juist de door Toonder in dit interview genoemde eigenschappen van de Bijbelse God waar hij zich niet in kan vinden, in de figuur van de Grote Onthaler aan de kaak te worden gesteld. Dit geldt ook voor een ander mogelijk idee over God, dat Van Uffelen in een interview aan de orde stelt. Hij vraagt Toonder of hij in een God gelooft ‘die alles volgens Zijn Plan laat verlopen’. Hij antwoordt: ‘Er bestaat zeker geen vooropgezet Plan. Het hele leven is verandering. Geen minuut is hetzelfde. Het één komt uit het ander voort. Wat niet verandert, is statisch, is dood’.Ga naar voetnoot70 | |||||||||||||||||||||||||||
Toonders levensbeschouwingAl met al is het duidelijk dat er middels de Bijbelse intertekstualiteit in De Grote Onthaler verwezen wordt naar een bepaald godsbeeld, onder andere via diverse (al dan niet bewerkte) citaten van teksten uit de Bijbel die spreken over Gods almacht en alwetendheid. Uit interviews weten we dat dit kenmerken zijn van het christelijke godsbeeld waar Toonder zich niet in kan vinden. Maar daarnaast kan de persoon van de Grote Onthaler ook verwijzen naar de islamitische God. In zijn autobiografie schrijft Toonder dat hij ook weinig met het jodendom en de islam heeft omdat de aanhangers daarvan, net als die van het christendom, ‘maar in één god geloven’.Ga naar voetnoot71 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||||
In het eerdergenoemde interview met Elseviers Magazine zegt Toonder ook dat het niet zijn bedoeling is om anderen op hun hart te trappen, en dat iedereen ‘het recht [heeft] te geloven wat hij gelooft’. Dit kan ook verklaren dat hij vaak wat geheimzinnig doet over de precieze achtergronden van de Grote Onthaler, en de suggestie verdoezelt dat het hier om de christelijke God gaat. Bijvoorbeeld door de verklaring voorin het boek dat elke gelijkenis met ‘bestaande of vermoede figuren’ toevallig is. Ook in zijn voorwoord op het verhaal in de uitgave van de Volledige werken uit 1997 schrijft hij nog eens over het feit dat men ‘in de Onthaler het Opperwezen meende te herkennen’: ‘Dat heeft me zeer verbaasd, want er bleek uit dat men een zeer lage dunk van de Almachtige bleek te hebben. Het leek me dan ook gepast om tegen het einde even te laten zien wat er met de Onthalerstoren gebeurd is’.Ga naar voetnoot72 Aan de boekuitgave heeft Toonder inderdaad een slotaflevering toegevoegd (8840A), waarin we zien hoe de Grote Onthaler in zijn luchtschip nog eenmaal langs de toren in de Zwarte Bergen trekt, die juist door de bliksem getroffen wordt. Er staat dan: ‘Allemachtig’, prevelde Ben Ali Jas achter het kajuitvenster. ‘Een inslag. Het is leerzaam, dat een toren zó kan branden; dat had ik in mijn Plan niet voorzien. En het is maar goed, dat ik net ben weggegaan met medeneming van al mijn waardepapieren. Want wat daar gebeurt, is overmacht, waar zelfs de olie niets aan kan verhelpen.’ Toonder zegt hierover in het genoemde voorwoord: ‘Dat was “Force Majeure”, of “Act of God”, zoals de Engelsen zo aardig zeggen.’ Ik vermoed dat Toonder met zijn toegevoegde aflevering verwijst naar wie of wat God voor hem wérkelijk is. De begrippen act of God en force majeure staan voor overmacht, en dan met name vanwege natuurkrachten die de mens niet in de hand heeft. Voor Toonder is ‘de hele natuur God zelf’, en deze overtuiging is bij hem gevoed door het meemaken van indrukwekkende weersverschijnselen.Ga naar voetnoot73 In een interview vertelt hij: Voor mij is de Natuur altijd een God geweest: àls er een god is zit hij in alle dingen. En zeker in de natuur. Want als je ertussen zit, voel je jezelf inkrimpen tot een centimeter. Een onderdeel, helemaal geen Heer der Schepping.Ga naar voetnoot74 Elders noemt hij zichzelf ‘misschien een beetje een pantheïst’.Ga naar voetnoot75 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||||
Er is trouwens meer in het verhaal dat verwijst naar Toonders gods- en wereldbeeld. In Toonders visie heeft God de wereld en de mensen geschapen om ervaringen op te doen. Hij was een geest die over de wateren zweefde en heeft zich voorzien van stof om iets mee te kunnen maken. Geest is statisch, zweeft wat rond, zonder iets mee te maken. Hij moest stoffelijk worden. Dat is de schepping: de aarde en alles wat leeft.Ga naar voetnoot76 Elke menselijke ervaring draagt daardoor bij tot de kennis van God, en daarbij is het in wezen niet belangrijk of we goed of kwaad doen.Ga naar voetnoot77 Dit alles is ook precies de reden dat de Grote Onthaler zijn schepping heeft aangelegd: ‘anderen de ervaring laten opdoen, en er zelf wijs van worden’ (8809). Wel zou ik met De Jong willen opmerken dat Toonder hiermee ‘een satirische draai [geeft] aan zijn eigen opvatting over de zin van het leven’.Ga naar voetnoot78 Ook wordt er in het verhaal gerefereerd aan Toonders kijk op de massa en het individu. In verschillende interviews en in zijn autobiografie heeft hij uiting gegeven aan zijn afkeer van kuddegedrag en zijn sympathie voor de eenling.Ga naar voetnoot79 Die aversie tegen groepsvorming betreft ook zeker religieuze groeperingen - en niet in de laatste plaats de christelijke kerk. Hij prefereert de vrijheid van het individu boven ieder godsdienstig systeem: daar wordt geloof immers van bovenaf aan de massa opgelegd.Ga naar voetnoot80 Als er wordt beschreven hoe ‘de menigte’ zich naar het station begeeft en zich gewillig door de politie bijeen laat drijven als het laagje modder stijgt, zijn er enkelingen, zoals Joost, die ‘een hogere plek zoeken, om niet ten onder te gaan’ (8826). Elders staat er: ‘De Grote Onthaler helpt hen die zichzelf helpen’ (8790), waarin het eigen initiatief aangemoedigd wordt (iets waar ook het ‘voorwoord’ van Reedijk in de boekuitgave bij aansluit). ‘De eenling kan kiezen wat hij hebben wil, maar een menigte raakt in het moeras en wordt naar beneden gezogen’ (8809), zo staat het in het Plan van de Onthaler. Ook wat dit thema betreft, zouden we kunnen stellen dat Toonder de draak steekt met zijn eigen opvattingen. Toch denk ik dat het meer is dan dat. De massa in dit verhaal is voortdurend willoos overgeleverd aan wat er van boven bepaald wordt. Ook als de Grote Onthaler is ontmaskerd, blijft de menigte onderworpen aan het wettelijk gezag van de politie, en terug op het station van Ugelterp is er sprake van massahysterie (8835). Een individu als Joost kan aan de dreigende ondergang ontsnappen omdat dit ook in het Plan geregeld is, maar | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||||
de échte individuen nemen initiatieven om het Plan omver te werpen. Werkman omschrijft Tom Poes als ‘de actieve mens die zich tegen de zogenaamde hogere macht en het noodlot verzet en op die manier de oplossing dichterbij brengt’.Ga naar voetnoot81 Ook heer Bommel is een individu, al heeft hij dit niet zozeer te danken aan scherpzinnigheid en actief handelen, maar aan intuïtie en geluk: vergelijk bijvoorbeeld de verschillende manieren waarop Tom Poes en heer Bommel in de toren terechtkomen (8801-8803). De massa is in dit verhaal willoos overgeleverd aan invloeden en besluiten van hogerhand (Hogerhand?), maar de enkeling kan zich daarvan losmaken door zijn eigen weg van vrijheid te kiezen. | |||||||||||||||||||||||||||
ConclusieIn dit artikel heb ik mij gericht op het interpreteren van Toonders verhaal De Grote Onthaler aan de hand van verwijzingen naar de Bijbel. Ik wil benadrukken dat deze godsdienstige dimensie niet het enige gezichtspunt is van waaruit men dit verhaal kan onderzoeken. Zo heb ik enkele malen verwijzingen naar de actualiteit gesignaleerd, zoals de oliecrisis en de laatste reis van de Oriënt Express. Ook kan men de rol van het thema ‘massa versus individu’ in dit verhaal aan een nadere beschouwing onderwerpen. En blijkens de genoemde bespreking van Heijboer-Barbas is het bijvoorbeeld ook mogelijk om dit verhaal na te gaan op alchemistische elementen. Het feit dat al dit soort thema's ook in De Grote Onthaler aanwezig zijn, maakt dat niet iedere lezer het direct zal herkennen als een religieus verhaal; waarschijnlijk is het dat met name voor wie daar speciaal op let of er gevoelig voor is (de ‘oplettende lezertjes’, zou Toonder zeggen). Maar ook wie het verhaal vanuit een religieus oogpunt beschouwt, wordt door Toonder verschillende kanten opgestuurd. Ik heb laten zien dat men in de vele Arabische elementen rondom de figuur van Grote Onthaler evengoed een zinspeling op de islamitische Allah kan zien. In de thematiek rondom dood en hiernamaals wordt het katholieke begrip limbus gebruikt, maar ook een term als onderwereld, die eerder uit de Griekse oudheid stamt. Niet voor niets heb ik het begrip syncretisme laten vallen in verband met de naam van de Grote Onthaler: Toonder vermengt in dit verhaal uiteenlopende elementen uit verschillende culturele en religieuze domeinen. Toch meen ik dat een interpretatie die de Bijbelse gegevens geheel zou negeren, het verhaal tekort zou doen. Daarvoor zijn ze te talrijk en teveel met het verhaal verweven. Het is ook veelzeggend dat het verhaal verhoudingsgewijs veel reacties opriep, en dat die zich meestal concentreren rondom het godsbeeld dat erin zou worden geschetst. Al direct na de eerste krantenpublicatie | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||||||||
verscheen er een artikel hierover van nota bene een theoloog, en de boekpublicatie leidde tot een uitgebreide recensie in een gereformeerde krant. In deze bijdrage heb ik nog eens op een rij gezet op welke manieren er in De Grote Onthaler naar de Bijbel verwezen wordt. Ten eerste zijn er een aantal verwijzingen naar de Openbaring van Johannes. Hierbij gaat het om oppervlakkige zinspelingen, en de functie hiervan lijkt met name het creëren van een apocalyptische (surrealistische) sfeer. Ten tweede worden er regelmatig eigenschappen aan de Grote Onthaler toegedicht die verwijzen naar de God van de Bijbel, onder andere via (vaak verhaspelde) Bijbelcitaten over de almacht en alwetendheid van God; ook dragen sommige van zijn dienaars enige kenmerken van engelen. Op deze manier wordt de figuur van de Grote Onthaler vergeleken met of zelfs gelijk gesteld aan God. Men kan hierin kritiek lezen op een christelijk godsbeeld waarin God degene is die alles ziet en aan alle touwtjes trekt. Uitspraken van Toonder uit interviews bevestigen deze interpretatie. Ook de sadistische trekken van de Onthaler kunnen corresponderen met de wrekende God die Toonder in de Bijbel ontwaart. Zoals gezegd is dit soort religiekritiek vooral waarneembaar voor de lezer die hierop gespitst is. Het is allemaal namelijk nogal terloops; Toonder is zeker niet iemand die (als een Wolkers of een 't Hart) van het expliciet bespotten van het christendom een hoofdthema heeft gemaakt. Toonder lijkt teksten uit de Bijbel vaak te gebruiken om de toon, om er een bepaalde sfeer mee neer te zetten. Het is dan vooral een knipoog naar bepaalde Bijbelse gegevens. Toch zit er ook zeker een kritische lading in, zoals ik heb aangetoond. Om hier achter te komen, blijkt het nuttig te zijn om er biografische informatie bij te betrekken: als we in externe bronnen kijken hoe Toonder over religieuze zaken denkt, blijken deze opvattingen in een verhaal als De Grote Onthaler hun weerklank te vinden. Daarbij hebben we trouwens gezien dat hij er zijn eigen zienswijze op God en het doel van de schepping in verwerkt, maar ook die zijn uit de mond van de Grote Onthaler niet serieus te nemen. De slotsom kan zijn dat er in een Bommelverhaal als De Grote Onthaler voor wie daar oog voor heeft veel ideeën verwerkt zijn, ook op levensbeschouwelijk gebied, maar dat dit op een luchtige manier gebeurt. En deze constatering biedt mijns inziens een goede verklaring voor de populariteit van Bommel. | |||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||||
|
|