Voortgang. Jaargang 26
(2008)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||||||
Ywein metten lybaerde
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||||||
de verliefde Egletine die aan de ‘riddere metter mouwen’ (in het vervolg: RmM) onderdak voor de nacht biedt in haar burcht, bij welke gelegenheid haar broer Cefalus met succes solliciteert als schildknaap. Zo trekt een schaar van helpers voorbij aan het oog van protagonist en lezer; onder hen twee abten die logies verschaffen in een klooster, een bode die het toernooi proclameert waarin de RmM als winnaar Clarettes hand zal veroveren, en koning Artur als sponsor van dit steekspel. Als het langverbeide huwelijk van held en heldin eenmaal zijn beslag heeft gekregen, en de RmM gekroond is tot vorst over Clarettes Spaengen lant (vs. 2235) en het koninkrijk van zijn teruggevonden moeder, die hem meteen zijn doopnaam Miraudijs (vs. 2208) had onthuld, lijkt een ‘happy end’ van de roman bereikt. Doch de schijn bedriegt, want op het in vs. 1-2236 beschreven verhaal volgt verrassend genoeg een tweede deel (vs. 2237-4020), dat van een geheel andere signatuur blijkt. Het is daar niet langer de minne die centraal staat, maar de voltooiing van een Vatersuche welke de protagonist voordien wel al op zich genomen, maar in het vuur van zijn liefdesqueeste uit het oog verloren had. Opmerkelijk is verder, dat de RmM - wiens werkelijke naam geen enkele keer meer genoemd wordt - in dit tweede part gaandeweg zijn status als enige held van het verhaal kwijtraakt. Schittert hij aanvankelijk nog solistisch als verlosser van zijn vader en veel andere opgesloten ridders uit het vreeswekkende kasteel Mauregaert, al snel moet hij enkele helpers van zwaar kaliber naast zich dulden. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer tijdens zijn afwezigheid een regiment Tafelronderidders in de bres springt voor Clarette, die getrouwd en wel wordt belaagd door een eerder afgewezen minnaar. Geen van de genoemde actanten in de RRmM speelt echter een rol vergelijkbaar met die van Ywein metten lybaerde (vs. 3531), welke ridder in een fascinerende episode promoveert van gast- tot hoofdrolspeler in ons verhaal, en met zijn onconventioneel optreden de voordien zo prominent in de schijnwerpers geplaatste RmM geheel overschaduwt.
Alvorens ons in deze bijdrage te buigen over de vraag wat Yweins avontuur nu zo bijzonder maakt, volgt eerst een samenvatting van de betreffende episode zoals we die beschreven vinden in de welbekende Lancelotcompilatie.Ga naar voetnoot2 In deze codex is een tot ruim vierduizend verzen verkorte versie van de RRmM geïnterpoleerd. Van de oorspronkelijke roman rest slechts een fragment van een 14e-eeuws afschrift, dat 320 deels beschadigde verzen telt (RRmM-frm).Ga naar voetnoot3 | ||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||||||||||
Hulpeloze helden en een list met een leeuwNadat de RmM samen met zijn weergevonden vader en een aantal ridders de koning van Ierland heeft verslagen, die bij Karlioen op het punt stond om met zijn leger heel Arturs rijk aan zich te onderwerpen, zint de verliezer op wraak. Zodra hij de Britse vorst leenhulde heeft gebracht, verzoekt hij met slinkse bedoelingen om een geleide naar de kust van Bertangen, waar zijn vloot op hem wacht. Eenmaal ter plaatse inviteert hij zijn escorte, bestaande uit Percheval, Lanceloet, Walewain,Ga naar voetnoot4 de gehate RmM en naar later blijkt diens vader, voor een pleziertochtje: varen daer si willen toe (vs. 3335). Verrassend goed van vertrouwen laat het quintet zich in de boot nemen, legt tegen bedtijd andermaal naïef de wapens af en wordt dan verraderlijk gevangen genomen. De Ierse koning laat de ridders ten inde van sinen rike (vs. 3354) in het cachot werpen, waar het leven op water en brood geen pretje is voor het hulpeloze vijftal. Artur ondertussen betreurt de raadselachtige verdwijning van zijn bloem der ridderschap, reden voor Ywein om een queeste te ondernemen. Samen met zijn lybard (vs. 3370) geraakt hij in Ierland, en komt daar aan de weet in welk kasteel zijn collega's gekerkerd zijn. Door zich te vermommen als triwant (vs. 3389), als landloper, en in de hoedanigheid van straatartiest drie dagen lang zijn leeuw in de aangrenzende stad om sticken broets (vs. 3401) te laten springen ende tumelen (vs. 3402-3403), weet hij zich voor een optreden te laten ontbieden in de burcht. Daar maakt hij 's nachts korte metten met het garnizoen: samen met zijn leeuw jaagt hij de complete kasteelbevolking over de kling en bevrijdt aldus zijn vrienden. De volgende ochtend verlaten de zes ridders, gestoken in Ierse wapenrustingen, burcht en stad, doch met de leeuw in hun kielzog vallen ze door de mand en komt het tot een handgemeen met die comoenge (vs. 3456), de stadsbevolking. Ternauwernood redden de ridders het vege lijf door een schip te kapen en koers te zetten naar Bertangen. Zwaar weer voert hen aldaar naar een kustplaats, waar de moeder van de RmM blijkt te worden belegerd door een opdringerige aanbidder, de koning van Cornwall, die meent dame en land gewapenderhand te kunnen veroveren. De vrouwonvriendelijke vorst komt evenwel bedrogen uit, net als trouwens de lezer of toehoorder die verwacht dat de RmM zijn rol als sterspeler nu wel weer zal herpakken. In een nieuw kapittel, met als opschrift Hoe tridders vader metter mouwen sijn wijf wan ende troude (vs. 3469-3470), zwenkt de camera al snel naar de vader van de uitgerangeerde protagonist, maar niet dan nadat Ywein gelegenheid heeft gekregen tot een reprise van zijn listige actie in Ierland. Wanneer hun reddingsboot de stadskust nadert, wacht de zes ridders daar de drossaard van Cornwall met een, vanwege een | ||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||||||||||
wapenstilstand ongewapend, gevolg. Ywein doet zich voor als meester scipman (vs. 3527), die zich wil beraden op de forse tol welke de hovaardige hofmaarschalk aan de vermeende kooplui denkt te kunnen opleggen. Het schip kan daardoor zonder problemen aanmeren, waarna het verhaal een lachwekkende wending neemt. Nauwelijks zijn namelijk de loopplanken uitgeschoven, of het handjevol Arturridders weet, met getrokken zwaard en harde groet geluut (vs. 3553) de wal op stormend, de indruk te wekken dat scip vol gewapende liede ware (vs. 3568), met als resultaat dat de manschappen van Cornwall overbluft het hazenpad kiezen. Alleen de drossaard redt het niet: hij wordt met paard en al neergeklauwd door Yweins verscheurende leeuw. De ridders varen daarop door een havenpoort de belegerde stad binnen, zodat de troepen van Cornwall, tot de tanden gewapend terugkerend naar de oever, nog slechts het lijk wacht van de hofmaarschalk, verbeten opt sant (vs. 3594).
Het verhaal gaat in de laatste vierhonderd verzen verder met een verslag van de wijze waarop de vader van de held diens moeder huwt en afrekent met de onmatige koning van Cornwall, waarna het wordt afgerond met een feestelijke finale aan het Arturhof te Karlioen. In deze bijdrage zal het echter uitsluitend de opmerkelijke rol van Ywein in de RRmM zijn die ons bezighoudt. De volgende vragen staan daarbij centraal: wie was de schepper van dit nogal merkwaardige avontuur, waarom springt deze episode in de roman zo uit de toon, welke bekende verhaalelementen herkennen we in het optreden van de ridder met zijn leeuw, en met welke bedoeling zijn deze samengesmeed tot een even komische als spannende anekdote? | ||||||||||||||||||||||
De hand van de compilatorIn eerder onderzoek is gewezen op het eigenaardige karakter van wat we in het vervolg zullen aanduiden als ‘de Ywein-episode’ (vs. 3302-3597). Daarbij werd de aanvankelijk nog voorzichtig geopperde hypothese als zou dit avontuur wel eens een latere invoeging kunnen zijn,Ga naar voetnoot5 gaandeweg omgeformuleerd tot de zekerheid dat we hier een interpolatie in mogen zien, toe te schrijven aan de samensteller van de Lancelotcompilatie. Bart Besamusca bijvoorbeeld noemt de compilatie-RRmM een versie van het oorspronkelijke verhaal ‘mit einer interessanten Yweinepisode, die der Kompilator eingeflochten hat’.Ga naar voetnoot6 Het is in zijn | ||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||||||||||
ogen, en zo luidt tegenwoordig ook de communis opinio,Ga naar voetnoot7 ‘the compiler of the Lancelot Compilation, rather than the Flemish poet of his original, who has enriched Arthurian literature by adding to it a picture of Yvain the lion-tamer’.Ga naar voetnoot8 Nu is er inderdaad veel wat voor deze visie pleit, al was het alleen maar het aanzienlijke aantal ingrepen dat de compilator zich blijkt te hebben veroorloofd om bestaande verhaalstof te integreren in een narratieve cyclus.Ga naar voetnoot9 Zo weten we dat hij tussen de drie kerndelen van de cyclus, bestaande uit 13e-eeuwse Vlaamse versvertalingen van de Oudfranse prozatrilogie Lancelot en prose - La Queste del Saint Graal - La Mort le roi Artu (ca. 1215-1230), een zevental oorspronkelijk separate Middelnederlandse Arturromans heeft ingevoegd. Van een aantal daarvan staat vast dat ze drastisch zijn ingekort, terwijl er omgekeerd soms sprake is van een uitbreiding met episoden uit eigen koker. Ook de typering van sommige personages verraadt de hand van de compilator, die Walewein graag op een voetstuk zet en de drossaard Keye als diens onhoofse tegenvoeter juist liever in een kwaad daglicht plaatst. Verder zijn de ingevoegde romans vormtechnisch aangepast aan de context van de compilatie: middels een indeling in kapittels met hoofdstuktitels en overgangsformules, door toevoeging van verbindende passages, en via kruisverwijzingen naar andere delen van de cyclus. Ten slotte heeft de compilator ad hoc getracht een aantal in het oog springende inconsistenties weg te werken, die voortkwamen uit de samenvoeging van oorspronkelijk zelfstandige, deels incompatibele verhaalstof. Met het oog op deze en dergelijke ingrepen is het geen revolutionaire gedachte, de Ywein-episode in de RRmM te beschouwen als wellicht een product van de compilator. Voor deze opvatting zijn ook diverse inhoudelijke, aan de roman zelf ontleende argumenten aangevoerd, die naar we verderop zullen zien nog worden versterkt door verschillende additionele aanwijzingen. | ||||||||||||||||||||||
Een opvallend FremdkörperDat de Ywein-anekdote voor een invoeging wordt gehouden, komt vooral doordat het avontuur van de leeuwenridder in veel opzichten een buitenbeentje is in het verhaal. Welke kenmerken het precies zijn die aan de episode het karakter verlenen van een Fremdkörper, brengen we hieronder in kaart. | ||||||||||||||||||||||
Van held tot figurantEen eerste eigenaardigheid van de Ywein-episode laat zich aflezen uit de hoofdstuktitel waarmee het avontuur in de Lancelotcompilatie begint (vs. 3301-3302): | ||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||||||||||
Hoe Percheval ende Lanceloet ende Walewain entie metter mouwen worden gevaen ende hose Ywein metten lybaerde verloeste.Ga naar voetnoot10 In dit opschrift is niets meer te bespeuren van de hoofdrol die de protagonist voordien zo kordaat had opgeëist. De overgang kon nauwelijks groter zijn: waar de RmM eerder, als enige held in de roman, de kampioenen van Arturs Tafelronde menigmaal naar het tweede plan had verwezen door te slagen waar zij faalden, belandt hij nu met drie van hen in het gevang en daarmee op de achtergrond, waardoor Ywein zich kan opwerpen als verlosser en protagonist ad interim. Aldus wordt de werkelijke held van het verhaal plotseling en ontluisterend gedegradeerd tot figurant, waarbij het opvallend is dat hij ook in de episoden die nog volgen zich niet meer kan ontworstelen aan zijn rol in de marge: niet hij, maar zijn vader treedt op de voorgrond wanneer Ywein eenmaal achter de coulissen is teruggetreden. Verhelderend vanwege de onderlinge verschillen is een vergelijking met Tristan ménestrel, een anekdote in de Continuation Perceval van Gerbert de Montreuil (ca. 1230) die niet door een interpolator, maar door de dichter zelf in de roman is opgenomen. In deze episode is het op zeker ogenblik Tristan die, weldra uitgedost als jongleur, enige tijd mag schitteren als middelpunt van een eigen avontuur, waarna evenwel de graalheld eenvoudig zijn hoofdrol in het verhaal herneemt en deze nadrukkelijk onderstreept door zich als ridder de meerdere te tonen van (onder anderen) Tristan.Ga naar voetnoot11 | ||||||||||||||||||||||
Van dapper tot onnozelNiet alleen het feit dat, maar ook de manier waarop de RmM goeddeels van het toneel verdwijnt geeft te denken. Eerder in het verhaal kon de held onder meer scoren als dappere debutant in het Woud sonder Genade, waar hij een einde wist te maken aan een toestand van inordinatio die de ridders van de Ronde Tafel nog te machtig was gebleken, en als slimme strateeg, die krijgslistig vermomd kans zag om de gevreesde burcht Mauregaert binnen te dringen. Van zijn bijzondere kwaliteiten is echter weinig meer te bespeuren in de Ywein-episode, waar de ooit zo voortreffelijke ridder zich met zijn vermaarde metgezellen onnozel tot een rondvaart laat verleiden door de rancuneuze koning van Ierland: [...] hiGa naar margenoot* es te scepe gegaen,
Ende hi bat den heren, dat si bleven
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||||||
- Hi soude hen scone gichtenGa naar margenoot* geven -
Dien nacht met hem, ende smergens vroe
Varen daer si willen toe.
Si waenden dat trouwe hadde gewesen,Ga naar margenoot*
Ende bleven daer [...]Ga naar margenoot+
Met zijn naïeve goedgelovigheid verspeelt de RmM hier veel van de faam die hij voordien als protagonist had verworven, terwijl hij inboet aan individualiteit door op te gaan in het gezelschap van den heren (vs. 3332), wier namen volgens de compilator blijkbaar ook eerder dan de zijne vermelding verdienden in het hierboven aangehaalde kapittelopschrift. | ||||||||||||||||||||||
Van subtopper tot superheldVerrassend getransformeerd tot ‘loser’ op de achtergrond, maakt de RmM als held plaats voor Ywein, wiens nieuwe naam, rol en rang eveneens aan onze episode het karakter verlenen van een Fremdkörper. In wat voorafging in de RRmM werd slechts driemaal een ‘Ywain’ genoemd;Ga naar voetnoot12 niet als een personage met eigen onderscheidende kenmerken, maar enkel als lid van een riddercollectief en zonder dat melding werd gemaakt van een leeuw.Ga naar voetnoot13 Ywain is er, zoals we ook zien op veel andere plaatsen in het genre, ‘little more than a name, a featureless member of the featureless cast of Arthurian supporting characters’.Ga naar voetnoot14 Evenals Erec - wiens naam vijf keer valt - behoort hij in onze roman tot de subtop van de Ronde Tafel, op een verdienstelijke maar toch bescheiden vierde plaats in de ridderlijke rangorde na het supertrio Walewain, Percheval en Lanceloet. Als ridder noch als personage blinkt Ywain dus uit in de RRmM, en het komt daarom als een verrassing dat hij zich eensklaps, voorzien van het epitheton metten lybaerde, mag profileren als verlosser van niet alleen de held, maar ook de drie ridders die eerder nog werden gepositioneerd als toppers van de Tafelronde. | ||||||||||||||||||||||
Van lans tot listHet feitelijke optreden van Ywein met zijn leeuw valt eveneens nogal uit de | ||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||||||||||||
toon in de context, zowel in de RRmM zelf als binnen het genre in zijn volle breedte. Wat allereerst frappeert, is dat Ywein als held hier niet zozeer uitblinkt in krijgsmoed als wel in slimheid. Waar Yvain in Le chevalier au lion van Chrétien de Troyes (ca. 1180), de roman waaraan deze ridder zijn roem te danken heeft, de confrontatie met zijn tegenstanders nog was aangegaan met lans en zwaard, is in onze episode list het voornaamste wapen van Ywein. Daardoor komt hij niet voor de dag als een conventionele, in de matière de Bretagne gebruikelijker ‘wertrationale’ held, doch veeleer als een ‘zweckrationale’ pragmaticus, die weinig moeite doet om in zijn acties ‘ein von den Rittertugenden geprägtes wertrationales Handelns zu zeigen’.Ga naar voetnoot15 Kenmerkend voor ook de listige helden in ridderromans is niettemin, dat het zonder uitzondering gaat om positief gewaardeerde personages, wier doelgerichte acties nooit worden opgevat als afkeurenswaardig alternatief voor een ridderschap met open vizier. Hun opportunistisch optreden wordt ingegeven door noodzaak, staat steeds in dienst van een nobel streven en gaat consequent ten koste van negatief getypeerde verhaalfiguren, wier onfortuinlijk lot niet zelden leidt tot leedvermaak bij lezers of toehoorders. Het is een profiel waarin we zonder moeite Ywein herkennen, die in het voetspoor van andere slimme helden zich ook niet beperkt tot slechts een enkele listige actie. Zijn optreden is van begin tot eind ‘massgeblich durch vernunftbetöntes, abwägendes und zweckrationales Verhalten bestimmt, d.h. List wird nicht nur vereinzelt, sondern regelmässig und systematisch als Manifestation des Charakters des Helden angewendet. Das Handeln wird bewusst auf eine zu erreichende wünschenswerte Lösung abgestimmt’.Ga naar voetnoot16 Ywein onderscheidt zich hiermee van de RmM, die eerder voor zijn bevrijdingsactie bij Mauregaert eveneens een vermommingslist had ingezet, maar dat slechts deed bij uitzondering, in een verder traditioneel uitgewerkt avontuur. Ook in ander opzicht verschilt Ywein met zijn doelgericht handelen aanmerkelijk van de eigenlijke held, want waar die zich met zijn vermomming nog had geconformeerd aan een gouden regel in Arturromans, ‘où jamais le héros ne se masque ni surtout n'abdique sa condition de chevalier’,Ga naar voetnoot17 neemt de leeuwen- | ||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||||||
ridder eerst de gedaante aan van een triwant (vs. 3389), een bedelaar bijkans,Ga naar voetnoot18 om niet veel later in Bertangen zelfs zonder aangepaste outfit, toch een ‘wichtiges Grundelement listigen Handelns’,Ga naar voetnoot19 overtuigend de rol te spelen van meester scipman (vs. 3527). Het is in het bijzonder Yweins act als door nooddruft gedreven straatartiest die binnen het genre der Arturromans grensverleggend mag heten.Ga naar voetnoot20 Ridders die zich uitgeven voor jongleur, voor beroepsentertainer dus,Ga naar voetnoot21 zijn hier een uitgesproken zeldzaamheid. Zo ver mij bekend duikt dit motief slechts op in Claris et Laris (ca. 1268), waar het trouwens niet een hoofdpersoon is maar Dodinel die zich voordoet als speelman, en in de eerder genoemde Tristan ménestrel, waar tot hilariteit van de andere ridders aan het hof een dozijn Arturhelden onder aanvoering van Gauvain het voorbeeld van Tristan volgt.Ga naar voetnoot22 Veelzeggend is later de reactie van de protagonist Perceval: de graalridder keurt het optreden van zijn collega's, wier uitdossing als jongleur een discrepantie teweegbrengt tussen Schein und Sein, in niet mis te verstane bewoordingen af.Ga naar voetnoot23 | ||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||||||
Het is dus niet verwonderlijk, dat de verteller in de Ywein-episode zijn toehoorders met nadruk wijst op het exceptionele karakter van de list die volgt: Nu hord wat Ywein nu doet [...]: die edel man [...] ginc gelijc enen triwant (vs. 3382-3389)! | ||||||||||||||||||||||
Van slim tot slachterIn Ierland gaat Ywein niet alleen door zijn slimme gedaanteverwisseling een stap verder dan de RmM had gedaan met zijn krijgslist bij Mauregaert, de leeuwenridder maakt tijdens zijn bevrijdingsoperatie ook aanzienlijk meer slachtoffers. Waar de als heer van Mauregaert vermomde held zich nog had beperkt tot het verjagen der kasteelbewoners, een actie die enkel de portier met de dood had moeten bekopen, houdt Ywein duidelijk niet van half werk en brengt hij in Ierland de voltallige burchtpopulatie om hals, daarbij effectief geassisteerd door zijn al even doortastende kameraad: Sijn lybard scoretse toten voten (vs. 3424). Het is goed denkbaar dat dit buitensporige geweld, net als Yweins bij herhaling listige optreden, de hand verraadt van de compilator, die wel vaker een voorkeur vertoont voor krachtig optreden tegen vijanden. Zo heeft Soetje Oppenhuis de Jong over de Perchevael opgemerkt: ‘Een tekenend detail is dat in de toevoegingen heel wat doden vallen, terwijl in de brontekst bij alle vechtpartijen iedereen het leven houdt’.Ga naar voetnoot24 | ||||||||||||||||||||||
Van carnivore compagnon tot buitelend beestNaast Yweins opzienbarend debuut als artiest, maakt ook de kolderieke rol die zijn leeuw in Ierland speelt het avontuur tot een amusant unicum in de Arturliteratuur. Is het al uitzonderlijk om de roemruchte metgezel van Yvain buiten de context van de latere vertalingen en bewerkingen van Le chevalier au lion zijn rentree te zien maken in de letteren, ongekend is eveneens het gedrag dat de gevreesde vorst der dieren, coninc van iiii. voeten beeste zoals we lezen in Maerlants Der naturen bloeme, tentoonspreidt in de RRmM. Legde de leeuw reeds in de roman van Chrétien de Troyes opmerkelijk gedomesticeerde trekken aan de dag, hij bleef er steeds een nobele helper die zijn meester moedig bijstond op diens tocht als verlosser van vrouwen in nood, en hem aldus de hogere identiteit verleende van chevalier au lion.Ga naar voetnoot25 De leeuw van Ywein daarentegen wordt al snel op komische wijze getrivialiseerd, en metamorfoseert van ‘double du héros’ in | ||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||||
de roman van Chrétien,Ga naar voetnoot26 en levend wapenteken nog aan het begin van de Ywein-episode, tot een door zijn rolwisseling lachwekkend attribuut in dienst van de pseudo-jongleur. Ooit rex animalium, devalueert het dier dus van carnivore compagnon, symbool van dienend ridderschap bij Chrétien, tot buitelend beest in onze roman. Hierdoor is de voorstelling van de leeuw en zijn meester een burleske, en kreeg het publiek van de Lancelotcompilatie een episode voorgeschoteld waarin situationele humor en dramatische ironie gepaard gaan met een humoristische incongruentie tussen rang en rol. En puur leedvermaak levert de Ywein-episode even later ook, wanneer de leeuw zijn dekmantel van koddige kermisattractie 's nachts laat vallen en zijn ware, woeste aard demonstreert aan de niet langer geamuseerde maar meedogenloos geamputeerde kasteelbewoners: Hi gincse met sinen clauwen groten! (vs. 3425).Ga naar voetnoot27 | ||||||||||||||||||||||
Van queeste in enkelvoud tot entrelacementEen volgend argument voor de hypothese dat de Ywein-episode in de RRmM een interpolatie is, betreft de vertelwijze die we hier zien toegepast. Waar Arturromans vanouds zijn opgebouwd volgens een lineair queestemodel, waarin nadrukkelijk de avonturen centraal staan van één enkele held, is de techniek die bekend staat als entrelacement, en die behelst dat diverse avonturen van uiteenlopende (combinaties van) personages afwisselend worden gepresenteerd in een vlechtwerk van verhaaldraden, vooral kenmerkend voor de omvangrijke, zogeheten historische Arturromans, waarvan de trilogie Lancelot en prose - La Queste del Saint Graal - La Mort le roi Artu de exponent bij uitstek is.Ga naar voetnoot28 Hierin zijn talloze avonturen met elkaar verstrengeld, zodat er doorlopend ridders in beeld verschijnen maar daar ook weer uit verdwijnen. Anderen kunnen dientengevolge naar hen op zoek gaan, in wat een eindeloze reeks van queesten lijkt: ‘Time and again, [...] knights set out in search of other knights or objects’.Ga naar voetnoot29 Geregeld blijken ridders ergens in gevangenschap beland te zijn, waardoor het de taak van hun speurende collega's wordt om hen weer te bevrijden. Bekijken we de RRmM tegen deze achtergrond, dan herkennen we in dit verhaal aanvankelijk het klassieke, episodische romantype. De entrelacement-techniek zien we in onze roman pas, en vrij plotseling, worden toegepast in het tweede deel, na het huwelijk van de protagonist en zijn geliefde, bijvoorbeeld wanneer in een aparte verhaaldraad wordt beschreven hoe Clarette, belegerd door de koning van Arragoen, moet worden ontzet door een te hulp geschoten groep Arturridders, omdat de RmM intussen druk doende is zijn teruggevonden vader te bevrijden uit het gevang van Mauregaert. Daarmee is de held | ||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||||
maar amper klaar of hij kan aanhaken bij een derde verhaaldraad, waarin verslag wordt gedaan van de belegering van Karlioen door de koning van Ierland. Nadat de protagonist Artur en zijn rijk van de ondergang heeft gered, volgt zoals we weten de Ywein-episode, en ook deze is van een evident entrelacement-karakter: een vijftal ridders verlaat het Arturhof, belandt in een kerker, en wordt daaruit bevrijd door een andere held van de Tafelronde die, daartoe aangezet door 's konings droefenis om de verdwijning van zijn ridders, was uitgetrokken met het voornemen zijn vrienden op te sporen. De Ywein-episode vertoont in zijn entrelacement-kenmerken een zekere overeenkomst met onder meer het anti-avontuur van de hofmaarschalk Keye in Walewein ende Keye, dat, naar Marjolein Hogenbirk heeft beargumenteerd, kan worden beschouwd als een toevoeging door de compilator.Ga naar voetnoot30 ‘De opbouw van het hele avontuur [...] heeft veel weg van avonturen uit de Lancelot en prose en de Middelnederlandse vertaling, de Lanceloet, waar gezamenlijk uitrijdende ridders gevangen raken en weer door anderen bevrijd worden’.Ga naar voetnoot31 Misschien is het geen toeval dat, waar de compilator in Walewein ende Keye twee groepjes van vier ridders opvoert, hij blijkens de eerste hoofdstuktitel van de Ywein-episode ook in de RRmM aanvankelijk aanstuurt op een avontuur voor een ridderkwartet, bestaande uit Percheval ende Lanceloet ende Walewain entie metter mouwen.Ga naar voetnoot32 | ||||||||||||||||||||||
Additionele aanwijzingenEr zijn nog meer argumenten die ervoor pleiten, in de Ywein-episode een uitbreiding door de compilator te zien van de oorspronkelijke, Vlaamse roman. Een eerste aanwijzing is andermaal te vinden in het reeds geciteerde kapittelopschrift bij de episode, dat aankondigt hoe Ywein een viertal gekerkerde ridders, onder wie de protagonist, zal bevrijden. | ||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||||
Van kwartet tot quintetEen groot deel van de Lancelotcodex bevat ‘tussengeprutste hoofdstuktitels, kennelijk pas tijdens het werk bedacht’.Ga naar voetnoot33 Dit slordige karakter van de kapittelopschriften wordt onder meer geadstrueerd door een foutieve titel in het ingelaste avontuur van de drossaard in Walewein ende Keye, waar we lezen Hoe Keye ende al sine gesellen worden gevaen, terwijl toch vier van sine gesellen aan dit lot blijken te ontkomen.Ga naar voetnoot34 Een soortgelijke vergissing treffen we aan in het eerste opschrift bij de Ywein-episode. Daar wordt gesproken over vier ridders in arrest, een aantal dat de compilator ook in de volgende verzen nog voor ogen lijkt te hebben gestaan.Ga naar voetnoot35 Doch plotseling moet hij zich hebben gerealiseerd, dat de vader van de RmM eveneens tot het gezelschap in hechtenis diende te behoren, teneinde niet veel later, na Yweins bevrijdingsactie, in Bertangen te kunnen duelleren met de koning van Cornwall. Het was echter pas nadat Percheval, Lanceloet, Walewain en de RmM met de Ierse koning waren ingescheept, aan boord hadden geslapen en 's ochtends ontdekt hadden niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk in de boot te zijn genomen, dat de compilator zijn omissie trachtte te herstellen middels een currente calamo toegevoegd verspaar:Ga naar voetnoot36 Die riddere metter mouwen, twarenGa naar margenoot*,
Hadde sinen vader met hem doen varenGa naar margenoot+
Nu komt die mededeling alhier voor lezers en toehoorders uit de lucht vallen, iets wat ook de compilator lijkt te hebben aangevoeld. In een nauwelijks geslaagd te noemen poging tot ‘damage control’ trachtte hij zijn bewering daarom niet alleen plausibel te laten klinken met de waarheidsgarantie twaren in vs. 3344, maar ook met een aanvullende explicatie: Want hine was geentijd blide,
Hine haddene bi sire side.Ga naar margenoot+
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||||
De gehaaste manier van werken die spreekt uit deze noodgreep past goed in het profiel van de compilator, hetgeen andermaal de stelling ondersteunt dat we in de Ywein-episode te maken hebben met een interpolatie van zijn hand. Voor de vuist weg verzonnen lapmiddelen treffen we immers ook op andere plaatsen in de Lancelotcompilatie aan.Ga naar voetnoot37 | ||||||||||||||||||||||
Van belofte tot schuldWe zien de compilator wel vaker struikelen tussen tekst en context.Ga naar voetnoot38 Ook in de opmaat tot de Ywein-episode vergaloppeert hij zich, wanneer hij in de obligate ‘formal switch’ een belofte doet die hij naderhand vergeet ten volle waar te maken: Nu sele wi swigen van desen
Ende vanden coningen spreken mede,
Die gevaen lagen bede.Ga naar margenoot+
Deze aankondiging betreft de vorsten van Arragoen en van Ierland, die in het voorafgaande waren verslagen en gearresteerd door respectievelijk een delegatie van de Tafelronde en de RmM, diens vader en een groep uit Mauregaert bevrijde ridders. Waar echter het verraad van de Ierse koning aan Ywein de kans zal geven om zijn opmerkelijke rol te spelen in de roman, horen we naderhand van Clarettes belager in het geheel niets meer; de koning van Arragoen gaat stilzwijgend af door een zijdeur om niet meer terug te keren in het verhaal. Ook deze omissie kunnen we interpreteren als een aanwijzing dat er met de Ywein-episode iets bijzonders aan de hand is, en dat het wellicht de inlas hiervan in de RRmM was die de compilator, tegen zijn gewoonte in,Ga naar voetnoot39 deed vergeten een losliggende verhaaldraad af te hechten. | ||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||||
Van minder gewicht, maar vermeldenswaardig als aanvullende indicatie dat de hier besproken episode een interpolatie is, lijkt de merkwaardige omstandigheid dat, in een genre waar doorgaans niet alleen het goede beloond maar ook het kwade gestraft wordt, de koning van Ierland nergens rekenschap hoeft af te leggen voor zijn lafhartige verraad tegenover Artur en diens ridders. Net als de agressieve vorst uit Arragoen kan ook hij onopgemerkt en zonder enige vorm van proces van het toneel verdwijnen, om pas weer op te duiken in Arturs doet. | ||||||||||||||||||||||
Van vreemdeling tot vriendEen finale aanwijzing dat de Ywein-episode in een later stadium aan de RRmM werd toegevoegd, is een kleine inconsistentie in het verhaal die men licht over het hoofd ziet. Wanneer Ywein zijn verloste kameraden naar Bertangen heeft gevoerd en, na ter plaatse de drossaard van Cornwall te hebben uitgeschakeld, met het eerder door hem geconfisqueerde schip verschijnt voor de havenpoort van de stad waar de moeder van de RmM wordt belegerd, herkennen ridders aldaar de opvarenden aan hun wapentekens: Den ridders dochte, si haddent siende, / Alsi der heren tekine vernamen (vs. 3583-3584).Ga naar voetnoot40 Dit is echter op zijn minst merkwaardig, zo niet onmogelijk: Ywein en zijn kompanen waren immers uit Ierland ontsnapt in wapenrustingen die zij hadden buitgemaakt op het 's nachts geliquideerde burchtgarnizoen: Des ander dages, doent was claer,
Wapenden si hen dor die noet
Metten wapinen van die daer doet
Lagen, ende daden haer cleder an,
Ende hare paerde reden si dan
Ende voren en wech, in dire gebarenGa naar margenoot*,
Alse oft si vanden castele waren.Ga naar margenoot+
Hoe kan het dus dat de belegerden in Bertangen de zes ridders herkennen als bevriend, en hen niet aanzien voor vreemdelingen van overzee? Naar het lijkt heeft de compilator hier opnieuw een steekje laten vallen, een vergissing die ongetwijfeld haar oorzaak vindt in de ingrepen die hij zich als bewerker van de RRmM heeft veroorloofd. Zou het kunnen zijn dat de RmM, zijn vader en een aantal andere ridders oorspronkelijk, toen de Ywein-episode en dus ook de ontsnapping uit Ierland nog geen deel uitmaakte van de roman, niet als schepelingen in vermomming bij de door hen te ontzetten stad arriveerden, maar als eenvoudig herkenbaar Brits ridderteam te paard?Ga naar voetnoot41 | ||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||||
Conclusie tussentijdsDe hierboven aangevoerde argumenten laten er weinig twijfel over bestaan, dat de anekdote over Ywein en zijn leeuw een creatie is van de compilator,Ga naar voetnoot42 die interpolaties en andere ingrepen in zijn bronteksten niet uit de weg ging, maar daarbij nogal eens slordig was in de uitvoering. Dat is duidelijk te zien in de RRmM, waar de Ywein-episode kenmerken vertoont van zijn hand. Zo werd, in het aanvankelijk traditioneel opgezette verhaal van een enkele, lineaire queeste, als entrelacement een avontuur ingevlochten dat eerder plotmatig dan thematisch met de context verbonden lijkt, en dat verschillende inconsequenties met zich mee bracht. Deze eigenaardigheden verlenen aan de Ywein-episode ontegenzeglijk het karakter van een Fremdkörper in de RRmM.Ga naar voetnoot43 Toch is het mijns inziens onjuist, te spreken van ‘a rather awkward interpolation’.Ga naar voetnoot44 Daarvoor is de anekdote al te vakkundig ingebed in de omringende tekst, en hier ook niet zonder meer uit te lichten. Hoewel sporen van laswerk | ||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||||
zichtbaar zijn aan het begin, vloeit de episode aan het einde toch nagenoeg naadloos over in het vervolg van het verhaal, het part dat het weerzien en het huwelijk beschrijft van de vader met de moeder van de RmM, en dat culmineert in een uitvoerig verslag van de afrekening met de koning van Cornwall. Bovendien kunnen we constateren, dat de compilator het Arturgenre absoluut heeft verrijkt met een weliswaar beknopt beschreven, doch inhoudelijk zeer geslaagd te noemen récit bref, dat een kwalitatieve vergelijking met andere interpolaties in de codex moeiteloos doorstaat. Met de conclusie dat de Ywein-episode door de samensteller van de Lancelotcompilatie moet zijn ingelast in zijn bewerking van de RRmM, wordt het tijd ons af te vragen hoe de compilator aan zijn verhaalstof kwam, en wat hem tot deze interpolatie kan hebben bewogen. | ||||||||||||||||||||||
Bronnen van Yweins avontuurIn de Ywein-episode treffen we verschillende verhaalmotieven aan die bekend zijn uit de Westeuropese literatuur van de 12e en 13e eeuw. Het meest markant is wel het optreden van een Arturridder die zich laat assisteren door een leeuw, een motief dat werd ontleend aan Le chevalier au lion van de grote dichter, Chrétien de Troyes. | ||||||||||||||||||||||
Yvain, de ridder met de leeuwIn zijn beroemde roman vertelt Chrétien het verhaal van een held, Yvain, die met hulp van een door hem uit drakenklauwen verloste leeuw een ontwikkeling doormaakt van zelfzuchtig ridderschap tot waarachtige dienstbaarheid.Ga naar voetnoot45 Na deze geschiedenis, die in verschillende landen zou worden vertaald en bewerkt, blijft het trouwe dier zijn leven lang aan de zijde van zijn meester (aldus de verteller in Chrétiens roman), ‘aber es gibt nichts mehr von ihm zu berichten’.Ga naar voetnoot46 Waar Yvain in literatuur en beeldende kunst opnieuw zijn opwachting maakt als leeuwenridder, buiten de context van het aan hem gewijde verhaal, doet hij dat uitsluitend nog in naam. Zijn vroegere compagnon, ‘the omnipresent lion’ in miniaturen en initialen van codices met Chrétiens schepping,Ga naar voetnoot47 dient Yvain dan slechts als wapenteken: de ridder wordt ‘consistently portrayed with a rampant lion on his shield’.Ga naar voetnoot48 Er is evenwel minimaal één middeleeuwse dichter geweest die zich niet kon verenigen met deze gang van zaken. Dit was de samensteller | ||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||||
van de Lancelotcompilatie, zoals blijkt uit de korte en komische comeback die in de door hem ingevoegde Ywein-episode aan de leeuw is vergund. Het dier wordt in de compilatie-RRmM door de verteller met slechts enkele verzen geïntroduceerd: Nu hadde Ywein enen lybard.
Hi was wel IIII ridders ward,
Waer dat hijs hadde te doneGa naar margenoot*;
Dien voerde met hem die ridder cone.Ga naar margenoot+
Blijkbaar had het lezende of luisterende publiek aan een half woord genoeg, en was de leeuw bij hen al even befaamd als onder de ridders in Bertangen, in de stad van de moeder van de RmM, Die den lybart kinden nu. / Si haddene gesien in Arturs lant; / Hi was harde wide becant (vs. 3577-3579).Ga naar voetnoot49 Van de compilator weten we dat hij Le chevalier au lion moet hebben gekend - een passage van zijn hand in Die wrake van Ragisel toont dit onomstotelijk aanGa naar voetnoot50 - zodat de conclusie gewettigd is, dat hij bij het invoegen van de Ywein-episode mede zal zijn geïnspireerd door de roman van Chrétien, die hem, met Yvains ‘singularly domesticated lion’,Ga naar voetnoot51 op de gedachte kan hebben gebracht om de Arturridder op te voeren als leeuwentemmer. | ||||||||||||||||||||||
Het Lancelot-GraalcomplexDat de samensteller van de Lancelotcompilatie, door de wijze waarop hij zijn Ywein-episode in de RRmM heeft geïncorporeerd, ook invloed verraadt van de Lancelottrilogie, hebben we reeds vastgesteld. Vormtechnisch sloot de compilator aan bij de stijl van dit corpus door hiervan de entrelacement-vertelwijze over te nemen, terwijl hij de historische Arturromans inhoudelijk navolgt wanneer hij Ywein promoveert tot held van een gerichte opsporingsqueeste. Als ridder op speurtocht treedt Ywein in de voetsporen van talrijke collega's uit het Lancelot-Graalcomplex, naar wier voorbeeld hij, samen met zijn leeuw, geen jonkvrouwen verlost maar wapenbroeders. Hiertoe bleef de invloed van de | ||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||||
trilogie evenwel beperkt; voor de verdere uitwerking van zijn episode greep de compilator naar stof en structuren van elders. | ||||||||||||||||||||||
Het motief van de vermomming als minstreelDe gedaanteverwisseling tot triwant die de compilator Ywein als list in de praktijk laat brengen, verraadt invloed van andere verhalen dan die over koning Artur, waar immers een ridder zijn martiale status slechts bij hoge uitzondering verloochent. Silvère Menegaldo bespreekt in zijn studie over de speelman in de 12e- en 13e-eeuwse Oudfranse literatuur onder meer ‘un phénomène relativement fréquent dans la littérature narrative: le déguisement en jongleur’.Ga naar voetnoot52 Deze vermommingstruc zien we al vroeg in de 12e eeuw toegepast in de Gesta regum Anglorum van William of Malmesbury (ca. 1125), en wel in twee passages die we eveneens, in het Middelnederlands, terugvinden in de Vierde Partie van Jacob van Maerlants Spiegel Historiael (ca. 1288):Ga naar voetnoot53 Ter Deenen coninc ginc hiGa naar margenoot* sciereGa naar margenoot**
In eens spelemans maniere,
Dat niemen wiste groet no clene
Dan een sijn heimelijc raetGa naar margenoot* allene.
Daer speeldi naer sine dinc,
So dat hi indie camere ginc,
Ende hevet verhort ende versien
Der Deenen heimelicheitGa naar margenoot* mettienGa naar margenoot**,
Ende was daer lange, horen wi tellen.
Later wordt dezelfde list toegepast door de viking Adelaen, koning der Ieren: [...] Adelaen die wart vervaertGa naar margenoot*,
Ende soGa naar margenoot* tes coninx hove waert
(Daer hi sijn here bringhen began),
Recht of hi ware een speleman;
Ende ghinc met ere haerpen staen
Vor tpawelyoenGa naar margenoot* daer Adelwaen
Selve in sat, ende sanc daer buten.
Men dedem die dore ontsluten,
Ende lietene ter maeltijt comen.
Ghesien hevet hi ende vernomen
Ende verhort hoet ghinder was.
Nader maeltijt jonstemenGa naar margenoot* hem das,
Datmen hem loen gaf vanden sange,
Ende stierdene heenen tsinen gange.
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||||
Deze vroege historiografische voorbeelden van minstrel disguise, die zich eenvoudig laten vermeerderen met fictionele toepassingen van het motief uit later tijd,Ga naar voetnoot54 vertonen op enkele punten overeenkomst met de invulling die Ywein geeft aan zijn list. Het gaat in alle drie de gevallen om een krijgslist, gericht op het onopgemerkt binnendringen in een vijandelijk kamp of bolwerk, waarbij de actor daadwerkelijk wordt tot acteur, zich niet verlaat op zijn vermomming maar in heel zijn optreden gestalte geeft aan zijn rol van speelman. Dat de pseudojongleur slaagt in deze opzet, hoeft niet te verbazen: ‘despite his marginal position, the minstrel occupies a central place in medieval society because he has free access into all the places of the court, even to the most private and closed’.Ga naar voetnoot55 Hoewel de keuze van koning Alfred, Adelaen en Ywein voor het alter ego van jongleur praktisch gezien dus voor de hand lag, verschilt de list van de laatstgenoemde niettemin wezenlijk van die van zijn beide voorgangers. Want niet alleen gaat Yweins optreden veel verder dan een weliswaar gedurfde doch korte spionagehandeling - hém is het erom te doen zijn gezellen te redden uit een burcht Daer mense mach winnen nembermee (vs. 3381)Ga naar voetnoot56 - maar ook en vooral onderscheidt de Arturridder zich van wie eerder zijn toevlucht nam tot een vermomming als speelman vanwege zijn armoedige status van leeuwentemmer Die noit riddere hadde gesien (vs. 3390); een landloper die, als ‘jongleur des rues’ (of ‘jongleur des foires’), op één lijn kan worden gesteld met in contemporaine ogen nietswaardige straatartiesten zoals acrobaten, koorddansers, messenwerpers en vuurvreters.
Voor zulke minstreels zijn het ‘poor quality garments that generally signify their low social status’.Ga naar voetnoot57 Ook de compilator laat er in de Ywein-episode geen twijfel over bestaan, dat voor zijn vermomde interimheld ‘le costume misérable signale bien la pauvreté’:Ga naar voetnoot58 Hi dede enen grauwen roc an
Boven sine wapine, die edel man,
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||||
Ende twee ruwe wanten ende enen hoet
- Die breetGa naar margenoot* was ende lelijc stoet -
Ende enen staf in sine hant,
Ende ginc gelijc enen triwantGa naar margenoot*
Die noit riddere hadde gesien!
Sijn ors wisselde hi mettien
Om een crancGa naar margenoot*, mager pard;
Cleder ende al halp hem sijn wardGa naar margenoot*.Ga naar margenoot+
Met zijn keuze voor deze zo armetierige uitdossing,Ga naar voetnoot59 presenteert de compilator een komische Steigerung van het vermommingsmotief door zijn held niet voor te stellen als een nog enigszins achtenswaardige (voordrachts)kunstenaar, maar als slechts een kunstenmaker uit de maatschappelijke marge, die met zijn optreden goed boven eer stelt en zijn leeuw letterlijk inzet als broodwinning: Her Ywein [...]
[...] speelde met sinen lybarde daer
Om sticken broets, wet vor waer:
Hi dede sinen lybart springen
Ende tumelen oec na dien dingen!Ga naar margenoot+
Dat we hier te maken hebben met een even humoristische als creatieve variant van het minstrel disguise-motief, blijkt ook uit de rol van Yweins leeuw, die als potsierlijke volksattractie aan omstanders geen enkele vrees vermag in te boezemen.Ga naar voetnoot60 Het voorheen zo nobele dier verliest in onze episode tijdelijk zijn status van rex omnium animalium, doordat het, als cruciaal onderdeel van Yweins list, degradeert van moedige metgezel tot vermakelijk vakattribuut van zijn meester in diens rol van kermisklant. Waar andere helden vermomd als minstreel zich dikwijls een muziekinstrument zoals een harp of een vedel hadden aangeme- | ||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||||
ten,Ga naar voetnoot61 iets wat bijvoorbeeld gebeurt in Tristan ménestrel, hoefde Ywein niet ver te zoeken naar een geschikt beroepskenmerk. Moeiteloos gaat zijn trouwe leeuw op in zijn vermomming van speelman, en maakt daarvan zelfs wezenlijk onderdeel uit: ‘vraimant caractéristique du jongleur [...] ce n'est pas son costume, mais ses instruments de travail’.Ga naar voetnoot62
Mogelijk is de wens van de compilator om de reddingsoperatie in Ierlant te laten uitvoeren door Ywein en zijn leeuw, bepalend geweest voor de keuze van een vermomming als ‘jongleur des rues’. Maar ook het omgekeerde valt niet uit te sluiten, namelijk dat de compilator juist Ywein als verlosser koos omdat hij de bevrijder het alter ego van artiest wilde aanmeten, een idee dat hij dankzij de leeuw op een spectaculaire manier kon uitwerken. In elk geval sloeg de compilator met zijn keuze twee vliegen in één klap. Op de eerste plaats kwam hij hiermee tot een geloofwaardige voorstelling van Yweins actie, want de grauwen roc, de ruwe wanten en de lelijke breedgerande hoet verborgen handig diens ridderlijke wapenrusting: Hi hadde alrande wapine groet ende smal, / Maer sijn grise roc bedecket al (vs. 3394-3395).Ga naar voetnoot63 Hierdoor kon de vermeende minstreel onverdacht met zijn leeuw als attractie vertoeven in de Ierse stad, in de verwachting weldra voet te zullen zetten in de plaatselijke burcht. En aldus geschiedt: Dus was hi drie dage int stat geheel.
Doe vernammentGa naar margenoot* inden casteel
Ende ontboden heren Yweine daernaer,
Dat hi met sinen lybarde quame daer;
Men sout hem gelden sonder waen.
Dus es hi derward gegaen
Ende speelde daer van sinen spele.Ga naar margenoot+
Wat volgt is, naar we weten, een slachtpartij die haar weerga in de RRmM niet kent, en die dadelijk het door de compilator en Ywein gewenste resultaat oplevert: de verlossing van de RmM, diens vader en de drie topridders van de Tafelronde uit hun erbarmelijke gevangenschap. Op de tweede plaats verdient de compilator waardering voor de vondst van Yweins vermomming, omdat diens minstrel disguise een komische dimensie verleent aan het avontuur. Als creatief dichter heeft de compilator een bevrijdings-avontuur naar het voorbeeld van de historische Arturroman weten te stileren tot een unieke en vermakelijke anekdote, waarbij hij inventief varieerde op een | ||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||||
vooral uit andere genres bekend vermommingsmotief, en optimaal profiteerde van de daaraan inherente mogelijkheden tot Situationskomik en dramatische ironie.Ga naar voetnoot64 Met zijn presentatie van ridder Ywein als straatartiest, die zijn roemruchte leeuw inzet als bezienswaardigheid voor die comoenge vander stat (vs. 3456) en voor hen Die daer waren inder vesten (vs. 3428), is de compilator de schepper van wat Bart Besamusca heeft genoemd een ‘in der literarischen Überlieferung einmalige “Jahrmarktsvorstellung”’,Ga naar voetnoot65 waarbij de beroemde chevalier au lion op het toneel wordt gebracht in een nieuwe, even gewaagde als ludieke rol. | ||||||||||||||||||||||
Minstreels in miniatuurDenkbaar - doch meer dan een veronderstelling kan dit niet zijn - is, dat de compilator bij zijn besluit om Ywein op te voeren als leeuwentemmer ook werd beïnvloed door de populariteit welke dierentemmers, temidden van andere jongleurs, genoten als motief in de marges van verluchte handschriften. Sinds het laatste kwart van de 13e eeuw figureerden minstreels veelvuldig als randfiguren, in beide betekenissen van het woord, in vooral Noordfranse en Vlaamse codices, en wisten zij zelfs door te dringen tot de Musterbücher van illuminatoren.Ga naar voetnoot66 | ||||||||||||||||||||||
Het model van MauregaertYweins lotgevallen in Ierland vertonen een aantal frappante parallellen met de Mauregaert-episode, eerder in de roman, waar het de werkelijke held van het verhaal is die een riskante bevrijdingsactie onderneemt.Ga naar voetnoot67 Op grond van de vol- | ||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||||
gende punten van overeenkomst mogen we de Ywein-episode bestempelen als in veel opzichten een duplicaat van het avontuur dat de RmM beleeft:
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||||
In deze parallellen tussen de Mauregaert- en de Ywein-episode is andermaal de hand zichtbaar van de compilator, die ook elders in zijn cyclus stof voor extra verhaalmateriaal wel ontleende aan de roman die hij op dat moment onder handen had. Zo komt Gerritsen omtrent de in Die wrake van Ragisel ingelaste episode Van Maurus ende van Gariette tot ‘de hypothese dat de auteur van hoofdstuk XXVI niet gewerkt heeft naar een model, maar zijn stof voor een groot deel uit de Wrake-zelf heeft geput’.Ga naar voetnoot69 En in de Torec stuiten we op een geval van duplicatie, wanneer de titelheld tegen het einde van de roman tot tweemaal toe in een toernooi moet strijden tegen een overmacht aan Tafelronderidders, iets wat Walewein er in beide gevallen toe brengt een aantal van Torecs opponenten | ||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||||
tot een opzettelijke nederlaag te bewegen; ‘een motiefverdubbeling die dubieus genoemd mag worden’, aldus Katty de Bundel en Geert Claassens.Ga naar voetnoot70 | ||||||||||||||||||||||
Bere Wisselau in BertangenTot nu toe is onze aandacht hoofdzakelijk gericht geweest op het eerste deel van de Ywein-episode, dat zich afspeelt in Ierland. Maar ook het begin van de ontzettingsoperatie in Bertangen, met Yweins act als meester scipman, verdient analyse. Bijna een eeuw geleden heeft Bertha van der Stempel, in de inleiding bij haar editie van de RRmM, gewezen op enkele punten van gelijkenis met Van den bere Wisselau,Ga naar voetnoot71 een bijzondere, wellicht nog 12e-eeuwse en naar het lijkt Brabantse tekst, die ‘zeer wel aanspraak [zou] kunnen maken op het predicaat van het oudste opgeschreven verhaal in de Nederlandse taal’.Ga naar voetnoot72 In de ruim zevenhonderd, deels gehavende verzen die nog resten in een laat 13e-, begin 14e-eeuws fragment van Bere Wisselau (hierna: BW) lezen we het volgende:Ga naar voetnoot73 Wisselau heeft zojuist een vijandelijke reus, Eeric genaamd, gedood op een strand, waar de beer met zijn baas Gernout en diens reisgenoten, onder wie zich even later ook Karel de Grote blijkt te bevinden, per schip is gearriveerd. De dode reus blijkt te behoren tot het gevolg van een zekere koning Espriaen, die de vreemdelingen met zachte dwang en niet geheel zuivere bedoelingen op zijn kasteel uitnodigt. Teneinde Espriaen en zijn reuzen ontzag in te boezemen, maakt Gernout zijn gastheer wijs dat zich aan boord nog vier broers van Wisselau bevinden. Gernout beseft echter dat deze fictieve hulptroepen op Espriaens burcht van weinig nut zullen zijn, en als hij toestemming heeft gekregen om Wisselau geketend en wel mee te voeren, schakelt hij over op een andere strategie. In een voor de overigen onverstaanbare taal draagt hij de beer op om op het kasteel de keuken te plunderen en de kok levend in het kookwater te gooien, en deze vervolgens ten overstaan van alle aanwezigen met huid en haar op te vreten. Zo gezegd, zo gedaan. De hevig geschrokken Espriaen wordt wijsgemaakt dat Gernout Wisselau vroeger in een eerlijk tweegevecht heeft overwonnen, en dat Gernout en zijn kornuiten dus nog véél sterker zijn. Ter adstructie ensceneert Gernout een worstelpartij met de beer, die van tevoren is geïnstrueerd om zich in te houden en zich gedwee laat overmeesteren. Na dit overtuigende staaltje van fictief machtsvertoon besluiten Espriaen en zijn mannen schielijk om hun snode plannen te laten varen. Wanneer het gezelschap vreedzaam aan tafel zit, breekt de tekst af. | ||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||||
Van der Stempel zag in de hier beschreven gebeurtenissen overeenkomsten met de Ywein-episode in de RRmM, en wel ‘[...] door het karakter waarin Ywein in ons verhaal voorkomt, als z.g. kunstenmaker met zijn vertrouwden viervoeter. Evenals Gernout in “Van den BereW.” landt ook Ywein later met zijn leeuw aan zeker strand; evenals de beer, bijt ook de leeuw daar aanstonds een hoogen ambtenaar dood; evenals Gernout met Wisselau, houdt ook Ywein gesprekken met zijn leeuw, die hem blijkbaar uitstekend verstaat en aan wien ook in ons verhaal Ywein en de zijnen tot twee malen toe hunne redding te danken hebben’.Ga naar voetnoot74 Dit zijn echter niet de enige parallellen tussen beide episoden, zoals blijkt uit het volgende overzicht van corresponderende verhaalelementen:
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||||
Betrekken we nu van de Ywein-episode ook het voorafgaande Ierse avontuur bij de vergelijking met BW, dan zien we hiermee eveneens enkele punten van (globale) gelijkenis. Waar Gernout zijn beer instructies geeft voor een geënsceneerde worstelpartij in een buitenlandse burcht (Wi selen te samen springen / Beide worstelen ende wringen, BW vs. 520-521),Ga naar voetnoot78 laat Ywein zijn leeuw in Ierland niet minder misleidend springen / Ende tumelen [...] Om sticken broets (vs. 3399-3403). In beide teksten toont het beest, in het kasteel van een vijandelijke vorst, ook zijn ware, gevaarlijke aard: Wisselau laat de meester coc Brugigal (BW vs. 321, vs. 442) in zijn eigen sop gaarkoken en jaagt daarmee Espriaen en diens reuzen de stuipen op het lijf, terwijl de leeuw van Ywein tegenover de Ierse burchtbewoners nog een stap verder gaat: hij scoretse toten voten (vs. 3424). Deze parallellen zijn evenwel, net als de rol van beschermer die beer en leeuw spelen voor hun meester en de mannen in diens gezelschap, van een te algemene aard, en gaan gepaard met te veel verschillen (zo is in BW geen sprake van een bevrijdingsoperatie), om te kunnen besluiten dat ook hier een directe relatie tussen beide episoden bestaat. Eerder lijken twee dichters onafhankelijk van elkaar motieven te hebben gebruikt uit een in de oraliteit wortelend complex van verhalen, waaruit bijvoorbeeld ook de auteur van de Oudnoorse Thidrekssaga (ca. 1250) zal hebben geput.Ga naar voetnoot79 Het heeft er, mogen we op grond van de hier geïnventariseerde overeenkomsten vaststellen, veel van weg dat de compilator voor het tweede deel van zijn Ywein-episode, het deel dat zich afspeelt in Bertangen, inderdaad elementen heeft ontleend aan het verhaal over Gernout en zijn gehoorzame beer. En dat is goed voorstelbaar, want deze tekst was omstreeks 1300 nog altijd bekend in de | ||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||||
grensstreek van Vlaanderen en Brabant. Het enige bewaard gebleven fragment van BW stamt uit deze periode en dit gebied, en Maerlant zal zich in de Vierde Partie van zijn Spiegel Historiael niet voor niets kritisch hebben uitgelaten over Van bere Wisslau die snodelhede en Van bere Wisslau die saghe.Ga naar voetnoot80 | ||||||||||||||||||||||
De Tristan van ThomasEen middeleeuwse held die afreist naar Ierland, roept bijna onontkoombaar het verhaal van Tristan en Iseut in herinnering. Dat de compilator zich in zijn Ywein-episode mogelijk heeft laten beïnvloeden door deze associatie, wordt geattesteerd door enkele specifieke parallellen met de zo beroemde liefdesgeschiedenis. In de Middelhoogduitse Tristan van Gottfried von Strassburg (ca. 1210), een bewerking naar de incompleet overgeleverde Oudfranse versie van Thomas de Bretagne (ca. 1170), vernemen we hoe de dodelijk gewonde held geheel alleen een Heilungsfahrt onderneemt naar het hem vijandig gezinde Ierse hof. Door zich, eerst tegenover de lokale bevolking, middels kleding, zang en harpspel voor te doen als minstreel, weet Tristan uiteindelijk binnen te geraken. Wanneer Ywein op analoge wijze infiltreert in het Ierse kasteel waar zijn kameraden vastzitten, lijkt dit - bij alle verschillen - op wellicht meer te berusten dan toeval. Die indruk wordt nog versterkt, doordat Yweins terugreis naar Bertangen een markante gelijkenis vertoont met Tristans tweede tocht naar Ierland, de Brautwerbungsfahrt. Bij aankomst na een (in de Tristan fictieve en in de Yweinepisode reële) storm, wacht de held en diens ridderlijk gezelschap aan de kust een agressieve hofmaarschalk. Deze functionaris, die in de Tristan zwaar- en in de Ywein-episode ongewapend is, laat zich om de tuin leiden door een list. Zowel Tristan als Ywein draagt de ridders aan boord op, zich te verbergen in het ruim van wat de drossaard voor een koopvaardijschip houdt, waarna de listige held zelf acteert als respectievelijk koopman en kapitein.
Met de constatering dat Yweins avontuur in de RRmM een opvallende interpolatie is uit de koker van de compilator, die zich heeft laten inspireren door uiteenlopende bronnen, zijn we toegekomen aan de laatste vraag waarop dit artikel een antwoord wil geven. Wat kunnen de beweegredenen van de samensteller van de Lancelotcompilatie zijn geweest om de oorspronkelijke, in zijn cyclus te incorporeren roman niet alleen drastisch in te korten, maar deze ook uit te breiden met een curieus optreden van Ywein en zijn leeuw? | ||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||||
Interpolatie en intentieDe stand van zaken rond de zojuist gestelde vraag is door Bart Besamusca in zijn monografie over de Lancelotcompilatie kort en krachtig verwoord: ‘Why the compiler added this interpolation about Ywein is not clear’.Ga naar voetnoot81 Het wordt dus tijd een verklaring te vinden voor deze invoeging in de RRmM. Bij het interpoleren van episoden elders, heeft de compilator zich onder meer laten leiden door het streven om avonturen van Walewein en Lanceloet te laten alterneren, losse verhaaldraden af te hechten en (gedeeltelijk) lege folio's te vullen met apocriefe tekst.Ga naar voetnoot82 Omdat deze motieven geen rol hebben gespeeld bij de invoeging van Yweins belevenissen,Ga naar voetnoot83 zullen we de bedoeling van de compilator met deze episode in een andere richting moeten zoeken. Twee mogelijkheden dienen zich aan: de toegevoegde waarde van het avontuur kan samenhangen met de rol en reputatie van de leeuwenridder, of eerder vormtechnisch van aard zijn en verband houden met een beoogde aansluiting bij de kerndelen van de cyclus, de trilogie Lanceloet - Queeste van den Grale - Arturs doet. | ||||||||||||||||||||||
Rehabilitatie of explicatie?Door de verslagen koning van Ierland een wraakactie toe te dichten, heeft de compilator in zijn rol van continuator de Ywein-episode kundig doen aansluiten op het voorafgaande. Het verhaal bood op deze plaats geen echte ‘inviting gap’ voor een vervolgavontuur, maar aangewezen op eigen inventiviteit kwam de compilator toch tot ‘opening up the narrative’.Ga naar voetnoot84 Eigenhandig creëerde hij een duratieve fase door de RmM, diens vader en het toptrio van de Tafelronde in een overzeese kerker te parkeren,Ga naar voetnoot85 zodat op een in de cyclus gebruikelijke wijze de weg werd vrijgemaakt voor een andere protagonist. Waarom nu juist Ywein | ||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||||
met zijn leeuw tot verlosser werd gepromoveerd, laat zich verklaren door de mogelijkheid om dit duo in minstrel disguise een listige bevrijdingsactie te laten uitvoeren. Maar wellicht is er meer aan de hand, en koos de compilator niet alleen om deze reden voor Ywein als nieuwe held. Gaan we na welke rol deze ridder elders in de Lancelotcompilatie speelt, dan valt op dat hij weliswaar op gezette tijden zijn gezicht laat zien in de cyclus,Ga naar voetnoot86 maar - als personage van het tweede plan - nooit schittert op de voorgrond en zich nergens onderscheidt als de held die hij ooit was in de roman van Chrétien de Troyes.Ga naar voetnoot87 Vanuit de wetenschap dat de compilator Le chevalier au lion heeft gekend, en ook in de Perchevael een avontuur had geïnterpoleerd waarin Ywein beter uit de verf kwam dan op de meeste andere plaatsen in zijn cyclus, lijkt de conclusie gewettigd dat met de Ywein-episode het blazoen van de leeuwenridder in de Lancelotcompilatie wat moest worden opgepoetst. Deze verklaring boet echter aan geloofwaardigheid in, doordat de compilator, met de rol die hij Ywein aanmeet, de hier veronderstelde poging om de ridder te rehabiliteren minder kracht bijzet dan denkbaar was. Een nobele Arturheld die schittert in de hoedanigheid van triwant heeft toch iets paradoxaals. Daarmee is niet gezegd, dat de compilator bij het inlassen van de episode geen vooropgezette bedoeling zal hebben gehad met het personage Ywein. Goed voorstelbaar is, dat hij het epitheton metten lybaerde, waarmee de ridder zich in het genre onderscheidt van naamgenoten, heeft opgevat als een uitnodiging om de reputatie van Ywein te illustreren met een eigenhandig ge- | ||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||||
componeerde anekdote, een anekdote waarin de leeuw weer tot leven is gewekt ter explicatie van de roem van zijn meester. | ||||||||||||||||||||||
Compilatie en coherentieIn de RRmM, net als in Die wrake van Ragisel, ‘heeft de compilator [...] een entrelacement-structuur compleet met overgangsformules aangebracht die in de fragmenten niet of slechts in aanzet te vinden is’.Ga naar voetnoot88 Door in zijn bewerking van het verhaal de hegemonie van de RmM te doorbreken en ook belevenissen op te nemen van Ywein, in de vorm van een ‘entrelacerend’ avontuur inclusief kapittelopschriften en een ‘eigenzinnige toepassing van de overgangsformules’,Ga naar voetnoot89 kon de compilator de eerder goeddeels lineair gestructureerde roman verhaalkundig beter afstemmen op de context van de cyclus, waar het vooral de Lanceloet was die het beeld van de toegepaste narratieve techniek bepaalde. ‘De compilator gebruikte steeds de in de Lanceloet gebezigde entrelacement-vertelwijze om materiaal in te voegen,’ aldus Marjolein Hogenbirk, en zij vervolgt: ‘Hij laat daarmee zijn teksten mooi aansluiten bij de vertelwijze van de driedelige kern’.Ga naar voetnoot90 Dit streven naar formele consistentie in de Lancelotcompilatie zal voor de samensteller van minstens zo veel gewicht zijn geweest als de wens, om in zijn cyclus recht te doen aan de reputatie van Ywein. Het lijkt erop dat deze ridder vooral is ingezet als een ‘linking device’, dat wil zeggen als een personage ‘added to improve the unity within the compilation’.Ga naar voetnoot91 ‘Obviously the presence of protagonists like Lanceloet and Walewein throughout the cycle contributes to the coherence of the Lancelot Compilation. The same is true for the reappearance of secondary characters’, zo heeft Bart Besamusca vastgesteld,Ga naar voetnoot92 en bezien tegen deze achtergrond lijkt Ywein in de verkorte RRmM, die van de omvangrijke cyclus slechts een bescheiden onderdeel uitmaakt, allereerst te fungeren als één van de ‘compositional points of reference unifying the Lancelot Compilation’,Ga naar voetnoot93 | ||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||||
als bindmiddel dus in een rol die hij deelt met onder anderen Tristram, Acglavael en de jonkvrouw van Montesclare.Ga naar voetnoot94 | ||||||||||||||||||||||
De compilator als literair componistWe hebben nu vastgesteld, dat de Ywein-episode door de samensteller van de Lancelotcompilatie is gebruikt om zijn bewerking van de RRmM meer in lijn te brengen met de context van zijn cyclus. Verder hebben we geconstateerd, dat het avontuur van de ridder en zijn leeuw kunstig is geïntegreerd in de roman; er zijn weliswaar lasfouten aanwijsbaar, doch die zullen het 14e-eeuwse publiek niet meteen in het oog (casu quo oor) zijn gesprongen.Ga naar voetnoot95 Bij nadere beschouwing blijkt de episode zelfs hecht te zijn verweven met de RRmM. Dit kwam al enigszins naar voren uit de parallellen die Yweins bevrijdingsoperatie verbinden met de voorafgaande verlossingsact van de RmM bij Mauregaert. Maar de compilator heeft zich niet beperkt tot deze duplicatie. Hij wist zijn interpolatie nog steviger in het verhaal te verankeren door een relatie van analogie te leggen met een tweede, heel bijzondere en thematisch cruciale episode eerder in de roman. Analogie als compositieprincipe is door Norris J. Lacy voorbeeldig beschreven in zijn studie over de dichtkunst van Chrétien de Troyes. Het is ‘through analogy that we are shown relationships between episodes or events of a narrative, relationships which may exist independent of causal or temporal links and which may even be more strongly established because of this causal independence’.Ga naar voetnoot96 Via deze verteltechniek, die zich manifesteert in (ook variërende) herhalingen van motieven, beelden, structuren en formuleringen, wisten auteurs als Chrétien een bijzondere vorm van samenhang te verlenen aan hun literaire creaties. Ogenschijnlijk geïsoleerde elementen in een verhaal konden op deze wijze worden gekoppeld aan de ethische of psychologische dimensie ervan. ‘In | ||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||||
many works, analogical composition refers not simply to resemblances between episodes, but specifically to the fashioning of episodes so that their resemblances relate them all to the major theme of the work’.Ga naar voetnoot97 Maar niet altijd dient analogie tot zo'n verbinding van bouwstenen en thematiek: ‘its justification may frequently be more esthetic than thematic or explicative’.Ga naar voetnoot98 De functie van de overeenkomsten is in zulke gevallen minder gelegen in het blootleggen van betekenis door middel van ‘verticale analogie’, dan in het scheppen van formele samenhang; ook geslaagde toepassing van ‘horizontale analogie’ leidt bij lezers dan wel toehoorders tot ‘the impression of carefully controlled cohesiveness within a thoroughly organized fictional universe’.Ga naar voetnoot99
Leggen we de Ywein-episode onder de loep van dit compositieprincipe, dan blijkt verticale analogie hier niet aan de orde te zijn. Van enig thematisch verband tussen Yweins avontuur en de RRmM als geheel, waarin het draait om een symbiose van ridderschap en liefde tegen de achtergrond van een lignage-motief (‘ware adel verloochent zich niet’),Ga naar voetnoot100 is geen sprake. Horizontale analogie daarentegen is goed aanwijsbaar in de Ywein-episode, en dat niet alleen vanwege de overeenkomsten met het optreden van de RmM bij Mauregaert. Er is zoals gezegd nog een tweede actie van de protagonist die wordt gespiegeld door Yweins avontuur in Ierland, en wel de unieke performance, tijdens het toernooi dat in de compilatie-RRmM de climax vormt van het eerste part, waarmee de held als prijs hand en land verovert van zijn geliefde, Clarette.Ga naar voetnoot101 De RmM maakt in dit steekspel zijn opwachting op een heel bijzondere manier: onherkenbaar verschijnt hij er, tot ieders verbijstering, als een gewapende monnik. Eerder in de roman had de held, blijkbaar zonder veel fiducie in een gelukkige afloop van zijn liefdesqueeste, zich laten overhalen tot moniage, intreding in een klooster. Het door koning Artur geproclameerde toernooi bij Kardoel, uitgeroepen om de verdwenen RmM naar het hof te lokken, bood de monnik tegen wil en dank een laatste kans om ook letterlijk te vechten voor zijn (ge)liefde. Zulks diende hij evenwel, op gezag van zijn abt (die hem verlies van zieleheil voorhield in geval op een nieuwe ordowisseling een nederlaag zou volgen in de strijd), te doen in zijn hoedanigheid van kloosterbroeder. Het was daarom, dat de protagonist het toernooiterrein betrad Alse een moenc met sire cappen (vs. 1940), met Over algader sijn abijt (vs. 1902), maar onder sinen widen caproen grijs (vs. 2092), de maliënkolder die hem samen met een zwaard nog restte van zijn ridderlijk leven. | ||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||||
Een soortgelijke, voor helden van Arturromans ongewone outfit herkennen we later in de grauwen roc (vs. 3384), gecompleteerd door ruwe wanten ende enen hoet (vs. 3386), waarmee Ywein in Ierland zijn martiale status maskeert. Omdat in beide episoden de wapenrusting van een held aan het oog wordt onttrokken door ongeverfde kleding,Ga naar voetnoot102 teken van nederigheid dat aan de ridder in kwestie een misleidend onschuldig voorkomen verleent en bijdraagt tot de dramatische ironie van het gebeuren, valt Yweins eerder ludieke dan spannende avontuur te beluisteren als een ‘analogische echo’ van de niet minder burleske voorstelling die de RmM ten beste geeft in voornoemd toernooi. De volgende parallellen wijzen op een bewust gecreëerd verband tussen beide episoden:
Hiermee is aangetoond, dat de samensteller van de Lancelotcompilatie in zijn bewerking van de RRmM niet alleen evidente duplicatie heeft toegepast, een | ||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||||
bekende compositietechniek van amplificerende bewerkers,Ga naar voetnoot104 maar ook de mogelijkheden heeft onderkend van analogie, een van de ‘organizing characteristics of the romance’.Ga naar voetnoot105 Yweins belevenissen in Ierland vormen voor oplettende toehoorders een variërende reprise van de al even komische act die de RmM eerder, als krijgshaftige kloosterbroeder, had opgevoerd in het toernooi om de hand van Clarette. De compilator is er op deze manier in geslaagd, het avontuur van Ywein compositorisch kunstig in te passen in zijn versie van de RRmM. Dat hij tegelijk een verbinding tot stand wist te brengen tussen deze bewerking en de Lancelottrilogie door zijn interpolatie te presenteren als een entrelacement, met Ywein als ‘linking device’, strekt hem in zijn hoedanigheid van compilator én van dichter beslist tot eer. | ||||||||||||||||||||||
BesluitMisschien is de Ywein-episode toch vooral in de ogen van moderne literatuurvorsers een Fremdkörper in de RRmM, en struikelde een middeleeuws publiek niet over de in deze anekdote op te merken lasfouten en inconsequenties maar genoot het simpelweg van een vermakelijk avontuur. Een avontuur, zo vakkundig in het verhaal ingevlochten dat Yweins belevenissen op het eerste gezicht organisch onderdeel lijken uit te maken van de roman, en die op zijn beurt weer van het grotere geheel, de Lancelotcompilatie. Voor sommige recipiënten waren de wederwaardigheden van Ywein en zijn fameuze leeuw wellicht spannend, al was een goede afloop door de conventies van het genre reeds op voorhand gegarandeerd. Amusant was het avontuur ondertussen zeker, dankzij het optreden van een zo beroemde ridder die, uitzonderlijk vermomd, als slimme slachter met zijn carnivore compagnon in de hoedanigheid van buitelend beest tegenstanders om de tuin leidt en vervolgens een kopje kleiner maakt. Toehoorders met oor voor bekende motieven en gevoel voor literaire compositie konden in dit récit bref bovendien genieten van bekende klanken uit Van den bere Wisselau en mogelijk de geschiedenis van Tristan en Iseut, terwijl in Yweins optreden op Ierse bodem een echo te beluisteren viel van wat de RmM tevoren had beleefd als martiale monnik bij Kardoel en als listige veroveraar van Mauregaert. Het was, kortom, geen entrelacement van dertien in een dozijn, zoals de Lanceloet er talrijke bevat, dat aan het publiek van de compilatie-RRmM werd voorgeschoteld. Veeleer kan de Ywein-episode, althans het gedeelte daarvan dat zich afspeelt in Ierland, aanspraak maken op het predicaat van een origineel uitge- | ||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||
werkte variant, een komische Steigerung, van het elders frequent maar binnen de Arturliteratuur slechts zelden aangetroffen minstrel disguise-motief. Van zijn kwaliteiten als dichter in de weliswaar beknopt beschreven Yweinepisode, getuigt zeker de manier waarop de compilator, middels duplicatie en door toepassing van analogie, samenhang heeft weten te scheppen, intra- en intertekstuele cohesie heeft weten te creëren tussen interpolatie, roman, compilatie en literaire context. De waardering die hij verdient voor wat eerder werd veroordeeld als ‘a rather awkward interpolation’, komt naar mijn mening goed tot uitdrukking in het volgende citaat: ‘since diversity possesses positive value in the romance, an episode which presents only a tenuous relationship to the main theme is an essential element in making the romance what it is. Remove an episode: the theme and the thesis remain the same, but the work is not quite what it was before’.Ga naar voetnoot106
Met deze woorden zou ik mijn bijdrage kunnen besluiten, ware het niet dat de slotzin van het citaat, toegepast op de RRmM, de wereld welbeschouwd op zijn kop zet. Immers, juist door de ingevoegde Ywein-episode weg te denken kunnen we een beter zicht verwachten op ‘what it was before’; op de contouren dus van de oorspronkelijke, Vlaamse roman. Hoe verliep daarin het verhaal, zo luidt de vraag die onvermijdelijk rijst, voordat de compilator zijn Ywein-episode incorporeerde? Op welke wijze sloot hetgeen in zijn bewerking aan de interpolatie voorafgaat aan op wat daarna nog volgt? En om een even suggestieve als speculatieve stap verder te gaan: is het niet denkbaar - gelet op de vele inconsistenties rond de andere gevallen van entrelacement in het tweede deel van de compilatie-RRmMGa naar voetnoot107 - dat de samensteller van de Lancelotcompilatie nog méér episoden heeft geïnterpoleerd in zijn versie van de roman? Intrigerende vragen, die uitnodigen tot voortzetting van het onderzoek. De studie van de RRmM blijft voorlopig nog wel onderworpen aan een poetics of continuation. | ||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||||
Figuur 1: Yvain wordt in een gevecht met een reus bijgestaan door zijn trouwe leeuw. Miniatuur uit het laatste kwart van de 13e eeuw, in een Frans handschrift met (o.a.) Le chevalier au lion van Chrétien de Troyes.
Figuur 2: een ridder aait een weinig woest ogende leeuw. Randversiering in een getijdenboek uit het begin van de 14e eeuw, mogelijk vervaardigd in Maastricht.
Figuur 3: een leeuwentemmer maakt gebruik van honden; door deze voor de ogen van de leeuw te slaan, hoopt hij het beest ontzag in te boezemen. Tekening uit het schetsboek van Villard de Honnecourt, ca. 1230.
Figuur 4: miniatuur in een handschrift uit ca. 1287 van Der naturen bloeme, van Jacob van Maerlant. Net als in figuur 3, wordt hier een hond geslagen teneinde een leeuw vrees aan te jagen [met dank aan Martine Meuwese, die mij op deze miniatuur attent maakte].
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||
Figuur 5: een man voert een leeuw mee aan een ketting. Miniatuur in het calendarium van het beroemde Queen Mary Psalter, vervaardigd in de periode 1310-1320.
Figuur 6: een moor aan het werk als leeuwentemmer (of als dierenverzorger). Misericorde in de kathedraal van Zamora (Spanje), begin 16e eeuw.
Figuur 7: een leeuwentemmer in actie met een staf als instrument. Misericorde in de Église Saint-Pierre te Concressault (midden-Frankrijk), eind 15e eeuw.
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||
Figuur 8: een (wellicht blinde) bedelaar, gestoken in armoedige kledij en uitgerust met een staf, laat zijn hond drinken. Randversiering in een Oudfranse Roman d'Alexandre, 1338-1344 te Brugge vervaardigd door de Vlaming Jehan de Grise.
Figuur 9: een berentemmer leert zijn beer ‘praten’. Gehistorieerde initiaal in een Engels handschrift uit ca. 1120 met een commentaar van de heilige Hiëronimus op het boek Genesis.
Figuur 10: een jongleur treedt op met zijn beer. Randversiering in een laat 13e-eeuws Picardisch handschrift met onder meer een prozaversie van Robert de Borons Merlin.
Figuur 11: een berentemmer in actie. Randversiering in een Frans handschrift uit 1309 á 1316 met Latijnse wetenschappelijke teksten.
Figuur 12: een berentemmer. Armsteun in het koor van Plasencia Catedral (Spanje), ca. 1500.
Figuur 13: een aap leert kunstjes. Randversiering in een breviarium voor Marguerite de Bar, ca. 1302.
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||||
Verantwoording illustraties
|
|