Voortgang. Jaargang 25
(2007)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 373]
| |||||||||||||||||||||||
Wat doet dat woord daar, zeg? Over het tussenwerpsel zeg Ina SchermerAbstract - The Dutch interjection zeg is related to the verbal form zeg as used in the imperative. By a process of grammaticalization the verbal form has bleached and became an interjection. In that function zeg can no longer be combined with objects or preposition complements and its meaning has become different from that of the imperative, although they still have certain semantic and pragmatic aspects in common. | |||||||||||||||||||||||
InleidingIn recente publicaties heeft Els Elffers aandacht gevraagd voor het tussenwerpsel (Elffers 2005 en te versch.) en het leek mij daarom passend bij deze gelegenheid ook voor dat onderwerp te kiezen.Ga naar voetnoot1 Ik wil het tussenwerpsel zeg nader bekijken en in het bijzonder de betekenis daarvan. De reden voor deze keus kan ik niet goed meer achterhalen; de aanleiding ligt mogelijk in een gesprek dat ik vorig jaar met Fred Weerman had, die ik op een receptie heb geattaqueerd met de woorden Zeg, volgend jaar neemt Els Elffers afscheid, wordt het geen tijd voor voorbereidselen?. Toen hij mij antwoordde dat Els niet voor een afscheid voelde, kan mijn reactie niet anders geweest zijn dan: Wat jammer zeg!. Hoe dan ook, dit zijn in ieder geval typerende voorbeelden van het door mij bedoelde gebruik van zeg.
In Elffers (2005) wordt geschetst hoe de karakterisering van tussenwerpsels zich in de loop van de Nederlandse grammatica-geschiedenis allengs onttrekt aan een typering in termen van emotie, die voor vele tussenwerpsels ontoereikend is. Tegenwoordig worden tussenwerpsels ook in andere semantische en pragmatische termen beschreven en zeg is bij uitstek een tussenwerpsel waarvoor dat nodig is. Naarmate er meer aandacht wordt besteed aan tussenwerpsels, nemen ook de afbakenings- en definitieproblemen toe (zie o.m. Ameka 1992, Hofstede 1999 en Van der Wouden 2002); die blijven hier zoveel mogelijk buiten beschouwing. In het kader van de gespreksanalyse worden tussenwerpsels ook wel ‘discourse markers’ of ‘discourse partikels’ genoemd (zie bijv. Van der Wouden 2002), maar ik gebruik de traditionele term ‘tussenwerpsel’. Zo staat zeg ook te boek in | |||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||||||||||||||
Haeseryn e.a. (1997) (van nu af: de ANS), in het WNT en Van Dale en in de meeste artikelen over tussenwerpsels waarin zeg voorkomt.Ga naar voetnoot2 Zeg kan tussenwerpsel genoemd worden, omdat het voldoet aan de definitie dat het geen bijdrage levert aan de propositionele inhoud van een zin of uiting (Foolen 1993). Dat correspondeert met de syntactische eigenschap dat tussenwerpsels weinig tot geen syntactische verbindingsmogelijkheden hebben en als zodanig buiten de grammaticale structuur van de zin staan (zie bijv. de ANS 1997). Wel is zeg (net als de meeste andere tussenwerpsels) te combineren met andere tussenwerpsels, met partikels of met een aangesproken persoon, als in (3), en daar maakt het dus deel uit van een woordgroepstructuur (zie ook Brummel 1978). (3) (Hé) zeg (eens) (Jan), wat doe je daar? Tussenwerpsels komen óf geïsoleerd voor (wat bij zeg niet gebruikelijk is), óf gecombineerd met een zin, waar ze dan voor of achter staan, als in (1) en (2) (eventueel met een aanloop ervoor of een uitloop erachter). Sommige tussenwerpsels kunnen ook midden in een zin staan (in termen van de ANS tussen de eerste en tweede pool) (zie Brummel 1978, Klooster 2001 en Van der Wouden 2006), maar zeg komt daar voor zover ik zie niet voor. Een uitzondering vormt het nuancerende gebruik in (4), waar zeg, al dan niet gecombineerd met maar, iets als ‘ongeveer’ betekent: (4) Het is - zeg (maar) - tien minuten lopen van hier. Dit zeg blijft hier buiten beschouwing.Ga naar voetnoot3 Wat is nu de specifieke betekenisbijdrage van het tussenwerpsel zeg? | |||||||||||||||||||||||
2. De betekenis van zegIn de ANS is zeg te vinden bij de betekenisdragende tussenwerpsels met de toelichting dat het gebruikt wordt bij bevelen, aanmaningen en aansporingen ‘om de aandacht te verkrijgen’ (1997:577-8).Ga naar voetnoot4 Het wordt (samen met hoor) apart | |||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| |||||||||||||||||||||||
genoemd als tussenwerpsel ‘met versterkende waarde’ als het achter een zin staat, vooral gebruikt bij waarschuwingen of toegevingen (1997:581-2). Ook volgens Van Dale (2005) wordt zeg gebruikt ‘om iemands aandacht te wekken’ en ‘in verzwakte betekenis als gevoelswoord’. Deze typeringen zijn gebaseerd op het WNT, dat zes betekenisnuances onderscheidt: 1) als versterking van vraag of aansporing om tot antwoorden of handelen aan te sporen, 2) om de aandacht te trekken, gewoonlijk voor een vraag of gebod (meestal aan het begin van een zin), 3) aan het eind als stopwoord bij een vraag om goedkeuring voor het gevraagde te verkrijgen, 4) aan het eind als gevoelswoord om aan te geven dat het voorgaande in hoge mate (niet) het geval is, 5) als gevoelswoord, zowel om lichte verontwaardiging of wrevel uit te drukken als 6) lichte verbazing (WNT XXVII (1994) kol. 1544-5). Er bestaat bij mijn weten één artikel dat speciaal gewijd is aan kom, kijk en zeg. De Vriendt (1995). De Vriendt is van oordeel dat voor- en achtergeplaatst zeg ‘totaal verschillende kenmerken’ hebben (p. 155) en hij behandelt ze daarom gescheiden als zeg1 en zeg2. Zijn opvatting over zeg1 komt overeen met de hiervoor genoemde zienswijzen: het vestigt de aandacht van de hoorder op het feit dat men hem iets wil meedelen, vragen etc., of het geeft aan dat de spreker van onderwerp wil veranderen. Zeg2 rondt aansporingen en uitroepen af en wordt volgens hem door een spreker gebruikt om zijn betrokkenheid bij het voorafgaande te benadrukken. Het is inderdaad zinvol zeg1 en zeg2 te onderscheiden en ik neem die aanduidingen dan ook over. De betekenisomschrijvingen geven bij zeg1 een wat homogener beeld te zien dan bij zeg2, in die zin dat bij zeg1 steeds op het aandachttrekkend aspect wordt gewezen. Sporen van de ‘emotie-benadering’ zijn merkbaar waar zeg een ‘gevoelswoord’ wordt genoemd; dat begrip is een van de oorzaken dat de beschrijving van zeg2 een heterogene indruk maakt; ‘gevoelswoord’ kan voor veel verschillende zaken staan. Het zou prettig zijn als van zeg2 een wat generaliserender betekenisbeschrijving gegeven zou kunnen worden en ook als verduidelijkt zou kunnen worden in hoeverre zeg1 en zeg2 wel en niet van elkaar verschillen. Ik wil daar een poging toe wagen. | |||||||||||||||||||||||
2.1. De relatie tussen tussenwerpsel en imperatiefVeel van de betekenisdragende tussenwerpsels hebben als oorsprong een woord of woordgroep uit een andere grammatische categorie. Bij zeg is dat een vorm van het werkwoord zeggen, gebruikt in een imperatief (zie Proeme 1984 voor een meer precieze formulering). Van Dale geeft dat te kennen door het lemma over het | |||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||||||||||||||
tussenwerpsel zeg te eindigen met de woorden ‘eig. de gebiedende wijs enk. v. zeggen’ en De Vooys (1960:41) spreekt van ‘verbleekte en [...] tot interjektie gedegradeerde imperatieven’. De term ‘verbleking’ pleegt gebruikt te worden in verband met het begrip ‘grammaticalisatie’ (zie bijv. Hopper & Traugott 2003) en dat begrip is hier ook van toepassing: er heeft een proces plaatsgevonden, waarbij de gebruiksmogelijkheden en betekenis van de imperatief zijn overgegaan in die van het tussenwerpsel. Imperatief en tussenwerpsel zijn dus verwant en het ligt voor de hand de verwantschap te benutten bij een poging tot betekenisbeschrijving van het tussenwerpsel. De werkwoordelijke afkomst is niet uniek voor zeg, ook andere tussenwerpsels, waaronder hoor, kijk en kom hebben die oorsprong.Ga naar voetnoot5,Ga naar voetnoot6 Maar alleen zeg is de imperatief van een taalhandelingswerkwoord en dat is van belang. Het grammaticalisatieproces heeft ertoe geleid dat zeg, hoor, kijk en kom als tussenwerpsel geen objecten of prepositiecomplementen meer bij zich kunnen hebben (al dan niet in de vorm van een afhankelijke zin) een mogelijkheid die de imperatieven wel hebben (Zeg me de waarheid, Zeg eens ‘a’, Zeg ons toch wat je bezielt, Zeg (tegen) hem dat er koffie is, Hoor dat kind eens gillen, Hoor hoe het stormt, Kijk niet zo naar me, Kijk hoe mooi ze danst, Kom bij me).Ga naar voetnoot7 | |||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||||||||||||
Wat de betekenis betreft ontbreken bij het tussenwerpsel zeg bepaalde betekenisaspecten die de imperatief wel heeft. Het werkwoord zeggen betekent ‘mondeling te kennen geven’; dat kán alleen ‘mondeling reproduceren’ zijn, als in Zeg''s ‘a’, maar in het algemeen gaat het om een inhoudelijke uitspraak (als de subjectsreferent bij zeggen geen persoon is, kan het aspect ‘mondeling’ ook afwezig zijn, als in Van Dale zegt dat zeg een tussenwerpsel is). Gebruikt als imperatief zet zeg de toegesprokene er dus toe aan dat wat in het complement van zeg vervat is, in een taal- (eventueel spraak)handeling te realiseren.Ga naar voetnoot8 Bij het tussenwerpsel is daar van over, dat de spreker de toegesprokene aanzet tot een - al dan niet mondelinge - reactie op dat wat na zeg volgt of eraan voorafgaat. Dat is geen complement van zeg, want het tussenwerpsel staat buiten de zinsstructuur, maar de toegesprokene kan wel op de inhoud reageren. Zeg heeft dus, net als de imperatief, een illocutionair effect (zie ook Hofstede 1999). Het kleinste verschil tussen imperatief- en tussenwerpselgebruik is te zien als het direct object bij de imperatief een vraagzin in de directe rede is en het tussenwerpsel door eenzelfde vraagzin gevolgd wordt, als in resp. (5)a en b:
(5)a is een imperatiefzin: met zeg als tussenwerpsel, zou me niet mogelijk zijn. Als (5)b een imperatief is, prevaleert - zeker als eens ontbreekt - de interpretatie dat een herhaling gevraagd wordt van de uiting gaan de zaken naar wens?. Mét eens is wellicht ook een ‘gewone’ imperatief-interpretatie mogelijk, maar in ieder geval kan zeg dan ook als tussenwerpsel fungeren. Er is wat dat betreft een zekere vaagheid en die vormt waarschijnlijk de bron van het grammaticalisatieproces. Wordt het tussenwerpsel gevolgd door een ander type zin, een mededelende of een (impliciet) bevelende, als in (6)-(8), dan is de afstand tot de imperatief groter.
Maar ook hier wordt van de toegesprokene een reactie verwacht en dat ligt mijns inziens mede ten grondslag aan het aandachttrekkend aspect dat zo kenmerkend wordt geacht voor zeg1. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||||||||||||
Het tussenwerpsel deelt met zijn imperatieve ‘oorsprong’ de eigenschap dat het beperkt is tot informeel taalgebruik. Zo gebruikt men tegenover personen die men met u pleegt aan te spreken noch het tussenwerpsel zeg, noch de imperatief zeg (of welke andere imperatief dan ook); hoogstens een congruerende imperatief als in zegt u nu zelf, denkt u[(zich)] eens in, stelt u zich eens voor e.d. | |||||||||||||||||||||||
2.2. De betekenis van zeg1Van de met imperatieven verwante tussenwerpsels hoor, kijk, kom en zeg kan alleen zeg zowel voor als achter een zin komen. Kijk en kom komen achteraan niet voor en hoor (althans zonder begeleidend element) juist niet vóór een zin (zie ook Brummel 1978 en De Vriendt 1995).Ga naar voetnoot9. Vergelijken we zeg1 met de tussenwerpsels (niet de imperatieven!) kijk en kom (en hoor's), dan blijkt alleen zeg1 gebruikt te kunnen worden om werkelijk iemands aandacht te trekken. Kijk en kom zijn naar mijn oordeel vooral bruikbaar in aansluiting op iets waar de aandacht van de toegesprokene al min of meer op gericht is, doordat kijk globaal gezegd een expliciterende functie heeft en kom de toegesprokene ertoe aanzet over te stappen naar een andere zienswijze dan zijn eigen (vaak met sussend effect) (met hoor 's wordt een soort tegengas gegeven, zie ook par. 2.3.). Het aandachttrekkende aspect van zeg1 kan dus niet alleen toegeschreven worden aan zijn imperatief-afkomst en/of aan het feit dat het vooraan de zin staat, want dat geldt ook voor kijk en kom. Het is de lexicale betekenis van zeggen die daarbij komt. Wel is voorwaarde dat zeg1 ook echt voorop staat, en niet vooraf wordt gegaan door andere woorden, als in (9):Ga naar voetnoot10.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| |||||||||||||||||||||||
Als het juist is dat uit gebruik van zeg1 blijkt dat een reactie van de toegesprokene verwacht wordt, is het begrijpelijk dat het gebruik bij vragen, aanmaningen en waarschuwingen veel voorkomt, want die worden geuit om een reactie te verkrijgen. Staat zeg1 voor een mededelende zin (als in (6)), dan blijkt daaruit dat de spreker het meegedeelde opmerkelijk genoeg vindt om onder de aandacht van de toegesprokene te brengen: wat na zeg1 komt, is voor de spreker ‘reactiewaardig’. Omdat zeg1 niet bijdraagt aan de propositionele inhoud van de zin, kan het altijd weggelaten worden en bij vragende en bevelende zinnen wordt dan uiteraard óók een reactie verwacht; maar zeg1 vraagt daar extra aandacht voor. Een mededelende zin als (6), kan zonder zeg1 een neutraal antwoord op een vraag zijn (Waarom is het hier zo druk?), maar met behulp van de juiste intonatie kan de inhoud ook als opmerkelijk worden gepresenteerd. Zeg1 voegt daar expliciet aan toe dat een reactie verwacht wordt.Ga naar voetnoot11. | |||||||||||||||||||||||
2.3. De betekenis van zeg2De mogelijkheid aan het eind van een zin gebruikt te worden, deelt het tussenwerpsel zeg met hoor. Beide kunnen alleen ‘sec’ achter een zin geplaatst worden: combinatie met andere tussenwerpsels of partikels komt daar niet voor. Bovendien sluiten ze zonder pauze op het voorafgaande aan en dragen ze geen accent, wat bij zeg1 wel het geval is. Dat lijkt mij een blijk van verdergaande grammaticalisatie, want ook imperatieven, het ‘startpunt’ van de grammaticalisatie, staan - geaccentueerd - vooraan en kunnen vergezeld zijn van partikels en vocatieven, als in Zeg ons nou eens, Jan, of je het hier naar je zin hebt. Worden ze gevolgd door een directe rede, dan is ook die door een pauze van de werkwoordsvorm gescheiden. Ook de betekenisbijdrage van zeg2 is anders, zo men wil geringer, dan die van zeg1. In overeenstemming met de positie aan het eind van de zin of uiting ontbreekt het aandachttrekkende aspect; de spreker heeft zich al tot de toegesprokene gericht, dus het is niet meer nodig diens aandacht te trekken. Wel | |||||||||||||||||||||||
[pagina 380]
| |||||||||||||||||||||||
wordt nog een reactie verwacht op het voorafgaande.Ga naar voetnoot12. Vragen en aanmaningen komen bij zeg2 qualitate qua evenzeer voor als bij zeg1; (10) is waarschijnlijk het soort voorbeeld waarop het WNT doelt waar het stelt dat zeg2 gebruikt wordt om goedkeuring te verkrijgen, maar (11) natuurlijk niet.
Het zeg2 in (11) zal wel als gevoelswoord beschouwd worden, omdat de vraag als uiting van bezorgdheid kan worden gezien, wat trouwens ook bij (10) mogelijk is. Dat is echter niet eigen aan zeg2 zelf, maar hangt samen met het feit dat een reactie verwacht wordt op Is er iets mis?. Omdat de overkoepelende eigenschap van aandacht trekken bij zeg2 ontbreekt, valt de diversiteit aan mogelijke reacties meer op; dat wordt veroorzaakt door het feit dat zeg2 op zinnen met heel verschillende inhoud kan volgen. Dat relativeert ook de observaties in De Vriendt (1995). De Vriendt vergelijkt zinnen met zeg2 en hoor (in aansluiting op een artikel over hoor van Kirsner en Deen 1990) en komt tot de conclusie dat de spreker die hoor gebruikt de toegesprokene bij de interactie wil betrekken, terwijl de zeg2- spreker alleen zijn eigen betrokkenheid tot uitdrukking brengt. Een van zijn voorbeelden is (12): dat zou slechts een uitroep van verbazing zijn, terwijl de spreker van (13) iemand wil geruststellen.
Het verschil zou ook verklaren dat een zin als (2) wel mogelijk is, maar (14) niet:
Deze observaties hangen naar mijn oordeel alleen indirect met de betekenis van zeg2 en hoor samen. De betekenis van hoor komt beter tot zijn recht in een artikel | |||||||||||||||||||||||
[pagina 381]
| |||||||||||||||||||||||
van Sturm (1992) (geschreven in reactie op Kirsner (1991)Ga naar voetnoot13.), die erop wijst dat de distributie van hoor onder meer hierdoor bepaald wordt, dat de spreker de hoorder voor iets waarschuwt, hem iets toezegt of toegeeft waarvan hij vermoedt dat de hoorder er andere opvattingen over heeft dan hijzelf (Sturm 1992:21). Vergelijken we de beschrijving van De Vriendt met die van Sturm, dan kunnen we constateren dat de interactie die De Vriendt typerend vindt voor hoor, een bijverschijnsel is van de door Sturm aangewezen eigenschap. Als de toegesprokene van (13) denkt dat de hond bijt, kan (13) inderdaad een geruststellend effect hebben, maar dat is niet de enige mogelijkheid en het hoeft ook niet de intentie van de spreker te zijn. Die kan met (13) bijvoorbeeld ook zijn kennis willen etaleren: ‘dat zie je zo’, ‘dat is het soort’. Aan (12) kán inderdaad verbazing ten grondslag liggen, maar het kan ook een verwijt aan de toegesprokene zijn, als die bijvoorbeeld tegen de afspraak in als waakhond een hond heeft aangeschaft die niet wil bijten. Wat ook de beweegreden, de essentie is dat de spreker zijn uitspraak over de hond opmerkelijk genoeg vindt om er een reactie van de toegesprokene over te mogen verwachten. Dat maakt dat we zinnen met zeg2 juist meer interactief kunnen noemen dan zinnen met hoor. Het is begrijpelijk dat zeg2 vaak voorkomt na exclamatieve uitingen als (2) en (15), omdat daarin uiting wordt gegeven aan iets dat de spreker bijzonder vindt: (15) Wat een boeken heb jij daar, zeg! De aanwezigheid van zeg2 spoort met de uitspraak in Elffers (2002), dat het essentieel is voor exclamatieve uitingen dat ze - via hun intonatiepatroon - een appèl doen op de hoorder: die wordt ‘langs deze weg [...] uitgenodigd tot een reactie’ Zij wijst ook op het voorkomen van zeg, in verband met de onjuiste aanname dat ook (16) een uitroepende zin zou zijn: (16) Jij hebt ontzettend veel boeken, zeg! (16) líjkt alleen maar exclamatief doordat zeg aan het eind staat; dat woord bewerkstelligt in dit geval de uitnodiging tot een reactie, die in (15) ook al uit de intonatie en het patroon met Wat een blijkt. Janssen (2006:336) bevat mooie voorbeelden van exclamaties met zeg2, waar de reacties bij staan (om te laten zien dat na exclamaties instemmende reacties preferent zijn), zoals: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||||||||||||
Dit is waarschijnlijk het type gevallen waarbij de ANS en het WNT zeg2 ‘versterkend’ noemen en ‘aangevend dat iets in hoge mate het geval is’. Dat effect komt tot stand doordat de spreker weerklank zoekt bij de toegesprokene; hij wil die laten delen in zijn oordelen en dat accentueert de waarde die ze voor hem hebben. Dat vervanging van zeg2 door hoor in exclamaties (als (14)) niet mogelijk is, is logisch omdat het contradictoir is instemming met een eigen oordeel te vragen en tegelijkertijd te laten blijken dat dat oordeel niet in overeenstemming is met dat van de toegesprokene. Als men dat wil, moet een niet-exclamatieve zin gebruikt worden als Het is wel jammer, hoor. Door hun reactie-vragend karakter zijn zeg1 en zeg2 beide bij uitstek geschikt als ‘discourse marker’, althans tot op een zeker punt. Daarvoor leg ik ter illustratie (19) voor, ook uit het materiaal van Janssen (2006).
Voor zeg2 in (19)B is de typering ‘reactievragend’ niet adequaat, want het voorafgaande inderdaad is een bevestiging van het oordeel van de toegesprokene - net als trouwens dat wat na zeg2 volgt - zodat het niet voor de hand ligt dat spreker ook nog een reactie op zijn instemming verwacht. De functie van zeg2 lijkt hier alleen te zijn dat de spreker te kennen geeft de toegesprokene als een geschikte ‘reactiegever’ te beschouwen. Men zou zeg hier misschien beter een ‘social marker’ kunnen noemen dan een ‘discourse marker’, omdat eruit blijkt dat de spreker de toegesprokene een passend ‘klankbord’ vindt. Zeg schept of bevestigt daardoor een band tussen beiden: spreker benadert de toegesprokene als iemand van gelijk niveau, althans voor zover het de inhoud van de uiting betreft en het moment van uiten.Ga naar voetnoot14 In termen van grammaticalisatie vertegenwoordigt zo'n geval de eindfase van het proces: dit is zeg in zijn meest gereduceerde vorm. En ook het begrip ‘betekenis’ nadert hier een grens.Ga naar voetnoot15 Ik heb ‘gezegd’. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||||||||||||
4. SamenvattingEen betekenisomschrijving van het tussenwerpsel zeg is gebaat bij vergelijking met de imperatief zeg, waar het via een proces van grammaticalisatie van af is geleid. Anders dan de imperatief, kent het tussenwerpsel geen complementen (objecten) in welke vorm dan ook; het heeft geen syntactische verbindingsmogelijkheden binnen de zin. Imperatief en tussenwerpsel delen de eigenschap dat ze - geaccentueerd - aan het begin van een zin staan, eventueel vergezeld van (andere) tussenwerpsels, partikels of vocatieven en van de zin gescheiden door een pauze. Maar alleen als tussenwerpsel komt zeg ook - ongeaccentueerd, zonder pauze en zonder vergezellende elementen - achter de zin voor. In overeenstemming met deze vormelijke overeenkomsten en verschillen deelt het tussenwerpsel met de imperatief een illocutionair aspect: als het vooropstaat, is het bedoeld om de aandacht van de toegesprokene te trekken en het heeft de uit de lexicale betekenis van zeggen voortvloeiende eigenschap dat de toegesprokene geacht wordt iets te kennen te geven. Bij de imperatief is dat iets de realisatie van het in het complement van zeg vervatte als taal- (eventueel spraak)handeling. Bij het tussenwerpsel is het een (niet noodzakelijk mondelinge) reactie op dat wat na zeg komt of ervoor staat. In het laatste geval is het aandachttrekkende aspect afwezig en rest slechts dat er een reactie verwacht wordt. De inhoud van dat waar zeg voor of achter staat, moet opmerkelijk genoeg zijn om er een reactie op te willen krijgen. Vandaar dat het vaak voor vragen en na exclamaties voorkomt. In sommige gevallen geeft achtergeplaatst zeg slechts te kennen dat de spreker de toegesprokene als een geschikt klankbord voor zijn opvattingen en gevoelens beschouwt. Die gevallen vertegenwoordigen de eindfase van het grammaticalisatieproces. | |||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 385]
| |||||||||||||||||||||||
|
|