Voortgang. Jaargang 24
(2006)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit: meer plaats dan pad
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. InleidingZowel Janssen (ms.) als Helmantel (1998, 2002) stellen voor dat de semantische structuur van het Nederlandse voorzetsel uit een pad bevat. Ik zal in deze bijdrage beargumenteren dat een pad weliswaar onderdeel is van de ‘base’ van uit, maar niet van diens ‘profile’ (zie voor deze termen Langacker 1987). Ik classificeer uit dan ook niet, zoals Helmantel (2002) doet, als een extended locative adposition (EL), zoals bijvoorbeeld door en over, maar als een narrow locative adposition (NL), zoals bijvoorbeeld in en op. De analyse die ik presenteer, preciseert niet alleen de semantische analyse van Janssen, maar verklaart ook het afwijkende gedrag van uit ten opzichte van ELs. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Janssens analyse van uitJanssen (ms.) bespreekt de Engelse equivalenten van (1)-(5) met out of, maar ziet out of en uit als vergelijkbaar. Ik zal mij uitsluitend richten op de Nederlandse gevallen met uit en Janssens analyse van out of daarop toepassen.
Anders dan in cognitief-semantische analyses van voorzetsels gebruikelijk is, zoals bijvoorbeeld die van Lakoff (1987), Cuyckens (1991), en Tyler en Evans (2001, 2003),Ga naar voetnoot1 betoogt Janssen dat aan de gebruiken van uit in (1)-(5) maar één | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
betekenis ten grondslag ligt, die samen met contextuele factoren tot verschillende interpretaties leidt. Wat de vijf gebruiken van uit gemeen hebben is volgens Janssen het volgende:
Dit idee kan gerepresenteerd worden als Figuur 1, gebaseerd op Janssens figuren voor voorbeelden (1)-(5): het vierkant stelt x voor, binnen wiens domein het pad begint; het beginpunt van het pad wordt aangegeven door de zwarte stip en het pad zelf door de vetgedrukte lijn.
Figuur 1. Janssens voorstel voor uit
Hoewel de bijdrage van uit steeds dezelfde is, verschillen (1)-(5) volgens Janssen in wat precies geprojecteerd wordt op het pad. In (1) is dat Eds ‘trajectory’, namelijk het pad dat Ed aflegt: hij begint in de keuken, in het domein van x, en eindigt buiten de keuken. In (2) is het ook Eds trajectory, ook al zien we Ed het pad niet daadwerkelijk afleggen. (2) kan echter alleen gebruikt worden als Ed op een eerder tijdstip wel in de keuken was, en impliceert daarom een afgelegd pad. In (5) fungeert het bovenste gedeelte van Eds lichaam, een geval van wat Janssen een ‘oblong’ noemt, als de uitgestrekte entiteit die op het pad wordt geprojecteerd: dat deel van zijn lichaam dat vanaf het kozijn naar buiten steekt. In (4) is het de afstand uitgedrukt door tien mijl, een ‘axis’ in Janssens terminologie, die geprojecteerd wordt op het pad. Het schip wordt gelocaliseerd op het eindpunt van dit pad, dat begint vanaf x, namelijk de kust. (3) werkt in Janssens voorstel op dezelfde manier: de uitgestrekte entiteit die op het pad wordt geprojecteerd is de afstand (een ‘barrier’), gerekend vanaf x, de keuken, tot het punt waar Ed zich bevindt (of het punt dat Ed niet passeert). Hoewel ik het eens ben met Janssens analyse wat betreft de aanwezigheid van een pad en wat er op dat pad wordt geprojecteerd, zie ik het volgende probleem. Enerzijds stelt (6) dat y onderdeel is van een uitdrukking. y uit x. Tabel 1 laat zien, onder Kandidaten voor y, welke woorden er mogelijk voor de uitdruk- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
king y overblijven als ‘uit x’ wordt weggelaten uit voorbeelden (1)-(5). Anderzijds stelt (6) dat y voorgesteld kan worden als een uitgestrekte entiteit (een ‘trajectory’, een ‘oblong’, een ‘axis’, of een ‘barrier’), die geprojecteerd wordt op het pad dat y uit x oproept. Tabel 1 vat, onder Uitgestrekte entiteit, samen wat Janssen identificeert als de uitgestrekte entiteit. Ik zie als probleem dat er niet in alle gevallen een een-op-een-relatie mogelijk is tussen de uitdrukking y en y voorgesteld als uitgestrekte entiteit.
Ik zal de voorbeelden van minst naar meest problematisch langslopen. In (4) is de uitgestrekte entiteit de genoemde afstand, de ‘axis’; hier is uitdrukking y dus tien mijl. In (1) is de uitgestrekte entiteit Eds ‘trajectory’. We zouden kunnen zeggen dat Eds ‘trajectory’ uitgedrukt wordt door Ed kwam: uitdrukking y is Ed kwam. In (5) is de uitgestrekte entiteit een gedeelte van Eds lichaam, namelijk het gedeelte dat vanaf het kozijn naar buiten uitsteekt. We zouden kunnen zeggen dat die uitgestrekte entiteit uitgedrukt wordt door hang: voor de betekenis van hang moeten we namelijk een participant voorstellen, een uitgestrekte figuur, die de activiteit uitvoert. Uitdrukking y is dan hang. In (2) is de uitgestrekte entiteit, net als in (1), Eds ‘trajectory’, zij het een geïmpliceerd trajectory. Het lijkt me niet mogelijk Eds ‘trajectory’ toe te schrijven aan de woorden die er voor uitdrukking y overblijven: noch Ed, noch is, noch de combinatie Ed is drukt een trajectory uit. (3) is net zo problematisch. In (3) is de uitgestrekte entiteit een ‘barrier’, namelijk de afstand, gerekend vanaf de keuken, die Ed respecteert. De ‘barrier’ als zodanig wordt niet in woorden genoemd. Samengevat, zie de rechterkolom in Tabel 1, als y onderdeel is van de uitdrukking y uit x, én voorgesteld wordt als uitgestrekte entiteit, is het niet in alle gevallen duidelijk waar y in de zin van ‘uitdrukking y’ voor staat. Omdat ik denk dat dit probleem verdwijnt als de semantische analyse wordt aangepast, presenteer ik mijn voorstel hiervoor in de volgende paragraaf. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Uit als ‘narrow locative’ (NL)Voor ik mijn analyse van uit presenteer, zal ik het onderscheid bespreken dat Helmantel (2002) maakt tussen narrow locative adpositions (NLs) en extended locative | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
adpositions (ELs).Ga naar voetnoot2 Het onderscheid is relevant omdat Janssen, zonder dat hij gebruik maakt van deze termen, en Helmantel uit analyseren als een EL, terwijl ik uit analyseer als een NL. In voorbeelden (1)-(5) treedt uit op als voorzetsel. Het kan echter ook, net als een aantal andere voorzetsels in het Nederlands, voorkomen als achterzetsel, zie (7).Ga naar voetnoot3
(7) Ze lopen zwijgend het dorp uit. (Enquist 19968 [1994]: 80)
Helmantel (2002) deelt deze voorzetsels, zie Tabel 2, in twee typen in: narrow locative adpositions (NLs) en extended locative adpositions (ELs). De classificatie is gebaseerd op de aan- of afwezigheid van de notie ‘pad’ in de semantische structuur van de adposities. NLs, zoals in of op, hebben geen padnotie in hun semantiek; ze duiden volgens Helmantel puur een ‘punt’ in de ruimte aan. ELs daarentegen, zoals door of over, bevatten wel een padnotie: ze drukken een ‘extended location’ uit, een locatie met een zekere dimensie.
Om het verschil tussen de twee typen voorzetsels te illustreren, introduceer ik eerst nog wat cognitief-linguïstische terminologie. Aangenomen wordt dat de betekenis van een woord uitsluitend begrepen en geanalyseerd kan worden tegen de achtergrond van een kennisstructuur, door Langacker (1987, 1991) ‘base’ genoemd; wat het woord uitdrukt (‘designates’) is diens ‘profile’. Een van Langacker's voorbeelden is elbow: voor de betekenis van elbow moeten we ons een voorstelling maken van een arm. Die voorstelling fungeert als ‘base’. Het woord elbow ‘profileert’ slechts een stukje van die ‘base’, zie Figuur 1, waarin volgens Cognitive Grammar conventies de ‘profile’ vetgedrukt is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuur 2. Profile en base van elbow
Voorzetsels worden in Cognitive Grammar gezien als relationeel: ze profileren een relatie tussen twee entiteiten, een ‘trajector’ en een ‘landmark’; de trajector is de ‘figure’ in de relatie, terwijl de landmark fungeert als referenticobject ten opzichte waarvan de trajector wordt gelocaliseerd (zie Langacker 1987). Boven en onder, bijvoorbeeld, zie (10) en (11), profileren allebei een relatie tussen twee entiteiten zoals gerepresenteerd in Figuren 3 en 4, maar verschillen semantisch doordat in het geval van boven de hoogste entiteit, namelijk de lamp, de trajector is, terwijl in het geval van onder de laagste entiteit, namelijk de tafel, de trajector is. Overigens ziet Langacker het benoemen van de lamp als trajector en de tafel als landmark in het geval van (10) als ‘shorthand’ (1987: 232). Preciezer is het om te zeggen dat de lamp en de tafel fungeren als de ‘correspondenten’ van de trajector en landmark van boven.
Figuur 3. Boven
Figuur 4. Onder
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op, een NL, drukt een relatie uit tussen een trajector, Jacob de Leeuw, en een landmark, een piste in Oostenrijk, waarbij de trajector gelocaliseerd is op een bepaald punt ten opzichte van de landmark, zie Figuur 5. Langs, een EL, drukt een relatie uit tussen een trajector, de praatpalen, en een landmark, de snelweg, waarbij de trajector, een groep objecten die gezien wordt als een geheel, gelocaliseerd is over de lengte van een pad ten opzichte van de landmark, zie Figuur 6.
Figuur 5. NL op
Figuur 6. EL langs
Zoals gezegd classificeert Helmantel (2002) uit als een EL. Ook in Janssens analyse wordt uit gezien als een pad-voorzetsel (Janssen spreekt van een ‘source-path preposition’). Mijn voorstel is dat een pad wel een rol speelt in de semantiek van uit, maar slechts in de ‘base’: uit is een NL, zie (10) en Figuur 7.
Figuur 7. Uit als een ‘narrow locative’
Een direct voordeel van deze analyse is dat in de hieronder herhaalde voorbeelden (1)-(5) het subject steeds de correspondent van de trajector van uit is: Ed in (1)-(3) en impliciet ook in (5), en het schip in (4).Ga naar voetnoot5 Voor (2)-(4) lijkt me mijn ana- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lyse van uit evident: de correspondent van de trajector, namelijk Ed in (2) en (3) en het schip in (4), bevindt zich aan het eind van een pad dat begint in de landmark en eindigt buiten (of weg van) de landmark: de keuken in (2) en (3) en de kust in (4). In (4) is de lengte van het pad gespecificeerd door tien mijl.
(1) en (5) behoeven meer uitleg. Om met (1) te beginnen, anders dan in (2)-(5) is in (1) de referent van het subject, Ed, niet statisch, maar beweegt. De vraag is waaraan die beweging moet worden toegeschreven. Net als door Helmantel (1998, 2002), Luif (2000) en Beliën (2002, in voorbereiding) wordt voorgesteld voor voorzetsels als op en in, ofwel Helmantels NLs, geldt ook voor uit in (1) of (11) dat het voorzetsel geen beweging of richting uitdrukt. Laten we eerst voorbeeld (12) bekijken met NL in: door de PP in zee wordt een puur locatieve of statische relatie uitgedrukt. In combinatie met het werkwoord duiken krijgt de PP, zoals Helmantel het zo mooi uitdrukt, een directioneel smaakje (‘a directional flavour’, Helmantel 1998: 375). Hetzelfde geldt voor (1) en (11): beweging of richting wordt niet uitgedrukt door uit de keuken en uit de doos, maar door het werkwoord, namelijk komen en rennen. De PP geeft in dit soort gevallen de puur locatieve relatie aan die het resultaat is van de beweging.
Voor (5) geldt, hoewel er geen beweging is, iets vergelijkbaars. Voor het gemak zal ik voorbeeld (13), van hetzelfde type als (5), bespreken, omdat daar geen gebiedende wijs of negatie in voorkomt. (13) Een peuk hing uit zijn rechtermondhoek.Ga naar voetnoot7 Waar in (1), (11) en (12) beweging wordt opgeroepen, roept (13) een statische, uitgestrekte entiteit op. De vraag is of die toegeschreven moet worden aan de semantiek van uit. Ik denk het niet. Ik denk dat de ‘puntsgewijze’, locatieve analyse gehandhaafd kan blijven, en dat het idee van de uitgestrektheid toe te schrijven is aan hangen en de uitgestrekte ‘figure’ die daar bijhoort. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Uit geen ‘extended locative’ (EL)Mijn analyse van uit als een NL wordt ondersteund door het afwijkend gedrag van uit ten opzichte van ELs. Deze paragraaf bespreekt drie verschillen tussen uit en ELs. De analyse dat uit een NL is, kan dit verschil verklaren. Een eerste verschil tussen uit en ELs is dat het perfectum met hebben en een bewegingswerkwoord mogelijk is in het geval van ELs, langs, over en door in (14)-(16), maar niet in het geval van uit, zie (17).
Haeseryn et al. (1997) zeggen over hebben vs. zijn dit: ‘De bewegingswerkwoorden worden met hebben vervoegd als het handelingskarakter van de door het werkwoord uitgedrukte werking centraal staat [...]. Ze worden met zijn vervoegd als de notie van (plaats)verandering (met het bereikte of te bereiken einddoel) op de voorgrond treedt’ (1997: 77). Mijn verklaring voor het verschil tussen uit en ELs is dan ook als volgt. ELs profileren een pad, waardoor het mogelijk is om een type beweging als activiteit voor te stellen die zich afspeelt langs dat pad. Uit profileert geen pad, maar een puntsgewijze locatie. Die kan wel als einddoel fungeren, wat de combinatie van uit met zijn verklaart, maar er is geen geprofileerd pad waarlangs een bewegingsactiviteit zich kan afspelen. Een tweede verschil wordt opgemerkt door Helmantel en betreft het pad uitgedrukt door uit als achterzetsel. Helmantel laat zien dat het onderscheid tussen NLs en ELs cruciaal is voor de analyse van zinnen met een achterzetsel. Ze stelt dat een achterzetselgroep (‘postPP’) altijd een pad uitdrukt (1998: 376) en laat zien dat de eigenschappen van het pad afhankelijk zijn van het type (achtergeplaatst) voorzetsel. Een postPP met een EL beschrijft een pad dat het hele zgn. ‘referentieobject’ beslaat (18). Een postPP met een NL daarentegen beschrijft een pad dat een deel van het referentieobject beslaat (19).Ga naar voetnoot8 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Helmantel representeert het pad dat beschreven wordt door een postPP met over zoals weergegeven in Figuur 8 (1998: 377): het pad beslaat het hele referentieobject. Een vergelijkbare representatie geldt voor postPPs met andere ELs. Figuur 9 (1998: 376) is een representatie van een pad dat beschreven wordt door een postPP met in: het pad beslaat slechts een gedeelte van het referentieobject. Ook hier geldt dat een vergelijkbare representatie gegeven wordt voor postPPs met andere NLs.
Figuur 8. PostPP met over
Figuur 9. PostPP met in
Zoals Helmantel aangeeft (1998: 376), ‘uit seems to be an exception’. Hoewel ze uit als een EL classificeert, drukt een postPP met uit geen pad uit dat het hele referentieobject beslaat, zoals andere postPPs met ELs dat doen. Het pad dat door een postPP met uit wordt uitgedrukt, lijkt juist sterk op het pad dat door postPPs met een NL wordt uitgedrukt. Een voorbeeld dat Helmantel geeft van een postPP met uit is (20). Figuur 10 is haar representatie van het pad dat uitgedrukt wordt door een postPP met uit. (20) Hein rijdt [...] de tunnel uit. (Helmantels (35), 1998: 379-380)
Figuur 10. PostPP met uit
Uit is natuurlijk geen uitzondering als het geanalyseerd wordt als een NL. Een laatste punt waarop uit ander gedrag laat zien dan ELs is ‘lengtemodificatie’, bijvoorbeeld door middel van de uitdrukking twee meter. Helmantel laat zien dat dit type modificeerders niet gecombineerd kan worden met postPPs met een EL, zie (21), maar wel met postPPs met een NL, zie (22). Haar verklaring hiervoor is dat een postPP met een EL een pad beschrijft dat een lengte heeft die vaststaat (‘a fixed length’): het pad beslaat immers het hele referentieobject. Daarom kan het, wat lengte betreft, niet gemodificeerd worden. Een postPP met een NL daarentegen beschrijft een pad waarvan de lengte niet vaststaat: het pad beslaat een gedeelte van het referentieobject. Lengtemodificatie is daarom mogelijk (1998: 378, 2002: 112). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Helmantel markeert (23), met uit, met twee vraagtekens, terwijl de andere ELs een asterisk krijgen (zie Helmantel 1998: 383). (23) ??Hein rijdt twee meter de tunnel uit. (Helmantels (35), 1998: 379-380) Ze bespreekt (23) niet, maar vindt (23) blijkbaar minder onacceptabel dan lengtemodificatie in het geval van de andere postPPs met ELs. Haar tolerante oordeel wordt ondersteund door voorbeelden (24)-(26), gevonden op Internet: voorbeelden van postPPs met uit en lengtemodificatie, die zich daarmee dus gedragen als postPPs met NLs. Dit is het derde verschil in gedrag tussen uit en ELs dat verklaard kan worden als aangenomen wordt dat uit een NL is.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. ConclusieDe gepresenteerde analyse handhaaft het aantrekkelijke idee van een monoseme analyse van voorzetsels zoals voorgesteld door Janssen (ms.): uit heeft maar één betekenis, die onder invloed van contextuele factoren tot verschillende interpretaties leidt. Anders dan Janssen (ms.) en ook Helmantel (1998, 2002), analyseer ik uit echter niet als een EL, maar als een NL: uit drukt een relatie van verbondenheid uit tussen een trajector en een landmark, waarin de trajector zich bevindt aan het eindpunt van een pad dat begint in de landmark en eindigt buiten (of weg van) de landmark. Deze analyse lijdt niet aan het probleem in Janssens analyse van y uit x dat niet altijd duidelijk is wat uitdrukking y is. Bovendien biedt de analyse een verklaring voor het afwijkende gedrag van uit ten opzichte van ELs. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|