Voortgang. Jaargang 23
(2005)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||
Nader tot TOT: semantische aspecten van een voorzetsel
| |||||||||||||||||||||
1. InleidingVoorzetsels zijn een van de lastigste woordsoorten bij het leren en gebruiken van een vreemde taal.Ga naar eind1 Dat komt doordat de betekenis van voorzetsels in hoge mate abstract is: zij specificeren een relatie tussen entiteiten en/of gebeurens; deze abstracte betekenis kan in concrete (typen van) gebruiksgevallen meer geconcretiseerd worden, zie bijvoorbeeld Brugman (1983). Daar komt bij dat de keuze voor een bepaald voorzetsel vaak samenhangt met de wijze waarop de werkelijkheid geconceptualiseerd is (of in het verleden geconceptualiseerd was); deze conceptualisering verschilt van taal tot taal, van cultuur tot cultuur en van dialect tot dialect, zie bijvoorbeeld Peeters-Podgaevskaja (2001). Verschillen in conceptualisering tussen de moedertaal (of eigen cultuur) van de leerder en die van de vreemde taal leiden gemakkelijk tot fouten bij het gebruik van de vreemde taal, vooral als er sprake is van een aanzienlijke overlap in de keuze van een bepaald voorzetsel tussen moedertaal en vreemde taal. Voorts is de keuze voor een bepaald voorzetsel in een aantal gevallen idiomatisch,Ga naar eind2 en dus niet (of op zijn minst onduidelijk) gemotiveerd door de betekenis van het voorzetsel zelf of van de conceptualisering van de werkelijkheid. In veel gevallen maakt TOT deel uit van een vaste uitdrukking of is het ‘vast’ geregeerd door een werkwoord,Ga naar eind3 waardoor de keuze van het voorzetsel eerder een kwestie is van ‘weten’ dan van ‘begrijpen’. Tenslotte moet de taalgebruiker in een aantal gevallen ook nog eens kiezen tussen de aan- en afwezigheid van een voorzetsel, zie o.a. Honselaar (1998), bijvoorbeeld:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||
Deze voor de leerder van een taal wat ontmoedigende achtergrond neemt niet weg dat bepaalde typen fouten bij het gebruik van voorzetsels kunnen worden geanalyseerd en begrepen.
In dit opstel zal ik nader ingaan op enkele aspecten van de betekenis en het gebruik van het voorzetsel TOT; ik beperk me daarbij tot de temporele interpretatie van TOT. Een geval als (5) zal dus wel in aanmerking genomen worden, terwijl gevallen als (6), (7), (8) en (9) buiten beschouwing blijven:
Ik zal mij speciaal richten op enkele aspecten van het gebruik van TOT die voor Russische sprekers van het Nederlands moeilijk zijn en die blijken te leiden tot fouten van het type dat in (10) en (11) is geïllustreerd:
Het was de bedoeling van de sprekers van (10) en (11) om te zeggen: ‘Natasja is in de periode tot Pasen even in Moskou geweest’ en ‘Wij moeten voor Pasen terug zijn in Moskou’.
Daarna besteed ik aandacht aan gevallen als geïllustreerd in (12): (12) Ad blijft TOT woensdag/morgen. waarin het enigszins in het midden blijft of het bedoelde verblijf tot en met dinsdag/vandaag duurt, ergens op woensdag/vandaag eindigt of tot aan het eind van de woensdag/vandaag voortduurt.
In het onderstaande wordt gebruik gemaakt van de volgende symbolisering: X TOT Y | |||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||
waarbij Y het zinsdeel aanduidt dat direct na TOT staat, en X het zinsdeel/de zinsdelen (of de informatie) waar TOT Y op slaat; zo wordt X in zin (5) gevormd door ‘Jan heeft geslapen’ en Y door ‘de middag’.
In veel gevallen wordt Y niet uitgedrukt door een zelfstandig naamwoord of een bijwoord, zoals ‘woensdag’ en ‘morgen’ in (12), maar door een bijzin, zoals in (13) en (14). TOT fungeert dan als voegwoord, maar zijn betekenis is niet anders dan wanneer het als voorzetsel wordt gebruikt:
De temporele interpretatie van TOT is evident wanneer Y wordt uitgedrukt door woorden met een duidelijk temporele betekenis, zoals ‘dwoensdag’ en ‘morgen’ of door jaartallen en data. Ook worden woorden gebruikt die een in de tijd gelokaliseerde feestdag aanduiden, zoals ‘Pasen’, bijzinnen die hun eigen expliciete verankering in de tijd hebben en woorden die een (al dan niet expliciet in de tijd geplaatst) gebeuren aanduiden; voorbeelden zijn respectievelijk (15) en (16):
Er worden echter ook woorden gebruikt die op indirecte wijze, metonymisch, een temporele interpretatie hebben, zoals bijvoorbeeld ‘Cézanne’ in (17), ‘Neurenberg’ en ‘in de buurt van Würzburg’ in (18) en ‘een paar glaasjes verder’ in (19):
| |||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||
2. De betekenis van TOT2.1 TOT in het NederlandsIn de standaardgrammatica's zoals die door buitenlanders worden gehanteerd is er weinig aandacht voor de betekenis en het gebruik van voorzetsels. Zo geeft de Algemene Nederlandse Spraakkunst in paragraaf 9.3 (ans: 1997, pp. 512 e.v.) weliswaar een ‘overzicht van de voornaamste voorzetsels’ met voorbeelden van hun gedifferentieerde gebruik, maar veel verder dan dat reikt de informatie niet. Dit is voor het verkrijgen van inzicht in de betekenis van voorzetsels onvoldoende; ik zal dus wat dieper op de betekenis van TOT ingaan.
In zijn temporele interpretatie specificeert TOT een traject waarvan het eindpunt (het ‘oriëntatiepunt’) is aangegeven door Y, en het beginpunt (de ‘start’) impliciet is, maar begrepen kan worden als het gezien de context en de situatie meest voor de hand liggende moment. Schematisch weergegeven is dit: (a) (s)----------------------------->O.P.waarin ‘O.P.’ het oriëntatiepunt aangeeft, ‘s’ de start van het traject en de liggende pijl het temporele traject. Toegepast op zin (12) wordt dit: Het startmoment blijft impliciet: het kan gaan om het spreekmoment (en vanaf dat moment tot het oriëntatiepunt), om het moment dat Ad arriveerde (en vanaf dat moment tot het oriëntatiepunt), of... etc. Voor TOT is het kenmerkend dat het HELE traject ‘gevuld’ is met X; in het geval van zin (7) dus met het blijven van Ad: Ad blijft vanaf het geïmpliceerde startmoment tot het oriëntatiepunt. Aangezien het oriëntatiepunt het eindpunt van het traject is, eindigt het verblijf van Ad dan ook op dat moment.
Andere, wat meer gecompliceerde, voorbeelden zijn:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||
In (20) is het traject van TOT gevuld met het gebeuren ‘de tijd hebben’; het eenmalige ‘inleveren’ kan in deze periode plaatsvinden. Deze interpretatie wordt gestuurd door de plaats die de temporele bepaling ‘tot morgenavond’ inneemt ten opzichte van het gezegde ‘de tijd hebben’; plaatsing bij de ingebedde zin ‘om de formulieren in te leveren’ zou leiden tot een niet-acceptabele zin: (20′) *Jullie hebben de tijd om de formulieren TOT morgenavond in te leveren. De reden voor de onacceptabiliteit van (20′) is weer dat een momentaan gebeuren, het inleveren van de formulieren, niet het gehele traject van TOT vult.
In (21) is het traject gevuld met ‘kunnen’: de mogelijkheid om te blijven zitten bestaat tot zes uur; als de bedoelde ‘U’ ook daadwerkelijk van deze mogelijkheid gebruik maakt, zal het blijven zitten natuurlijk ook om zes uur beëindigd moeten worden. Ook voor zin (22) geldt dat het ‘kunnen’ het traject geheel vult; aangezien ‘binnenvallen’ een momentaan gebeuren is, kan er hier geen sprake van zijn dat het gebeuren ‘binnenvallen’ zelf om zes uur eindigt. | |||||||||||||||||||||
2.2 TOT tegenover DOHet is precies op het punt van de noodzaak dat het hele traject gevuld is met X dat het Nederlandse TOT verschilt van zijn Russische tegenhanger DO; DO laat toe dat X een onderdeel of moment vormt binnen de grenzen van het traject, bijvoorbeeld:
In het Nederlands kunnen deze zinnen niet met TOT vertaald worden, maar moet VOOR worden gebruikt:
In de zinnen (23) en (24) gaat het om gebeurens die slechts een kort moment duren: het verschijnen van Groesjnitski en het gaan zwemmen. Deze korte gebeurens vullen niet het hele traject, waardoor TOT niet kan worden gebruikt en een ander voorzetsel moet worden gekozen, in dit geval VOOR. Het voorzetsel VOOR is in zeker opzicht het spiegelbeeld van TOT; het specificeert een | |||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||
traject dat vanaf een oriëntatiepunt terugloopt tot een al dan niet duidelijk geimpliceerd startmoment. Schematisch weergegeven is dit: (b) (s)<------------------ O.P. Voorbeelden zijn:
In (25) is er sprake van een kortstondig gebeuren (‘weggaan’), in (26) van een iets langer gebeuren (‘verhuizen’); in (27) gaat het om een langduriger gebeuren (‘een tijdje verblijven’) en in (28) zelfs om een zeer lang gebeuren. In (25) vult het gebeuren het traject maar voor een heel klein deel, en dit loopt in (28) uit tot de complete vulling van het traject (tot aan het begin van de mensheid); alleen in het laatste geval is VOOR door TOT te vervangen. Als we TOT en VOOR tegenover elkaar stellen, kunnen we TOT ‘prospectief’ noemen en VOOR ‘retrospectief’. In beide gevallen is het oriëntatiepunt echter een punt in de tijd waarna de situatie anders is dan ervoor. | |||||||||||||||||||||
2.3 TOT met momentane gebeurensEr is een aantal gevallen waarbij het lijkt alsof het traject toch niet geheel met het gebeuren gevuld is. Het betreft gevallen met het werkwoord GAAN en andere gebeurens waarin een verandering door een stabiele toestand wordt gevolgd, met negaties en met herhaalde gebeurens. | |||||||||||||||||||||
2.3.1 TOT met gaan e.a.(29) Mijn broer gaat TOT volgende week zondag naar Den Helder op vakantie. In (29) lijkt het alsof er wordt bedoeld dat ergens tussen het spreekmoment en het oriëntatiepunt de broer vertrekt naar zijn vakantiebestemming; dat is echter niet het geval. Hoewel GAAN is gebruikt, wordt behalve het inchoatieve aspect (vertrekken) ook het duratieve (op vakantie zijn) bedoeld, net als in andere gevallen met GAAN: (30) Ik ga veertien dagen naar Den Helder op vakantie. | |||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||
Zin (29) is te parafraseren als ‘mijn broer vertrekt naar zijn vakantiebestemming Den Helder en zal daar tot volgende week zondag blijven’. In deze zin is dus wel degelijk sprake van een periode van vakantie die eindigt op ‘volgende week zondag’ en begint op het moment van ‘gaan’; deze periode vult het gehele traject dat door TOT wordt gespecificeerd.
Een vergelijkbare interpretatie van verandering, gevolgd door een toestand wordt bedoeld met zin (31): (31) Hij is TOT 1 augustus als directeur benoemd. Ook hier wordt niet enkel het moment van benoemen (de verandering) bedoeld, maar ook de daarop volgende toestand van het in functie zijn als directeur; deze toestand zal op 1 augustus aflopen. | |||||||||||||||||||||
2.3.2 TOT met negatieOntkennende zinnen gedragen zich met betrekking tot TOT net zo als bevestigende zinnen, bijvoorbeeld:
Zowel in (32) als (33) gaat het om gebeurens die het hele traject vullen: in (32), waar het gezegde wordt ontkend, wordt bedoeld dat het traject gevuld is geweest met de afwezigheid van slapen, terwijl met (33), waar de TOT-bepaling wordt ontkend, wordt ontkend dat het blijven van Ad het traject vult, met de implicatie dat een ander traject wordt gevuld, en dat Ad dus eerder of later vertrekt.
Het is opvallend dat ook momentane gebeurens in ontkennende zinnen met TOT kunnen voorkomen, bijvoorbeeld:
In al deze zinnen wordt bedoeld dat het traject geheel gevuld is met de afwezigheid van de bedoelde gebeurens; het afwezig zijn van een gebeuren is dus zelf ook een gebeuren, dat kan voortduren tot het in de zinnen bedoelde oriëntatiepunt. Wanneer de ontkenning uit (34-37) wordt verwijderd, ontstaan - uiteraard - onacceptabele zinnen: | |||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||
2.3.3 TOT en herhaalde gebeurensZinnen waarin het traject gevuld is met een bepaalde hoeveelheid herhaalde (kort durende) gebeurens zijn heel acceptabel, bijvoorbeeld:
Met toevoeging van bijvoorbeeld elke dag (wel) worden ook de zinnen 34′-36′ acceptabel:
In dit type gevallen wordt een generaliserende uitspraak gedaan over een hele periode, die aldus gevuld is, zij het niet ononderbroken. Wanneer echter het aantal keren dat het gebeuren optreedt heel klein is, ontstaat soms een gevoel van incongruentie tussen het gevuld zijn van het traject en het geringe aantal gebeurens, en vermindert de acceptabiliteit van uitingen enigszins, bijvoorbeeld:
| |||||||||||||||||||||
3. Het O.P. van TOT als eindpuntHet O.P. markeert het eindpunt van het traject: na het O.P. is er geen sprake meer van het voortduren van het gebeuren X. In veel gevallen is het echter niet duidelijk of het gebeuren voortduurt PRECIES TOT AAN het O.P., TOT IN het O.P. of TOT EN MET het O.P. Dit gamma van relaties met het O.P. is geïllustreerd in de volgende voorbeelden:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||
Kennelijk is het zo dat de betekenis van TOT de precieze relatie tot het O.P. als einde van het traject vaag laat. De aard van het O.P., de aard van het gebeuren, de context en/of kennis van de wereld kunnen ertoe bijdragen dat deze relatie duidelijk(er) wordt; dit is echter niet altijd het geval. In zin (42) is het O.P. een exacte datum; deze heeft zelf enige omvang (24 uur). Kennis van de aard van uitstelregelingen - die normaal gesproken gelden vanaf de eerste van een bepaalde maand - maakt zeer waarschijnlijk dat het genoemde uitstel op 1 juli 1971 niet meer geldt. In zin (43) is de aard van het tijdstip zelf enigszins diffuus: ergens in de middag. In (44) is sprake van een O.P. van behoorlijke omvang (een jaar); op grond van historische kennis is bekend dat Suriname in 1975 zelfstandig is geworden. In (45) is sprake van een exact tijdstip zonder eigen omvang; het verschil tussen de interpretaties ‘tot aan’, ‘tot in’ en ‘tot en met’ is daardoor enigszins arbitrair; zolang het echter nog niet precies 18 uur is, zouden de klanten van de zaak raar opkijken wanneer deze al gesloten zou zijn. In (46) is het op grond van kennis van de duur van schoolacties dat ik aanneem dat er sprake is van een interpretatie ‘tot en met’. Daarbij kan ook een vorm van metonymie een rol spelen: ‘de laatste dag van het jaar’ staat dan voor ‘het einde van het jaar’ (‘toto-pro-parte’). In zin (17) wordt de interpretatie ‘tot en met’ duidelijk gemaakt door de navolgende context ‘na Cézanne...’.
De exactheid van het O.P. maakt dus niet dat een der interpretaties wordt geblokkeerd (tenzij de omvang van het O.P. te gering is). In gevallen waar kennis van de wereld of de context geen steun geven bij de interpretatie, blijft het dus gissen naar het precieze einde van het traject, zoals bijvoorbeeld ook in zin (47): (47) De meer dan 170 litho's die Oskar Kokoschka na zijn 75ste jaar maakte en die TOT 5 april te zien waren in de Rijksacademie te Amsterdam, zijn nu verhuisd naar het oosten. (Eindhovens Corpus) Kunsttentoonstellingen hebben geen bepaalde standaardduur of standaardsituering op de kalender, en dus weet de lezer niet of de bedoelde Kokoschkatentoonstelling op 5 april nog in Amsterdam te zien was of niet. Bij het vertel- | |||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||
len over wat er in het verleden gebeurd is, is die precisie niet altijd relevant; anders kan het worden wanneer het over de toekomst gaat: (47′) De meer dan 170 litho's die Oskar Kokoschka na zijn 75 jaar maakte en die TOT 5 april te zien ZIJN in de Rijksacademie te Amsterdam,... In het geval van (47′) kunnen schrijver en lezer een verschillende interpretatie in gedachten hebben gehad, waarbij het voor de lezer vervelend is wanneer hij de tentoonstelling op 5 april wil gaan bezoeken (op grond van een ‘tot en met’ -interpretatie) terwijl de schrijver een ‘tot aan’-interpretatatie bedoeld heeft.
Relatieve vaagheid van het O.P. maakt de vraag naar welke interpretatie er precies bedoeld wordt pragmatisch gezien overbodig, bijvoorbeeld in (43), (48) en (49):
Wanneer iemand zijn hoorder minder ruimte voor interpretatie wil geven, kan hij natuurlijk gebruik maken van preciserende voorzetsels als: tot aan, tot in of tot en met. In verreweg de meeste gevallen wordt echter alleen TOT gebruikt, en rekent de spreker er meestal (terecht of onterecht) op dat de hoorder tot de door hem bedoelde interpretatie komt. | |||||||||||||||||||||
4. BesluitDe temporele interpretatie van het voorzetsel TOT vormt een amalgaam van precisie en vaagheid: enerzijds stelt het voorzetsel een zeer specifieke eis aan de relatie tussen het temporele traject en het gebeuren dat binnen dit traject plaats heeft: het gebeuren moet het traject geheel vullen en mag geen incident binnen het traject vormen; anderzijds laat het de precieze begrenzing van het traject aan het einde enigszins open doordat het traject kan lopen tot aan het O.P., tot in het O.P. of tot en met het O.P. Deze begrenzing kan door andere informatie uit de context of elders worden geconcretiseerd. In zijn ruimtelijke interpretatie vertoont TOT eenzelfde karakter. Maar omdat locaties concreter, tastbaarder zijn dan temporele begrippen, doen zich minder problemen voor bij de interpretatie. | |||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||
Bronnen
|
|