Voortgang. Jaargang 23
(2005)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Ad)mirativiteit in het Nederlands
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. InleidingAdmiratief is een term die niet voorkomt in de Nederlandse grammaticale traditie, evenmin als het synoniem miratief. De laatste term is volgens DeLancey (1997: 36) ingevoerd door Jacobsen (1964). De eerste, die hier gebezigd zal worden, is volgens Friedman (2001) door Dozon (1879: 226-227) geïntroduceerd. Een constructie wordt admiratief genoemd als de spreker ermee te kennen geeft dat hij een situatie waarneemt die onverwacht en verrassend voor hem is, mits ‘the speaker's discovery of the reported fact is relatively recent’(DeLancey 2001: 378). Admirativiteit komt voor in de talengordel van de Balkan tot diep in West-Azië, maar ook in diverse andere talen (zie bijv. DeLancey 1997; Rubino 1998). De morfosyntactische encodering van admirativiteit loopt sterk uiteen: van aspect- en tempusaffixen tot clitica, partikels en conjuncties. Zijn er in het Nederlands constructies die aangemerkt kunnen worden als admiratief? Om deze vraag te beantwoorden zal ik eerst nagaan welke criteria aangelegd zijn om te bepalen of een uiting admiratief is. Daarna zal ik bezien of er Nederlandse uitingsvormen zijn die te kwalificeren zijn als admiratief. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Criteria voor admirativiteitAdmirativiteit is wellicht eerder een interpretatieve mogelijkheid dan een grammatische categorie. Zie bijvoorbeeld de volgende twee gevallen, door Delancey (1997: 39) ontleend aan het Hare, gesproken in de omgeving van het Athabaskameer in Canada.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volgens DeLancey (1997:39) wordt voorbeeld (1) met de perfectieve werkwoordsvorm ‘most easily interpreted as inferential or hearsay’, maar de normale interpretatie van voorbeeld (2), met een imperfectief werkwoord, is admiratief. Hierbij merkt DeLancey (1997:39) op: This [(2)] can still report hearsay, but the context which my consultants found most plausible for it is where the speaker has just gone to Mary's house and found her working on a hide, with no prior expectation of that being the case; i.e. in a context where the speaker has first-hand knowledge of unanticipated information. Zo kan het volgende geval volgens DeLancey (1997: 40) inferentieel, dan wel admiratief geïnterpreteerd worden.
Berust de uitspraak op een drankkegel die bij de gesprekspartner bespeurd wordt, dan is de interpretatie inferentieel, maar zet de toegesprokene, die doorgaat voor geheelonthouder, net het glas aan zijn lippen, dan is de admiratieve interpretatie van toepassing. Wat naar Delancey's (1997: 40) oordeel gecommuniceerd wordt met lõ in zijn admiratieve functie, is ‘the speaker's discovery of the fact, rather than the fact itself’, want over het laatste feit hoeft de toegesprokene uiteraard niet geïnformeerd te worden. Als omschrijvende vertaling van (3) kan dienen: ‘Wat zie ik nou: je zit te drinken!’ Admirativiteit in de genoemde talengordel is naar het oordeel van Lazard (1999: 91) geen categorie sui generis, maar een gebruikswijze van evidentiële taalelementen ‘mainly used to indicate hearsay, inferences, and unexpected observation’. Hij gaat ervan uit dat ‘all three values may be subsumed under a more abstract category of “mediative”’, want met evidentiële elementen worden situaties niet louter aangeduid, maar sprekers ‘are expressing them MEDIATELY, through their acknowledgment of the event’. Volgens Lazard (1999: 95-96) wordt met mediatieve uitingen ‘as it appears’ geïmpliceerd; dat is in de drie genoemde waarden achtereenvolgens: ‘as I hear’, ‘as I infer’ en ‘as I see’. In het verlengde hiervan betoogt Lazard (1999: 96): ‘the idea of surprise at an unexpected situation is not the central value of the evidential’ en hij voegt eraan toe: ‘surprise may be expressed in ADDITION by intonation and/or specific words or particles’. Over de prosodie zijn Lazard en Delancey het eens. Volgens DeLancey (2001: 377) treedt admirativiteit in veel talen op los van morfosyntactische kenmerken, maar met een intonationele markering: The mirative intonation contour is an exaggerated version of the declarative intonation, with the tonic rise considerably higher. This intonation contour has | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
the same general functional range as the mirative constructions that we have been examining [...]. Commenting on a friend's child's performance at a piano recital, one would far more likely make a complimentary comment (e.g., She plays really well) with the mirative intonational contour than with ordinary statement intonation. [...] If one should ask an informant why they used this intonation pattern in a particular utterance, the answer will never have anything to do with source of information, but only with its novelty and the speaker's reaction to that. Naast prosodische kenmerken en wat hij als morfosyntactische kenmerken van admiratieve uitingen beschouwt, wijst DeLancey (2001: 378) op een bijkomend facet, en wel de wijze waarop Hare- en Engelstaligen op miratieve uitingen reageren: the attention noise (or ‘minimal positive response’ - the polite response to being told something, the sound of encouragement to a narrator, the sound that a listener makes periodically as feedback to the speaker) in Hare is halõ, explicitly identified by speakers with the mirative particle. In American English, the attention noise (typically an affirmative grunt, or sometimes the abbreviated affirmative yeah) is most commonly uttered with a slightly rising intonation contour, or with the simple declarative pattern. But a considerable (and perhaps growing) number of speakers, particularly in polite register, use the mirative contour instead. This is, of course, exactly the same extension of use of mirative marking as we find in Hare. The motivation for the extension is easy to understand: What this does is to politely indicate that what one is being told is indeed informative - easily taken by the speaker as conveying the flattering message that everything she is saying is new and interesting. Nu rijst echter de vraag of admiratieve uitingen nog te onderscheiden zijn van exclamatieve.Ga naar eind1 Immers, een exclamatief kan gevolgd worden door een instemmende reactie, getuige de volgende uitingparen (zie Janssen, ms.).
In (4)-(6) reageert de gesprekspartner steeds positief met inderdaad, al dan niet samen met ja en zeg, zoals in ja inderdaad zeg en ja zeg inderdaad. Twee andere positieve reactietypen (zie verder Janssen, ms.) zijn zeg dat wel en dat kan je wel zeggen, met vaak een voorafgaand en/of afsluitend ja. Zie de volgende voorbeelden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zeker zo interessant zijn gevallen waarin de toegesprokene op zijn beurt met een exclamatief reageert om de ander te bevestigen in zijn idee dat hij iets interessants te melden had, zoals DeLancey observeert bij de miratief. Zie gevallen als de volgende.
Hier wordt het instemmende ja gevolgd door een interjectie van verbazing, terwijl het vervolg een nader kwalificerende exclamatie is, voor een deel min of meer repetitief zoals in (12). Wanneer ik hierna enkele Nederlandse uitingsvormen in aanmerking neem als admiratief, is daarbij het uitgangspunt dat er een ‘exaggerated version of the declarative intonation, with the tonic rise considerably higher’ in het spel is - of aangenomen kan worden - samen met het inhoudelijke kenmerk dat de spreker met zijn uiting te kennen geeft verbaasd te zijn over de aangeduide situatie die hij waarneemt zonder die situatie verwacht te hebben. De admiratief onder die voorwaarden aannemen als een grammatische categorie van het Nederlands ligt in de lijn van Crofts (2001: 25) uitgangspunt: Any construction with unique, idiosyncratic morphological, syntactic, lexical, semantic, pragmatic, OR discourse-functional properties must be represented as an independent node in the constructional network in order to capture a speaker's knowledge of their language. That is, any quirk of a construction is sufficient to represent that construction as an independent node. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Admiratieve uitingsvormenIn de volgende subparagrafen passeren enkele typen uitingen de revue, die in aanmerking komen voor de typering admiratief. Doordat de prosodie van de gepresenteerde gevallen niet bekend is, kan slechts van mogelijke admirativiteit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gesproken worden. De gevallen zijn wel op z'n minst aan te merken als exclamatief. Waar ze voorstelbaar zijn met een nadrukkelijke uitspraak en een vrij hoge intonatieve uithaal van de zwaarst beklemtoonde lettergreep, valt admirativiteit in overweging te nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1. Moet je eens kijken!Uitingen met de constructie moet je eens kijken kunnen gerealiseerd worden met een sterk aandachtvragende prosodie (zie DeLancey hierboven; 2001: 377). Zie bijvoorbeeld (13)-(15).
Bijzonder is dat moet je eens kijken in zijn geheel een sterke accentuatie kan hebben: de woorden worden dan zeer ‘nadrukkelijk’, ietwat staccato uitgesproken, met een hoge uithaal voor de beginsyllabe van kijken. De spreker geeft er dan niet alleen mee aan dat naar zijn verwachting de toegesprokene verrast zal zijn, maar ook dat hijzelf zeer verbaasd is. Is de toonzetting niet zo opgewonden, dan kunnen deze uitingen als exclamatief opgevat worden, zij het dat de interjectie van verbazing jéé in (13) toch wel sterk wijst op verrastheid juist bij de spreker zelf. Admirativiteit kan ook gespeeld zijn, getuige het volgende voorbeeld (Salman Rushdie, Shalimar de clown, Amsterdam: Contact, 96), waarin horen de plaats van kijken inneemt (Janssen, ms.). (16) Zijn vrouw legde haar hand op zijn lippen en jouwde hem uit, op luide toon, zodat iedereen het kon horen. ‘Moet je mijn grote echtgenoot horen, de man die het hele dorp in zijn hand houdt,’ zei ze. ‘Moet je horen wat één nieuwe baby van hem maakt: een paniekerig jongetje.’ Voor een jouwende uiting is een luide toon (vooral samen met een staccatoarticulatie) een geschikt middel om het slachtoffer de hoon duidelijk in te peperen en er de omstanders van te laten genieten. Strikt genomen ontbreekt in (16) een voor admirativiteit kenmerkend element, namelijk verrastheid van de vrouw over wat ze aanduidt. De situatie waarvoor ze aandacht vraagt, is door haar verzonnen en is dus voor haar niet onverwacht. Haar actie is alleen in schijn als bespotting bedoeld: ze maakt haar man vooraf duidelijk niet te reageren en direct na haar geschamper fluistert ze haar man ‘op heel andere toon’iets in het oor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. Watte?In de volgende gevallen gaat het om het voornaamwoord watte, dat naar het oordeel van Van Es & Van Caspel (1975: 56) kan fungeren als beknopte exclamatie.
In deze gevallen kan watte een sterke nadruk krijgen en een intonatie die duidelijk verschilt van de vraagintonatie en ook van een exclamatiefintonatie wanneer de spreker niet bijzonder verbaasd is. Bij een staccato-intonatie van watte krijgt ook de tweede syllabe een stevige nadruk en een toon die nog hoger eindigt dan die van de eerste syllabe. Bij (19) kan gesproken worden van admirativiteit in een fictieve verbale interactie (Pascual 2002): de schrijver anticipeert met Watte? (in de titel boven zijn tekst) op verbazing bij de lezer over de nieuwigheid van biodiversiteit, als idee en vast ook als aanduiding. Veelzeggend is het diakritisch teken dat Overdiep (1937: 519) zet op de tweede lettergreep van watte in: Wattě? Wattě? Wat saat-tie kreng daer? Is-ie gek?. Het lijkt te markeren dat die lettergreep niet alleen extra nadruk krijgt, maar ook in toon omhoog gaat. Inhoudelijk is het wel duidelijk dat er met het herhaalde Wattě? en met Wat saat-tie kreng daer? niet echt gevraagd wordt naar wat er gezegd is. Immers, uit Is-ie gek? blijkt de spreker dat maar al te goed te weten. Met wat(te) wordt hier eerst en vooral verbazing - met een dosis ongeloof - kenbaar gemaakt over datgene waar de spreker zich mee geconfronteerd ziet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3. Jij hier?Van Es & Van Caspel (1975: 32) attenderen op het gebruik van Jij hiér? als ‘verbaasde reactie op een onverwachte ontmoeting’. Zie bijvoorbeeld de volgende gevallen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook hier hoeft de exclamativiteit niet per se de intensiteit te hebben die karakteristiek is voor admirativiteit, maar denkbaar is die wel: zowel prosodisch als inhoudelijk. Exclamatief is verder: Hij op die vergadering? [Nou, dat is vreemd, dat doet hij anders nooit.] (Van Es & Van Caspel 1975: 32). Ook hier is de intense vorm van de admiratief goed voorstelbaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.4. Ik en angst?Onder het kopje ‘incredulity’ noemen Potts en Roeper (2004): Ich und Angst haben? (door hen vertaald met Me afraid?), waarover ze opmerken: ‘the speaker refuses to put them together in the way that his interlocutor suggested, i.e. predicatively’. Vergelijkbaar is in het Nederlands het volgende geval, waarmee Rado reageert op Lucas' opmerking: ‘diezelfde angst die Rado ook heeft, voor allochtonen’. (22) Lucas, wat een onzin zeg. IK en angst voor allochtonen.......hhhhaaaaalllllooooo, ik ben een allochtoon. Het idee dat angst voor allochtonen samen zou gaan met hem, hoont Rado hier verbaasd weg als bespottelijk, gegeven zijn eigen allochtone achtergrond. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.5. Wat zullen we nou krijgen?Sterke verbazing over een onverwachte situatie wordt ook in de volgen gevallen geuit.
De kapitalen, zoals in de originele teksten, indiceren een vrij sterke gemoedsbeweging bij de schrijvers. Ze maken aannemelijk dat het hier om admiratieve uitingen gaat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.6. Hoezo (geen) discriminatie?De admiratief leent zich niet alleen goed voor hoon en spot als in (16) en (22), maar ook voor sarcasme als in de volgende gevallen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En na een smalende uiting kan met de admiratief mooi lik op stuk gegeven worden, getuige (28).
Gelet op de inhoud is in alledrie gevallen admirativiteit plausibel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.7. Het begint me toch te regenen!Ook in een geval als het volgende - let op de verwantschap met de door Welschen (1999) onderzochte,Ga naar eind2 zeker zo retorische of-variant - kan van een admiratief gesproken worden. Het gaat hier om het laatste deel het begint me toch te regenen. (29) We zijn nog niet binnen in het stadhuis en het begint me toch te regenen..... Karakteristiek voor dit type admiratieve constructie is naast de hoge toon en de staccato-uitspraak de zware klemtoon op de persoonsvorm en de aanwezigheid van de ethische datief. De categorie van de ethische datief kenmerkt Overdiep (1937: 386) als volgt: ‘De persoon, door den datief aangeduid, héeft geen belang, hij stélt alleen belang in het gebeuren, dat bij hem opwinding, schrik, verbazing over het gebeuren verwekt: in den ethischen datief wordt de gemoedsbeweging aangeduid’.Ga naar eind3 Verrast lijkt de schrijfster van (29) zeker. Opmerkelijk is overigens dat de constructie veelal niet gebruikt wordt mét dat de verbazingwekkende situatie zich onverwacht voordoet, maar op een veel later moment. Zie ook de volgende gevallen, waarin de verteller de betrokken situatie met begint me toch... en komt me toch... retrospectief aan de orde stelt, met een zogenaamd praesens historicum (zie over de werking daarvan bijv. Janssen 2002: 179-180), alsof de verteller de situatie beleeft in de vertelde tijd. (30) Heb mijn auto net voor de vakantie voor de keuring gehad, reed ik vandaag over de snelweg en mijn auto begint me toch ineens een lawaai te maken [...]. Zulke gevallen zijn in strijd met de temporele voorwaarde genoemd in de inleiding: ‘the speaker's discovery of the reported fact is relatively recent’ (DeLancey's 2001: 378). Weliswaar nuanceert DeLancey (2001: 379) die eis enigszins: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘A past event will typically qualify for mirative marking only if the speaker has only recently become aware of it’. Maar in de gevallen (29)-(31) geldt niet dat de schrijver pas heel recent weet heeft van de situatie. Toch kunnen deze gevallen als admiratief aangemerkt worden, zowel door de wijze waarop ze geïntoneerd kunnen worden als door de verrastheid die ermee tot uiting kan worden gebracht: de schrijver heeft zich mentaal verplaatst naar het verleden toen hij tot zijn verbazing getuige was van de betrokken situatie. Het gebruik van het praesens historicum in plaats van een preteritale vorm is daarbij zeker geen toevallige factor. Niet onbelangrijk is in dit verband nog wat Friedman (1981: 25) opmerkt over het gebruik van verledentijdsvormen voor een morfologisch gemarkeerde admiratief, waarbij de verteltijd en de vertelde tijd verschillen: ‘the surprise on the part of the speaker also refers to a past state of ignorance or disbelief during which the speaker would not have vouched for the truth of the statement’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. SlotAdmirativiteit mag dan in de grammatica van het Nederlands tot dusver geen afzonderlijke aandacht hebben gekregen, er is alle reden om aan te nemen dat sprekers van het Nederlands over die categorie beschikken. In dit verkennend onderzoek zijn zeven uitingsvormen als admiratief in aanmerking genomen, maar stellig zijn er meer te noemen. Te denken valt nog aan min of meer staccato uitgesproken uitingen als: Ik bang? (vergelijk Me afraid? genoemd in 3.4), Nee, nóu wordt-ie mooi! (Nú breekt mijn klomp! - zie (23)), Wie zullen we dáár hebben? (verwant aan het type van 3.5), Dáár hebben we Jan!, Jij speelt geméén!, Jíj kunt mooi tekenen! en Lekkér(rr)! (met veel nadruk op de anders zwak beklemtoonde laatste lettergreep evenals in: Fantastísch!, Geweldíg!, Heer(rr)líjk!). Admirativiteit is ongetwijfeld een bijzondere vorm van exclamativiteit, maar is door de eigen prosodische en pragmatisch-semantische kenmerken op te vatten als een grammatische categorie van het Nederlands, en niet slechts als een interpretatieve bijzonderheid van een bepaald type exclamatieven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AppendixHieronder staan de vindplaatsen van de voorbeelden in de tekst, die in de periode juli-september 2005 via de zoekmachine van Google zijn gevonden op Interet.
|
|