Voortgang. Jaargang 20
(2001)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
Over drie romans in de Torec
| |
De tekstenHet verhaal over Torec, de held in de gelijknamige roman, is overgeleverd in één versie, die voorkomt in het handschrift dat bekend is onder de benaming Lancelotcompilatie. De Roman van Torec is daarin de laatste van een reeks van vijf tussen de kerndelen Queeste vanden Grale en Arturs doet ingevoegde teksten.Ga naar eind1 In een bestek van nog geen vierduizend verzen biedt de Torec een groot aantal avonturen, wat erop zou kunnen wijzen dat hij in vergelijking met een eerdere versie aanzienlijk is ingekort. Ook heeft de compilator een paar | |
[pagina 48]
| |
episoden toegevoegd, waaronder een interessante bewerking van het sprookje ‘The Three Stolen Princesses’.Ga naar eind2 De bron van deze Torec kan een roman van Jacob van Maerlant zijn geweest. Die auteur vermeldt namelijk in de proloog van zijn Istorie van Troien, dat hij al enige werken op zijn naam heeft staan, en één daarvan is een ‘Toerecke’.Ga naar eind3 Maar hiervan is niets bewaard gebleven. Gezien de inhoud van de Torec, een en al fantasie, en het karakter van Maerlants dichterschap, dat in dienst stond van de waarheid, is er reden om aan het auteurschap van Maerlant te twijfelen.Ga naar eind4 Frits van Oostrom evenwel ziet een verband tussen het thema koningschap in de roman en het publiek waarvoor de dichter Jacob van Maerlant schreef. Want het verhaal gaat over ‘een jonge koningszoon die uit een ogenschijnlijk kansloze positie zijn rechtmatige plaats op de troon weet te heroveren. Als zodanig was het werk de jonge Floris V op het lijf geschreven’.Ga naar eind5 Deze Floris, geboren in 1254 en in 1266 aangetreden als graaf van Holland, was de zoon van de in 1256 gesneuvelde Roomskoning Willem II. Omstreeks 1262, toen hij koster was op Voorne, zou Maerlant zijn Torec, die verhaalt over de geslaagde zoektocht naar een verloren kroon, geschreven hebben met het oog op Floris, toen een jeugdige vorst in spe. De aan Maerlant toegeschreven ‘Toerecke’ kan op zijn beurt weer een Franse bron hebben gehad. Men neemt dit aan op grond van de vermelding in een boekenlijst, die luidt: ‘Torrez chevalier au cercle d'or, rimé, bien historié et escript’.Ga naar eind6 De omschrijving slaat op één van de boeken die Isabella van Beieren, koningin van Frankrijk, in 1392 uit de bibliotheek van het Louvre liet halen.Ga naar eind7 Het moet een rijk geïllustreerd - ‘bien historié’ - handschrift zijn geweest. Toch is de roman er niet meer, althans we kennen er geen over een held die ‘Torrez’ heet. Een verband tussen de titel in de boekenlijst en de Dietse tekst lijkt er vooral te zijn door de toenaam van de Franse held: ‘Chevalier au cercle d'or’, dat is ‘De Ridder met de gouden diadeem’. In de Torec gaat het immers om de queeste naar een gouden ‘cirkel’ (diadeem). Overigens is het de vraag of de Franse bijnaam wel helemaal van toepassing is op de held in de Dietse roman. In de Torec onderneemt de hoofdpersoon een speurtocht naar een hoofdsieraad dat eertijds ontstolen is aan zijn grootmoeder. Tegen het einde van de roman zegt iemand dat Torec die diadeem zal ‘winnen’ (vs. 3186),Ga naar eind8 evenals de jonkvrouw, Miraude, in wier bezit hij is. Helemaal aan het slot meldt de held dat hij de kroon heeft ‘gewonnen’ (vs. 3738), waarna echter Miraude - eerder genoemd: ‘die scone maget, Die den diren cyrkel draget’ (vs. 3215-16) - die nog steeds op haar hoofd draagt (vs. 3757-58). Feitelijk is het dus niet zo dat Torec uitgroeit tot de Ridder met de diadeem. | |
[pagina 49]
| |
Vermeldenswaard is ook, dat er een held met die bijnaam voorkomt in de Franse roman in proza - dus niet ‘rimé’ - Perlesvaus uit ca. 1235. Dit werk dient zich aan als een vervolg op het onvoltooide verhaal over Perceval in Le Conte du Graal van Chrétien de Troyes. Perceval, die nu Perlesvaus heet, slaagt er hier in het kasteel van de Graal te veroveren. Halverwege de roman is sprake van een ‘Cercle d'Or’ die aanbeden wordt. Deze diadeem is de doornenkroon die Christus aan het kruis heeft gedragen. Het voorwerp heeft daarmee eenzelfde oorsprong als de Graal, waarin het bloed van Christus werd opgevangen. De koningin van een kasteel, ‘la Damoisele au Cercle d'Or’, heeft de kroon voorzien van goud en edelstenen, en er is geprofeteerd ‘que li chevaliers le conquera qui fu au Graal premierement’.Ga naar eind9 Een ridder die haar land verwoest, wordt verslagen door Perlesvaus, waarna de koningin hem als beloning voor de volbrachte wraak kroont met het heilig attribuut. Perlesvaus ‘wint’ die kroon, waarna zijn naam luidt: ‘li Chevaliers au Cercle d'Or’, de Ridder met de gouden diadeem.Ga naar eind10 In de Perlesvaus, ‘le haut livre du Graal’, heeft de kroon een gewijde afkomst. In de Torec is dit sieraad een magisch voorwerp en heeft het iets van een wereldse graal.Ga naar eind11 Deze tegenstelling tussen heilig en profaan roept de vraag op of er ooit een relatie heeft bestaan tussen de geschiedenis van Torec en die van Perlesvaus. Voor de Middelnederlandse tekst in de Lancelotcompilatie mogen we onder andere op grond van toponiemen veronderstellen, dat hij indirect teruggaat op een Franse bron.Ga naar eind12 Er heeft dus vermoedelijk een Franse roman over Torec bestaan, en een Dietse vertaling of bewerking daarvan, met als mogelijke auteur Jacob van Maerlant. | |
Sprookje, verhaal en thematiekEen opmerkelijk aspect van het verhaal in de Torec is de genealogische structuur. Het begint met de grootouders en de ouders van de held. De loopbaan van Torec heeft een matrilineaire basis, want deze is gericht op een kroon die heeft toebehoord aan zijn familie van moederskant. Zodra hij van zijn moeder hoort over de aan haar moeder ontstolen diadeem, gaat hij op queeste om die diefstal te wreken. Ook in Chrétiens Conte du Graal treedt Perceval aanvankelijk op als zoon van zijn moeder; hij is ‘li fix a la veve dame’ (‘de zoon van de weduwe’).Ga naar eind13 En de graal, die het doel van zijn zoektocht wordt, is een voorwerp dat thuishoort bij een koning die van haar familie is. Hierdoor is Perceval ‘über seine mütterliche Verwantschaft der Gralsherrschaft zugeordnet’.Ga naar eind14 Torec is dus net als Perceval held van een | |
[pagina 50]
| |
familieroman. In vergelijking met die van Perceval heeft de auteur van de Torec de afstamming van zijn held nog uitgebreid, want er komen nu drie generaties aan bod. De rol van Torecs grootmoeder lijkt op die van een heldin in een sprookje. Zij heeft de trekken van een vrouw die optreedt in een ‘conte mélusinien’.Ga naar eind15 In dat verhaaltype gebeurt het volgende. Tijdens een jachtpartij ontmoet een jongeman in het woud een beeldschone fee. Hij is meteen verliefd en wil met haar trouwen. De fee gaat akkoord, maar legt hem wel een verbod op. Na het huwelijk leven de twee in rijkdom en geluk en ze krijgen mooie kinderen. Als de man het verbod overtreedt, verdwijnt de vrouw en komt er een eind aan zijn voorspoed. De inzet van de Torec sluit hierbij aan. Een koning, niet van een reëel land, maar van het ‘rode eylant’ (vs. 4), gaat op jacht en ontdekt een prachtig meisje dat met een gouden kroon op haar hoofd in een boom zit. Ze wil naar beneden komen, als de koning, die meteen in liefde is ontbrand, met haar trouwt. Het meisje is daar door haar vader neergezet, opdat de eerstkomende haar zou huwen en daarmee zou profiteren van de diadeem die geluk brengt: ‘wine oec hevet, nembermere / Sone gebrect hem goet noch ere’ (vs. 37-38). Het meisje, dat Mariole heet, verbindt aan haar huwelijk wel een waarschuwing. Zij mag niet bestolen worden door ‘die rode lyoen’ (vs. 54), want daar zou grote droefheid van komen. De koning stelt Mariole gerust, neemt haar mee naar zijn kasteel en trouwt met haar. Later verschijnt daar een ridder, Bruant vander Montagnen, met op zijn schild een rode leeuw, die de diadeem van Marioles hoofd wegneemt. Hierdoor is het met haar blijdschap en voorspoed gedaan. Haar echtgenoot sterft, en zij baart een dochter van wie ze afstand doet. Ten opzichte van ‘le conte mélusinien’ heeft de dichter van de roman veranderingen aangebracht. Zo heeft hij als brenger van geluk de diadeem ingevoerd, die bepalend zal zijn voor de gang van de held naar een hoge bestemming. En deze diadeem is een magisch object dat gestolen wordt. Hoe het zij, de oorsprong van de kroon in de Torec is gesitueerd in de wereld van het sprookje. Ook de verdere genealogie van de familie van de diadeem hoort daarin thuis. Want wat doet Mariole na de geboorte van haar dochter? Ze sluit de baby in een ton, voorzien van kostbare kleren, goud en een brief waarin staat wat er met haar ouders is gebeurd, en laat die in zee werpen.Ga naar eind16 De ton vaart naar het ‘lant vander Baserrivire’ (vs. 156), waar Ydor koning is. Het kind groeit bij hem op en omdat het meisje zo mooi is, trouwt hij met haar. En uit dat huwelijk wordt Torec geboren. | |
[pagina 51]
| |
In sprookjes over een vondeling kan het volgende gebeuren.Ga naar eind17 Een beeldschoon kind, meestal een jongetje, wordt na zijn geboorte door een van de ouders toevertrouwd aan de zee. Zijn hoge afkomst blijkt uit wat hem in een vaartuigje wordt meegegeven, zoals goud of een brief. Het scheepje komt aan op een plaats waar een koning zich over het kind ontfermt. Naderhand verwerft de vondeling een hoge positie, bijvoorbeeld het koningschap. Er is dus voor een held een verband tussen een start als vondeling en een prachtige toekomst. In de Torec is het de moeder van de held die te vondeling wordt gelegd. De glans die met dat lot verbonden is, gaat als het ware over op Torec. Want hij is een schitterende held, die ten slotte koning wordt over het land van Miraude, zijn geliefde, en dat van zijn vader. De stamboom van Torec is dus geworteld in het sprookje.
Als Torec door zijn vader tot ridder is gewijd, begint hij aan de zoektocht naar de kroon, die hij vindt na een lange loop van hindernissen. De diadeem functioneert daarbij als het symbool van zijn bestemming.Ga naar eind18 Hij is voorzien van edelstenen die deugden verbeelden, van een heilzame, magische werking zijn en een aureool verlenen aan zijn bezitter. Deze kroon is een insigne van koningschap,Ga naar eind19 en samen met Miraude, de vrouw die hem draagt, representeert hij de soevereiniteit die het eindpunt is van Torecs tocht. Dit hooggestemde doel is evenwel verbonden met een thematiek van liefde en ridderschap - ‘amour’ en ‘chevalerie’ - die op een ludieke manier is uitgewerkt. Torec vertrekt om zijn moeder en grootmoeder te wreken vanwege de roof van de diadeem. Wanneer hij weldra Bruant, de dief van de kroon, overwonnen heeft, deelt deze hem mee dat het sieraad in het bezit is van zijn schoonzuster, die hij typeert als ‘die scoenste die in die werelt leeft’ (vs. 637). Hij vertelt nog meer over haar en vanaf dat moment gaat het hart van Torec uit naar deze vrouw: Torec sprac: ‘Here, bi Sinte Jan,
In neme oec nembermer negene
Ander wijf dan hare allene.Ga naar margenoot+
Nog duidelijker spreekt hij zich uit, als hij tegen een op hem verliefde jonkvrouw zegt: ‘Ende oec so minnic elre nu’ (vs. 974). De roman leek alles in zich te hebben van een Vengeance of een Wrake, maar ineens gaat een tocht om wraak voor een familie aangedane schande over in een queeste naar een nog nooit geziene geliefde. Wat Torec over haar hoort vertellen, wekt zijn belangstelling, waardoor hij voldoet aan een verheven liefdesconceptie: ‘amour de loin’. Want ‘liefde van verre’ heeft iets spiritu- | |
[pagina 52]
| |
eels, omdat zij ontstaat in de geest.Ga naar eind20 Zulk een liefde heeft ook zijn amusante kanten,Ga naar eind21 wat bij Torec het geval is nu hij de vrouw bemint wier hoofd is getooid met de van zijn grootmoeder gestolen schat. In het vervolg van zijn tocht komt Torec terecht op het kasteel van Druant vander Roetsebisen, de zwager van de dief. In het gevecht verslaat hij hem, zodat toch weer sprake is van een actie van wraak. Na zijn overwinning is het echter alleen de verre geliefde die Torec bezighoudt: ‘[...] die fine, / Daer hi int herte om dogede pine, / Want hi minnetse so oversere, / Dats vergeten en can die here’ (vs. 1610-13). Wanneer de held zijn queeste bijna heeft voltooid, blijkt er iets merkwaardigs aan de hand te zijn met Miraude, het meisje met de diadeem. Zij is namelijk ook in de ban van ‘amour de loin’, want zij is al jaren verliefd op Torec: ‘si minde dach ende nacht, / Ende hadde gedaen wel III jaer’ (vs. 3092-93). Curieus is dan weer, dat Miraudes boswachter Rogard wil voorkomen dat Torec in het domein van zijn meesteres komt en haar berooft van de kroon (vs. 2819-27; 2868-77). En door toedoen van deze Rogard komt de held vijftien dagen in de gevangenis terecht. Weer in vrijheid begeeft Torec zich naar Miraude in de pose van een Lancelot: ‘in gepense van groter minnen’ (vs. 3029). Vervolgens bekijkt hij het kasteel, ‘daer sijn herte in was een deel’ (vs. 3054), en als hij de schone met de diadeem aanschouwt, komt het tot een amoureuze contemplatie: ‘(hi) bleef altenen siende op hare’ (vs. 3060).Ga naar eind22 De held blijkt nu ook poëtisch begaafd te zijn, want Torec grijpt perkament en inkt en schrijft aan Miraude een ‘saluut’ (vs. 3229), dat is een ‘salut d'amour’, een liefdesgedicht in de vorm van een brief. Dit genre gaat terug op de lyriek van de troubadours. In de Oudfranse literatuur komen dergelijke brieven ook voor als onderdeel van een roman, bijvoorbeeld in de Tristan en prose.Ga naar eind23 Bijzonder aan de Torec is, dat deze een integrale brief bevat, die geschreven is door zijn hoofdpersoon. Zoals het genre voorschrijft, weet Torec in de stijl van een hoofse dichter zijn liefde te verklaren (vs. 3231-51). En conform het retorische model geeft hij aan wat voor hem de causa scribendi is. De grote en langdurige ‘pine’ van de ‘minne’ die hem kwelt, is de reden dat hij ‘brief ende saluut’ geschreven heeft. Torec opent die met een salutatio waarin hij de naam van de geadresseerde bekendmaakt: ‘Miraude, scone volmaecte name’ (vs. 3231). Met deze aanhef maakt hij van zijn geliefde een hemelse gestalte, die hij aanbidt. Torec laat hier horen, dat hij het van de oom van zijn moeder genoten onderricht weet toe te passen. Dit personage, dat optreedt als leidsman van de held, had hem kort tevoren verteld over de aard van de stenen in de diadeem die de jonkvrouw draagt (vs. 3190-96).Ga naar eind24 Daarom | |
[pagina 53]
| |
noemt Torec zijn beminde naar een prachtige en kostbare edelsteen, want ‘miraude’ dat is de smaragd.Ga naar eind25 Alsof de held een dichter is, maakt hij de schoonheid van het meisje naar wie zijn hart uitgaat, tot naam. Komisch is dan wel de wijze waarop Torec zijn geliefde aanspreekt. Want hij, die erop uit getrokken was om de roof van de kroon te wreken, suggereert ermee dat hij helemaal past op het hoofd van Miraude. Om haar te krijgen, moet Torec het opnemen tegen de ridders van de Ronde Tafel. Miraude heeft namelijk de absurde gelofte afgelegd alleen te trouwen met de man die tijdens een gevecht alle ridders van Artur uit het zadel weet te lichten. Torec wil die kans wagen, zoals hij verklaart in de conclusio van zijn brief: ‘Ende daerombe (sc. zijn liefde) so salic groet ende smal / Mi aventuren al hier ter stonden / Jegen die vander tafelronden, / Om u te gewinne, soete lijf’ (vs. 3248-51). Deze woorden getuigen van ‘chevalerie’ in dienst van ‘amour’. Volgens dat thema zal Torec zijn geliefde als bruid verwerven. De manier waarop dat gebeurt, is evenwel een klucht. Van Miraude krijgt Torec een ring met een edelsteen die hem onoverwinlijk maakt. Vervolgens verslaat hij voor haar kasteel een hele partij ridders van Artur. De beste ridders van het hof hebben echter op initiatief van Walewein de riemen van hun zadel doorgesneden. Torec mept deze allen van hun paard, ‘maer so hemelijc was dit gedaen, / Dats nieman wiste no werd geware, / Dat ontwe waren die daremgare’ (vs. 3394-96). Met die tactiek wil Walewein voorkomen dat Torec zijn vriendin misloopt. Een herhaling van deze parodie op een steekspel vindt plaats aan het hof van Artur (vs. 3620-28). En daarna is het de koning zelf die de held te grazen neemt. Zonder enig probleem tilt hij Torec van zijn paard (vs. 3643-70). In sommige Arturromans eindigt de weg van de held met een toernooi. Hij doet dan mee met de partij die het opneemt tegen de ridders van de Ronde Tafel, behaalt de eerste prijs en verwerft daarmee bruid en land.Ga naar eind26 Vergeleken met zo'n slot is het avontuur dat uitloopt op de bruiloft van Torec en Miraude, een karikatuur.
Toen Chrétien de Troyes omstreeks 1170 zijn eerste Arturroman, Erec et Enide, schreef, creëerde hij een nieuwe vorm van literatuur waarvan de inhoud berust op fictie.Ga naar eind27 Het verhaal van zijn roman mist iedere historische basis en is uitgewerkt in een esthetische vormgeving, ‘une molt bele conjointure’, die daaraan samenhang en betekenis geeft. Deze op fantasie gebaseerde compositie roept allerlei literaire percepties op en zorgt door zijn ludieke karakter voor amusement.Ga naar eind28 Een typering als speelse fictie is helemaal van toepassing op de Torec. Het mag dan een verrassing heten, indien Jacob van Maerlant deze roman in het Diets heeft bewerkt. Maerlant | |
[pagina 54]
| |
was immers een auteur die streefde naar het verhalen van ‘historia’ en een weerzin had tegen verzinsels. Criticasters in de Middeleeuwen hadden een werk als de Torec kunnen omschrijven met ‘fable et menceonge’,Ga naar eind29 wat in de taal van de oudere Maerlant ‘favele ende loghene’ zou heten.Ga naar eind30 Exponent van het fictieve karakter van de geschiedenis van Torec is de vrouw op wie hij uit is. Miraude was er al in de tijd van het huwelijk van Torecs grootouders. Als de held zijn zoektocht onderneemt, zijn we bezig met de derde generatie. Maar Miraude is dan als in een sprookje nog even jong en mooi als vroeger. Ook is de roman over Torec een verzinsel, omdat hij voor gedeelten gebaseerd is op literaire fictie, op andere romans. Over ontleningen daaraan gaat het vervolg van dit artikel. | |
TristanDe Torec bevat enkele motieven die herinneren aan de roman over Tristan en Iseut.Ga naar eind31 Een ervan heeft betrekking op de naamgeving van Torecs moeder. Als de baby is aangespoeld in het land van Ydor, laat deze koning het meisje dopen: ‘Ende deet Tristoise heten vorwaer, / om met rouwen was gedragen’ (vs. 170-71). De naam is inderdaad toepasselijk gekozen vanwege de treurige situatie waarin het kind ter wereld is gekomen: na de roof van de diadeem en de dood van haar vader. Later geeft Torec zelf een uitleg van de etymologie van die naam: Ende min moder, die secgic u scire,
Die heet Tristouse, als men seget,
Die te lachene niet en pleget’.Ga naar margenoot+
Overigens heeft Tristoise in haar leven toch drie keer gelachen. Eerst bij Torecs geboorte, vervolgens als hij vertrekt om de diefstal te wreken en ten slotte als ze de diadeem ziet. In Chrétiens Conte du Graal bevindt zich aan het hof van Artur een meisje dat voor het eerst in jaren lacht, als ze de in haar ogen beste ridder ter wereld, Perceval, ziet.Ga naar eind32 De moeder van Torec lacht maar liefst drie maal. Dit sprookjesmotief heeft de auteur toegepast om aan zijn verhaal toch een blijde stemming te geven. De doop van Torecs moeder lijkt op die van de titelheld in de Tristan. Ik volg hier deze roman in de versie van Thomas. Die is weliswaar fragmentarisch overgeleverd, maar we kunnen ons een beeld van het geheel van zijn tekst vormen door de bewerking in het Middelhoogduits van Gottfried von Strassburg en een bekortende vertaling van broeder Robert in het Oudnoors. Thomas begon zijn roman met de vader van de held. Deze sneuvelt in de | |
[pagina 55]
| |
oorlog, wat zijn vrouw vervult met een dodelijk verdriet. Voordat ze sterft, schenkt ze het leven aan een zoon. Daarna is het aan de maarschalk van het land om hem bij de doop een naam te geven. Hij kiest dan voor ‘Tristan’ vanwege de tragische omstandigheden waarin het kind geboren is. We vinden dit terug in het Oudnoors, waarin de verteller nog eens uitlegt waarom Tristan zo heet. Ik citeer de passage naar een Franse vertaling: ‘Il reçut ce nom parce qu'il avait été conçu dans les tourments et porté dans la souffrance, et qu'il est né dans l'affliction et la peine’.Ga naar eind33 Ook het Middelhoogduits bevat een toelichting: nu heizet triste triure
und von der aventiure
so wart daz kint Tristan genant,
Tristan getoufet al zehant.
von triste Tristan was sin nam.Ga naar eind34
(Now ‘triste’ stands for sorrow, and because of all these happenings the child was named ‘Tristan’ and christened ‘Tristan’ at once. His name came from ‘triste’.)Ga naar eind35
In deze verzen legt de verteller in de roman van Gottfried uit dat ‘triste’ het Franse woord voor ‘droevig’ is, wat een verklaring is van de naam in de tekst van Thomas. Verder komt de typering van Tristoise als iemand ‘die te lachene niet en pleget’ (vs. 372) overeen met die van Tristan. Vergelijk bijvoorbeeld hoe de naam Tristan in Chrétiens Erec et Enide van de toevoeging is voorzien: ‘qui onques ne rist’.Ga naar eind36 De held in de Torec begint zijn loopbaan als ridder net als Tristan met een actie die gericht is op wraak. Tristan vertrekt van het hof van zijn oom, koning Marc, om zijn vader te wreken. Deze werd gedood door een hertog die ook een land van hem in bezit heeft genomen.Ga naar eind37 Torec volgt weer de matrilineaire variant. Hij gaat op pad voor een zoektocht naar de diadeem om daarmee zijn moeder en zijn grootmoeder te wreken. Torec vergeldt de misdaad door Bruant, degene die de kroon gestolen heeft, te verslaan. Opnieuw is er dan een motief dat een parallel heeft in de Tristan, namelijk dat van de vergiftigde wond. Tijdens het gevecht brengt Bruant, die door iemand getypeerd wordt als ‘vresselijc, starc ende wreet’ (vs. 480), Torec een verwonding toe ‘met sinen swaerde, dat gevenijnt es’ (vs. 604). Van deze eigenschap van het zwaard stelt hij Torec zelf op de hoogte: ‘Soe werd u leven hier gehent, / Want gevenijnt sijn u wonden / Van minen swerde’ (vs. 613-15). Na zijn overgave vertelt hij dat Torecs leven nu afhankelijk is van zijn schoonzus (Miraude), het meisje met de diadeem. Zij is degene die | |
[pagina 56]
| |
hem kan genezen: ‘Ende an hare leget oec u lijf, / Want ens in die werelt wijf, / Die bat an gevenijnde wonden can’ (vs. 650-52). Als Torec later de jonkvrouw van Montesclare heeft bevrijd en door haar in de kerker is gezet, lezen we dat hij zwaar lijdt door zijn vergiftigde wond (vs. 996-99). Toch rijdt hij na zijn vrijlating weer vrolijk verder. Vervolgens is het niet Miraude die hem geneest, maar de vrouw van Druant, de zwager van Bruant. Torec schenkt Druant genade op voorwaarde dat zijn vrouw hem beter maakt (vs. 1576-79). Zij weigert eerst, omdat ze Torec beschouwt als haar ‘viant’ (vs. 1593); hij is immers uit op de ‘mesprijs’ (vs. 1583) van haar zus, Miraude. Maar onder druk van Druant geneest zij hem toch. In de Tristan neemt de jonge held het in een gerechtelijke tweekamp op tegen de wrede en vreselijke kampioen van Ierland, Morold, aan wie koning Marc schatting moet betalen.Ga naar eind38 Hij slaagt erin deze Goliath te verslaan. Daarbij loopt hij evenwel een kwetsuur op door Morolds zwaard, dat vergiftigd is. Morold licht hem daarover in - ‘Tristan, your plight must irrevocably end in your death. [...] the sword that has wounded you is bated with deadly poison’Ga naar eind39 - en vertelt dat er maar een is die hem kan redden: ‘no physician or medical skill can save you from this pass, save only my sister Isolde, Queen of Ireland’.Ga naar eind40 Deze vrouw is de moeder van Iseut, die later Tristans geliefde zal worden. Door zijn verwonding verkeert Tristan in grote ellende, waarna hij scheepgaat en aankomt op het hof van Ierland. Daar geeft hij zich uit voor Tantris de speelman. Een list is hier nodig, omdat koningin Iseut zijn vijand is. Zij is immers de zuster van Morold en hevig bedroefd om diens dood. De list heeft succes, want Iseut, die ‘haar vijand’ niet herkent,Ga naar eind41 zorgt voor de genezing van Tristan. Ook bestaat er een versie van het verhaal waarin het dochter Iseut is die Tristan geneest.Ga naar eind42 Toch zal een vergiftigd wapen uiteindelijk leiden tot de dood van Tristan.Ga naar eind43 Tegen het einde van de roman raakt hij verwond door een vergiftigde lans. De enige die zijn leven kan redden, is zijn geliefde, Iseut, wier hof hij, na de ontdekking van hun relatie, heeft moeten verlaten. Zij gaat aan boord om naar Tristan te gaan, waarna het tragische einde volgt. Als het schip arriveert, beweert Tristans echtgenote dat het zwarte zeilen heeft - ten teken dat Iseut niet gekomen is - met als gevolg dat Tristan sterft. Iseut komt te laat. De hier genoemde parallellen wijzen op een intertekstueel verband tussen de Torec en de Tristan. De auteur van de Torec kon ermee laten zien, hoe zijn roman een literaire constructie is, want daarin zijn elementen verwerkt die met variaties overgenomen zijn uit een andere roman. Hij is ‘testing the connoisseurship of the audience: can we recognize and play with him the intertextual game of romance?’Ga naar eind44 Wellicht wilde hij zijn publiek er | |
[pagina 57]
| |
ook toe aanzetten na te denken over het droevige levenslot van Tristan en over de problemen van een ‘fine amur’ die eindigt in de dood. Vervolgens kon het ontdekken, dat de schepper van de Torec heel wat anders te bieden heeft. De roman over Tristan en Iseut moet velen hebben gefascineerd, maar ook gechoqueerd. Dit laatste onder andere omdat hij gaat over een absolute liefde die in strijd is met een hoofse en een feodale ethiek. Vanwege het subversieve karakter van de Tristan waren er auteurs die hiertegen stelling namen.Ga naar eind45 Het is zelfs zo, dat de nieuwe roman zoals gecreëerd door Chrétien de Troyes, in belangrijke mate van doen heeft met Tristan en Iseut. Vanaf Erec et Enide tot aan Le Chevalier au Lion was Chrétien in het offensief tegen de Tristan.Ga naar eind46 Zijn Chevalier de la Charrete bijvoorbeeld is bedoeld als een correctie op de liefdesrelatie in de Tristan en op het gedrag van de held in die roman.Ga naar eind47 Chrétiens reacties waren overigens niet ideologisch bedoeld. Zijn antwoorden op de Tristan zijn geformuleerd op de wijze van literair spel. Het zou te ver gaan om te beweren dat ook de Torec geschreven is als kritiek op de Tristan. De roman over Torec en Miraude bevat slechts een paar motieven die aan de Tristan zijn ontleend. Wel functioneren die als verwijzing, waardoor gezegd kan worden dat in de Torec een luchtige variant van de rol van Tristan is verwerkt, met een blijde afloop. De dichter heeft dit verkregen door de essentie van de Tristan, een problematische liefdesrelatie die het grote lijden tot gevolg heeft, als het ware over te slaan. Symbolisch voor de aard van Tristans minne is de vergiftigde wond die hij de tweede keer oploopt. De passie die hem en Iseut beheersen, draagt de dood in zich - ‘el beivre fud la nostre mort’,Ga naar eind48 zoals Tristan zegt over de drank waarmee de liefde begonnen is - en het einde ervan is de dood.Ga naar eind49 Torec daarentegen wordt slechts één keer geraakt door een vergiftigd wapen. Voor hem liggen er geen droefenis en dood in het verschiet. Hij wordt van zijn verwonding genezen, en wat hem bezighoudt, is een zoektocht naar een geliefde die vrolijk eindigt. In tegenstelling tot Tristan legt Torec op voortvarende wijze een parcours van ridderlijke ‘aventures’ af, die hem voeren naar het geluk. Let ook wel: niet hij, maar zijn moeder is naar Tristan vernoemd. En als Torec op het punt staat te trouwen met Miraude, die is getooid met de diadeem, is het zijn moeder, de naamgenote van Tristan, die schaterlacht: ‘Tirst dat desen Tristouse sach, / Gaf si enen groten scach’ (vs. 3759-60). In de roman over Torec en Miraude weerklinkt een lachende Tristan. Het intertekstuele procédé dat hier is toegepast, kan zeer wel uit de pen gevloeid zijn van de auteur van de veronderstelde Franse Torec. Een aan- | |
[pagina 58]
| |
wijzing daarvoor is misschien het woordspel met de naam van de moeder van de held. De betekenis daarvan is gebaseerd op ‘triste’, wat zoals ook blijkt uit de geciteerde passage in de Tristan van Gottfried, een Oudfrans woord is. In het Middelnederlands komt dat woord niet voor. Evenzo veronderstel ik, dat de andere twee, hierna te bespreken, ontleningen het werk zijn geweest van de Franse dichter. | |
Le Conte du GraalNog vrij in het begin van zijn queeste komt Torec de jonkvrouw van Montesclare te hulp (vs. 756-999). Haar land is verwoest en de inwoners van het kasteel waarin ze zit bijna uitgehongerd als gevolg van een oorlog die twee graven tegen haar voeren. Torec biedt het meisje zijn diensten aan, waarna hij als aanvoerder van de belegerde partij op doortastende wijze het vijandige leger verslaat. Deze episode heeft de strijd van Perceval voor Biaurepaire, de burcht van Blancheflor, in Chrétiens Conte du Graal als voorbeeld.Ga naar eind50 Torec is evenwel een held die heel wat sneller reageert dan Perceval. Wanneer Perceval in Biaurepaire logies ontvangt en heeft gezien in welke deplorabele toestand de burcht verkeert, toont hij geen enkele reactie. Een initiatief van Blancheflor, die 's nachts een bezoek brengt aan zijn bed, is nodig om Perceval tot het gevecht voor haar aan te zetten.Ga naar eind51 Torec daarentegen begeeft zich dadelijk naar de burcht van de jonkvrouw van Montesclare om haar te helpen. Verder is er een komisch verschil tussen Torec en Perceval wat betreft de beloning. In de roman van Chrétien vraagt Perceval om Blancheflors liefde voor het geval hij haar vijand overwint.Ga naar eind52 Blancheflor wordt metterdaad zijn geliefde, en als Perceval gewonnen heeft, lezen we dat zij elkaar omarmen en kussen.Ga naar eind53 In de Torec krijgt Mabilie, zo heet de jonkvrouw van Montesclare, het van de held te pakken. Hij wilde haar ‘gratis’ helpen: ‘om niet’ (vs. 781), en als hij de vijand heeft verslagen, omhelst en kust zij hém (vs. 942-45). Vervolgens wil zij voor de haar bewezen dienst zichzelf aan Torec schenken. Maar hij wil haar niet, want hij mint ‘elre’ (vs. 974). Torec is verliefd op het meisje met de diadeem. En vanwege de weigering om met haar te trouwen laat Mabilie haar redder opsluiten in een kerker. In de stijl van het hoofse lied zou het bon ton zijn, indien de man de gevangene is van de aanbeden dame. Torec is echter letterlijk de gevangene van een in de liefde teleurgestelde jongedame. | |
[pagina 59]
| |
Aan deze malle situatie komt een eind wanneer Torec in de gevangenis als een hoofse dichter een liefdesklacht aanheft, waarin hij na enige overdenking Mabilie vrijpleit, omdat het de minne is die haar beheerst (vs. 1228-49).Ga naar eind54 Mabilie hoort deze woorden en laat hem vrij. Daarna vertelt ze hem, dat ze uitzag naar de beste ridder ter wereld en het daarvoor op een belegering van haar burcht heeft laten aankomen, want: Doen sindic saen in Arturs hof,
Dien al die werelt gevet lof,
Ende ontboet daer al over waer,
Dattie joncfrouwe van Montesclaer
Beseten ware in haer lant,
(Also es mine borch genant).
Dit dedic te dien stonden
Omdat ic waende vander tafelronden
Hebben gehad enen den besten
Om te bescuddene mine vesten,
Ende dan dien te manne genomen.Ga naar margenoot+
De jonkvrouw heeft dus de boel in scène gezet. Voor haarzelf is dat op een mislukking uitgelopen en voor haar verlosser op gevangenschap. We kunnen daarom spreken van een burleske versie van het motief van de belegerde jonkvrouw.Ga naar eind55 Tevens wordt er door de woorden van Mabilie een brug geslagen naar de episode in het midden van Le Conte du Graal.Ga naar eind56 Als daar Perceval aan het hof van Artur is teruggekeerd, verschijnt een foeilelijke jonkvrouw die hem vervloekt vanwege zijn zwijgen op het kasteel met de graal en de bloedende lans. Hierna adverteert zij een paar ‘aventures’ waarin ridders zich kunnen onderscheiden. Volgens haar is de meeste eer weggelegd voor degene die een bij Montesclaire belegerde jonkvrouw zal redden: Mais qui voldroit le pris avoir
de tot le mont, [...]
Au pui qui est soz Montesclaire
A une damoisele assise;
Molt grant honor aroit conquise
Qui le siege en porroit oster
Et la pucele delivrer,Ga naar eind57
(And should anyone wish to be esteemed the best knight in all the world, [...]. There is a damsel besieged on the peak below Montesclere. Whoever can lift the siege and free the maiden will win great glory:)Ga naar eind58 | |
[pagina 60]
| |
Meteen springt de nummer één van de Ronde Tafel, Gauvain, op om die prijs te gaan behalen. Het komt er evenwel niet van door de komst van Guigambresil, die Arturs neef beschuldigt van moord. Hierdoor moet Gauvain op weg gaan om zich van die beschuldiging te zuiveren. Door de verklaring van Mabilie in de Torec sluit de handeling in deze roman chronologisch aan bij die in Le Conte du Graal.Ga naar eind59 Het effect ervan is, dat de Torec op een vermakelijke wijze iets toevoegt aan de roman van Chrétien. Namelijk dat de Lelijke Jonkvrouw haar boodschap met betrekking tot Montesclaire heeft gedaan om de dame ervan aan een hoog gekwalificeerde echtgenoot te helpen. Maar Gauvain, de beste ridder van het hof, komt niet. Wel Torec, die niet van de Ronde Tafel is en dus ook niet het bericht van Mabilie heeft gehoord. Torec is niettemin ‘blome van allen ridders’ (vs. 861-62), met als gevolg dat de jonkvrouw in de ban raakt van een dwaze liefde. Van de andere kant kan hier gesproken worden van een vorm van ‘centrifugal intertextuality’.Ga naar eind60 Een van de avonturen in Le Conte du Graal die blijven steken bij een aankondiging, is dat van Montesclaire. Deze schijnbaar witte plek heeft de auteur van de Torec opgevuld door te verhalen hoe de bevrijding van de dame van Montesclaire een feit wordt.Ga naar eind61 Daarmee laat hij zien in staat te zijn een stukje Continuatie met een komisch karakter te schrijven. Overigens, we mogen aannemen dat Chrétien met opzet Gauvain niet naar Montesclaire heeft laten gaan. Zijn directe en daarna geblokkeerde keuze voor dit avontuur draagt bij tot het ironiserende portret dat de dichter van Arturs neef presenteert.Ga naar eind62 Gauvains keus voor Montesclaire zet hem te kijk als een beperkte held, als iemand die slechts oog heeft voor ‘vaine gloire’, ijdele roem. En blijkens de Torec is het maar goed ook, dat hij Mabilie niet te hulp gekomen is. Waar Blancheflor in Le Conte du Graal een deerniswekkend slachtoffer van een belegering was, heeft Mabilie er een spel van gemaakt, met een bedenkelijk resultaat voor haar helper. | |
Le Chevalier au LionKort na zijn vertrek uit Montesclare ontmoet Torec een jonkvrouw die weent, omdat zij door een gerechtelijke uitspraak van het hof van Artur dertig kastelen heeft verloren. Ze heeft de koning altijd gediend, maar is na drie dagvaardingen niet aan het hof verschenen, waardoor ze haar bezit is kwijtgeraakt. Verontwaardigd over dit vonnis begeeft Torec zich met haar naar Artur, die Yvain hem de handschoen laat toewerpen. Als Torec in het | |
[pagina 61]
| |
duel, dat de volgende dag plaatsvindt, een beslissende slag uitdeelt, komen Artur en Walewein tussenbeide om er een einde aan te maken. Torec stemt daarmee in op voorwaarde dat Artur het meisje haar land teruggeeft (vs. 1925-2076). Opmerkelijk aan deze episode is het portret van het hof van Artur. Idealiter hoort Artur in zijn rol van koning het recht te beschermen. Zijn hof is evenwel verworden tot een plaats van onrecht. Degene die als ideale ridder voor het recht opkomt, is een outsider, te weten Torec. Zodra hij de klacht van het meisje heeft gehoord, is hij gereed haar zaak te verdedigen: Torec seide: ‘desen wijsdoem
En hout nember goetman over roem.
Dit willic met u bedingen,
Ende, canic, oec te poente bringen’.Ga naar margenoot+
De held hanteert hier een juridisch jargon, als om aan te geven dat hij door de deugd van de iustitia te volgen wel de rol vervult van een rechtvaardig vorst. Openlijk veroordeelt Torec aan het hof het gevelde vonnis: ‘Ende die dit wiesde ende seide niet wale’ (vs. 1958); en: ‘Ic seght oec, dat si alle logen, / Dat dit vonnesse gaven uut, / Want het was een dorper geluut’ (vs. 1971-73). De ridders van Artur reageren hierop zelfs agressief, want wel honderd willen met Torec het gevecht aangaan (vs. 1974-80). Maar er is een uitzondering, want het is Walewein die zich van het gebeurde distantieert: ‘Dit vonnesse en treckic niet an mi, / Want in waser over niet’ (vs. 1963-64). Hij is er niet bij geweest. Met dit betrekkelijk negatieve beeld van het hof hangt de structuur van Torecs weg samen. Deze staat namelijk, het slot uitgezonderd, los van het hof van Artur. Torecs vertrekpunt is het hof van zijn ouders en daar wordt hij tot ridder gewijd. Koning Artur is niet het doel van zijn tocht. Diens hof doet hij aan als tegenstander. Veelbetekenend is daarom, hoe Torec na zijn gevecht met Yvain reageert op het verzoek van Artur en zijn vrouw om lid van de Ronde Tafel te worden: ‘Danct hebt, here ende vrouwe, / Ic moet varen met derre joncfrouwen’ (vs. 2084-85). Vanwege hetgeen deze jonkvrouw eerder aan het hof van Artur is overkomen, heeft Torec reden om het aanbod fijntjes af te slaan. Zoals in het begin van dit artikel werd aangekondigd, staat het gevecht van Torec met Yvain in relatie tot een episode in Chrétiens Chevalier au Lion. Bij Chrétien gaat het om een uitvoerige handeling, die ik kort samenvat.Ga naar eind63 De oudste dochter van een overleden kasteelheer wil al diens land in bezit nemen en daarmee haar jongere zuster van een erfdeel beroven. | |
[pagina 62]
| |
Ze begeeft zich naar het hof van Artur, waar Gauvain bereid is haar te verdedigen. Ook de jongere zuster doet een beroep op Gauvain, maar die heeft al partij gekozen. Zij wendt zich daarop tot Artur, die tevergeefs probeert haar zuster op andere gedachten te brengen. Voor de jongere stelt hij veertig dagen uitstel vast om haar de gelegenheid te geven een kampioen te vinden. Een ander meisje gaat dan op zoek naar de Ridder met de Leeuw, die uiteindelijk wordt gevonden. De gezochte is Yvain, die intussen vanwege zijn bijzondere prestaties is uitgegroeid tot Ridder met de Leeuw. Letterlijk is een leeuw zijn partner en helper geworden. In de gerechtelijke tweekamp is Gauvain zijn opponent. Tegen het einde van de dag, na een zwaar en hevig gevecht, neemt Yvain een initiatief, wat ertoe leidt dat de twee kemphanen elkaar herkennen. Tijdens dat gevecht staan Artur en de andere ridders van het hof aan de kant van de jongere zuster. Ten slotte neemt de koning met een list het recht in handen, waardoor de oudste zus het erfdeel van de jongere teruggeeft. In deze handeling is het de oudste zuster die juridisch fout is. De verteller kan haar daarom, wat ook Artur doet, typeren als ‘la dameisele qui tort a’.Ga naar eind64 Zij handelt als een ‘male criature’.Ga naar eind65 Koning Artur doet hier zijn best. De verteller geeft van hem in Le Chevalier au Lion geenszins een geïdealiseerd portret. Denken we maar aan het begin van de roman, met de scène van de tijdens de hofdag in slaap gevallen Artur. Maar in de besproken episode is de koning wel in de weer om het recht te laten zegevieren.Ga naar eind66 Yvain is een held die zich heeft ontpopt als verlosser ten behoeve van vrouwen die in nood verkeren. De Ridder met de Leeuw is iemand, ‘qui met sa poinne a conseillier / celes qui d'aïe ont mestier’.Ga naar eind67 Met God en het recht aan zijn zijde treedt hij voor hen in het krijt. Vanwege deze reputatie laat het onterfde meisje hem zoeken. En als Yvain gevonden is, toont hij zich dadelijk bereid al zijn krachten voor haar in te zetten. Gauvain neemt het voor de verkeerde partij op. Als de oudste zuster haar zaak, die toch de onterving van haar jongere zus inhoudt, aan Gauvain voorlegt, meldt de verteller: ‘et il li avoit otroié / quan qu'ele li avoit proié’.Ga naar eind68 Hierdoor moet Gauvain de strijd aangaan met de Ridder met de Leeuw, niet wetende dat deze zijn dierbare vriend Yvain is. Wie de rechtshandelingen in beide romans vergelijkt, ziet dat de auteur van de Torec de episode in Le Chevalier au Lion wat betreft de rol van de personages heeft herschreven volgens het principe van de omkering. Kijken we eerst naar Artur. Waar hij in de roman van Chrétien voor het recht opkomt en daarmee tegen de oudste zuster is, speelt hij in de Torec als het ware de rol van die zuster. Hij is daar immers degene die toestaat dat een vrouw haar bezit wordt afgenomen. Een dergelijke omkering zien we bij het | |
[pagina 63]
| |
personage Yvain. Bij Chrétien is hij de kampioen van het recht, in de Torec verdedigt ‘Ywain, conincs Uriens sone’ (vs. 1983), dat is dezelfde als Yvain in Le Chevalier au Lion, de verkeerde partij. Gepaard daarmee is er de verandering in het optreden van Gauvain. Bij Chrétien is hij de kampioen van het onrecht en in de Torec neemt Walewein - die in het Frans Gauvain heet - daarvan afstand. Met deze wijzigingen laat de dichter van de Torec zien tot welk een vorm van herschrijven hij in staat is. Wat hij in elkaar heeft gezet, is een fragment Chevalier au Lion renversé. Het is de vrijheid van de dichter om zo om te gaan met literatuur. Tegelijk is sprake van een subversieve actie tegen de roman van Chrétien. De auteur van de Torec verandert een episode uit Le Chevalier au Lion door deze op een verkeerde manier te herhalen. De dichter treedt hier op als een vervalser door de mooie rol in een rechtsgeding te geven aan zijn held en de minder fraaie aan die van Chrétien. Hij corrigeert de tekst van Chrétien door Torec de rol te geven van Yvain en aan Yvain die van Gauvain. Daar komt nog bij dat Torec superieur is aan Chrétiens Yvain. In Le Chevalier au Lion eindigt het gevecht tussen Yvain en Gauvain, als het wordt afgebroken, onbeslist. De twee kampioenen zijn elkaars gelijke: ‘et la bataille est si paroille / que l'en ne set par nul avis / qui'n a le mialz ne qui le pis’.Ga naar eind69 Daarom is het Artur die in de rechtszaak een beslissing forceert. In de Torec is het de held die de meerdere is van Yvain. Na een lange strijd raakt Yvain zo vermoeid, ‘Dat hi nember conde geslaen’ (vs. 2048). Torec geeft dan aan zijn tegenstander de gelegenheid te gaan zitten om uit te rusten (vs. 2049-52). Later deelt Torec een slag uit, die Yvain uitschakelt: Ende ginc Ywaine te seerre toe,
Ende gaf hem int hoeft enen slach doe
Soe overgroet, sijt seker dan,
Dat hi nember gevechten can,
Soe sere bloetdi, sonder waen.Ga naar margenoot+
Dus is het Torec die het geding beslist. In de voorstelling van Chrétien is op een subtiele en fraai uitgewerkte wijze een problematiek van het recht aan de orde.Ga naar eind70 De dichter van de Torec bewandelt een andere weg. Vergeleken met Chrétien presenteert hij een vereenvoudigde casus, een die zonder problemen verloopt, waardoor zijn held als duidelijke winnaar naar voren komt. Een speciale reden voor de auteur van de Torec voor zijn herschreven versie is, naar ik veronderstel, gelegen in de rol van Walewein. Opvallend in | |
[pagina 64]
| |
de episode van de Torec is het edele gedrag van Walewein. Met het gevelde vonnis heeft hij niets te maken, waarop Torec de loftrompet steekt over Arturs neef: Doen sprac Torec: ‘Edel here,
U doget en argeret nembermere;
Gi sijt so goet ende so vermogen.Ga naar margenoot+
Vervolgens treedt Walewein op als gastheer van Torec en van de veroordeelde jonkvrouw. In Le Chevalier au Lion valt er op het gedrag van Gauvain heel wat aan te merken. Hij is daar allesbehalve de hoofse ridder die opkomt voor de rechten van vrouwen in nood. Het is niet zo moeilijk voor te stellen, dat er auteurs en interpreten waren die moeite hadden met een tendens in de literatuur, die begint bij de latere romans van Chrétien de Troyes, om Arturs neef van zijn glans te beroven.Ga naar eind71 En dat zeker met betrekking tot de onbegrijpelijke rol die Gauvain speelt tijdens het proces in Le Chevalier au Lion. Mogelijk behoorde de auteur van de Torec tot degenen die een affectie hadden voor Arturs neef,Ga naar eind72 en schreef hij daarom een gecorrigeerde versie van wat Gauvain presteert in de roman van Chrétien.
Ten slotte wil ik nog wijzen op een detail betreffende het paard van Torec dat eveneens in verband staat met Le Chevalier au Lion. Als Torec voor het kasteel van Miraude de ridders van Artur van hun paard heeft gestoten, vindt Keye het niet genoeg. Aan het hof zijn er nog ridders tegen wie Torec het ook moet opnemen. Hierop begeeft iedereen zich naar Kardoel. Onderweg doet de held een dutje in de schoot van Miraude, waarop een ridder langskomt die er met haar vandoor gaat. Torec wordt wakker, achtervolgt de ridder, logeert een nacht op diens kasteel en overwint hem de volgende dag. Deze vrouwenrover luistert naar de naam Ypander. Eerder in de roman had dit heerschap geprobeerd de begrafenis van de vriend van een meisje dat hij begeerde, te laten verhinderen, wat door tussenkomst van Torec is mislukt. Vanwege dit affront zit Ypander de held op de hielen: ‘Nu wilt hi wreken sinen toren’ (vs. 3469), wat hij denkt te doen door Miraude te ontvoeren. Als Torec de burcht van Ypander binnengaat, moet zijn paard dat als gevolg van het neerkomen van een valdeur bekopen met het verlies van zijn staart: Ende Torec reet ter porten inne.
Ende diere boven lagen ten tinne,
Liten die reke vallen ter vaert:
| |
[pagina 65]
| |
Daer liet Moreel sinen staert,
Maer Torec hadde genen noet.Ga naar margenoot+
Deze komische gebeurtenis herinnert aan een scène in het eerste gedeelte van Le Chevalier au Lion. Als Yvain een ridder, Esclados le Roux, achtervolgt die zijn kasteel in gaat, komt een valpoort naar beneden: Si con li deables d'anfer,
descent la porte et chiet a val
s'ataint la sele et le cheval
derriere, et tranche tot par mi,
mes ne tocha, la Deu merci,
mon seignor Yvein maintenant,Ga naar eind73
(Just like the devil out of hell, the door came crashing down, striking the saddle and horse behind, and slicing them both in half. But, thank God, it didn't touch my lord Yvain,)
Yvain vergaat het slechter dan Torec, want zijn paard wordt gehalveerd. En zelf raakt hij door een tweede valpoort in gevangenschap. De scène in de Torec kon door de opgeroepen parallel luisteraars ertoe aanzetten na te denken over de weinig verheffende rol van Yvain.Ga naar eind74 Deze is immers acteur van een destructief avontuur. Door zonder een uitdaging vooraf een stormfontein in werking te zetten, brengt hij grote schade toe aan het land van Esclados, een ridder die niets heeft misdaan. In het gevecht brengt Yvain deze tegenstander een dodelijke verwonding toe, waarna hij hem als een bezetene achtervolgt om maar een bewijs van zijn daad te kunnen overleggen. Het gevolg is, dat hij door de valpoorten als een rat in de val geraakt. De actie van Lunete, een dienstmeisje, is dan nodig om hem weer vrij te krijgen. Bij Torec daarentegen is er niets destructiefs in het geding. Integendeel, zijn tegenstander is een vrouwenrover. En ook lukt het hem zonder problemen het kasteel van Ypander binnen te gaan, waar hij zijn geliefde terugvindt. Aangezien de naam van de rover in de Torec een Franse indruk maakt en past bij zijn actie van ‘prendre’, is er een reden de episode ‘Hoe Miraude Torecke was ontfuert van Ypandere’ terug te voeren op de Franse auteur. Maar zeker is dat niet. Omdat Ypander eerder in de roman voorkomt en daar niet zelf door de held wordt gestraft, is het ook mogelijk dat de compilator de episode heeft toegevoegd om een verteldraad af te hechten. In dat geval is de ontlening aan Le Chevalier au Lion waarschijnlijk niet intertekstueel bedoeld. Een populaire scène uit de roman van Chrétien heeft de compilator | |
[pagina 66]
| |
dan met een variatie overgenomen om kleur te geven aan zijn eigen verhaal.Ga naar eind75 | |
ConclusieDe oorspronkelijke Torec is een fascinerend werk geweest. Zoiets mogen we beweren op grond van de Dietse versie, waarin het werk zijn sporen heeft nagelaten. De Franse roman moet een tekst geweest zijn die mede ging óver literatuur. Het ongeluk wil dat die roman er niet meer is, zodat we niets anders kunnen doen dan een hypothese ontvouwen op basis van de Middelnederlandse Torec. Een Dietse vertaler of bewerker, die mogelijk aan de compilator voorafging, moet de hier besproken ontleningen aan de Tristan en twee romans van Chrétien hebben overgenomen. Maar of hij dat bewust en met een bepaalde opzet heeft gedaan, daarover valt niets met zekerheid te zeggen. Wel mogen we veronderstellen dat er onder zijn publiek toehoorders of lezers zijn geweest die het spel van intertekstualiteit hebben ontdekt en eraan hebben deelgenomen. Ook daarom zou het een verrassing zijn, indien deze tekst het werk van Jacob van Maerlant is geweest. Wat rest, is de conclusie dat in de veronderstelde Franse Torec enkele romans, zoals de Tristan, Le Chevalier au Lion en Le Conte du Graal de revue passeren. Interessant om te zien is, hoe zijn auteur drie verschillende typen van intertekstualiteit heeft toegepast. In het geval van de Tristan ontleende hij motieven die hij in een vrolijke context plaatste, aan Le Conte du Graal voegde hij iets toe en van een episode uit Le Chevalier au Lion gaf hij een herschreven versie. Van bouwstenen uit de romans die de schepper van de Torec oproept, heeft hij iets nieuws en iets anders gemaakt. Voor de creatie van zijn roman ging hij aan de slag met literatuur én hij liet daarover zijn visie horen. |
|