Voortgang. Jaargang 19
(2000)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| ||||
Over Uw Edele, Uwé en Juffrouw Zijdelingse aanspreking in de Sara Burgerhart Arjan van LeuvensteijnAbstract - The use of the type Uw Edele ‘Your Honour’ in the 18th century epistolary novel Sara Burgerhart is much more formal and standoffish than the use of the unmarked gy-system ‘you-system’ of the upper middle class. Uwé, the abbreviation word of Uw Edele, is a quasi-distinguished form of address, suitable for producing a humorous effect. Juffrouw ‘Miss’ and Oom ‘Uncle’ when used by lower class people show not only respect to higher placed persons, but also clumsy humility. | ||||
1. InleidingIn de Sara BurgerhartGa naar voetnoot* treffen wij bij de aanspreekvormen twee pronominale systemen aan: het je-systeem en het gy-systeem. Het je-systeem omvat de persoonlijke voornaamwoorden je en jy in de nominatief, je en jou in de datief, accusatief en na een voorzetsel, de bezittelijke voornaamwoorden je en jou(w) en het wederkerend voornaamwoord je. Tot het gy-systeem behoren naast het persoonlijk voornaamwoord gy (nom.) de vormen u (persoonlijk voornaamwoord in objectsvorm), het bezittelijk voornaamwoord u(w) met zijn buigingsvormen en het wederkerend voornaamwoord u. Het je-systeem is gangbaar bij de handarbeiders en het huishoudelijk personeel. Soms echter kunnen leden van deze lagere klassen zich in contacten met leden van een hogere klasse aan hen aanpassen door het gebruik van gy en u (objectsvorm). De leden van hogere klassen gebruiken gewoonlijk het gy-systeem. Bij toenadering tot leden van lagere klassen passen zij soms je-vormen in, of stappen ze over naar het je-systeem (Van Leuvensteijn 2000). Hiermee is het arsenaal van aanspreekvormen overigens niet uitgeput. Er is nog een derde systeem van aanspreekvormen, namelijk dat van de zijdelingse aanspreking door middel van substantivische persoonsaanduiding van het type Uw Edele of van het type Juffrouw, Oom. Deze typen vereisen bij grammaticale congruentie met de kern van de substantiefgroep een pronomen van de derde persoon. Taalkundig gezien bejegent de schrijver de geadresseerde dan niet als aangesprokene, maar als iemand die buiten het | ||||
[pagina 88]
| ||||
directe communicatieproces staat, dus als iemand over wie de gesprekspartners het hebben. De grammaticale congruentie delft echter geregeld het onderspit tegen de pragmatische congruentie door middel van voornaamwoorden van de tweede persoon, die de aangesprokene tot gesprekspartner bestempelt. Droste (1961) heeft het wezenlijke verschil tussen de eerste en tweede persoon en de derde persoon overtuigend beschreven. In deze Burgerhart-studie wil ik het gebruik van het type Uw Edele en het type Juffrouw, Oom beschrijven ten opzichte van het gebruik van het je- systeem en het gy-systeem. De behandeling van het eerste type in paragraaf 2 opent met de inventarisatie van de vormen. Daarop volgt de beschrijving van het gebruik ervan in de brieven. Hierbij schenk ik speciale aandacht aan de slotformules met Uw Edele e.d. Daarna komt het gebruik van Uwé in weergaven van gesproken taal aan de orde. Paragraaf 3 bevat de bespreking van het type Juffrouw, Oom. Een samenvatting sluit deze bijdrage af. | ||||
2. Het type Uw EdeleIn de Sara Burgerhart treffen we de volgende vormen van het type Uw Edele aan: Uw Eerwaarde met de genitief Uw Eerwaardes, Uw Edele met de afkorting UwE., Uw Wel Ed. en in genitiefpositie UwEd. In de vorm van een uitwijding schenk ik aandacht aan zyn Edele met de genitief zyn Eds. en aan haar Wel Edele. | ||||
Uw Eerwaarde en dergelijkeDe koopman Jan Edeling richt zich in brief 108 tot zijn zwager ds. Everard Redelyk met een mengeling van vormen die tot het je- systeem en het gy-systeem behoren. In de tekst duidt hij zijn zwager en diens echtgenote aan met jelui Eerwaardens. De slotzin met geïncorporeerde ondertekening tot zijn zwager luidt: ‘Blyve met grote achting, Uw Eerwaardes Dienaar, Vriend en Broeder, Jan Edeling’. In brief 119 vraagt Hendrik Edeling zijn oom ds. Everard Redelyk om zijn vader ervan te overtuigen, dat er geen reden is Sara Burgerhart om haar Hervormd kerklidmaatschap als huwelijkscandidate voor hem te weigeren. De aanhef van de brief doet recht aan beide relaties waarin Everard Redelyk tot Hendrik staat: ‘eerwaardige heer, zeer geachte oom!’ In de tekst volgt Hendrik het gy-systeem. Slechts één keer gebruikt hij de officiële aanspreking voor de predikant en wel op het moment, dat hij zich tot zijn oom als geestelijk herder wendt. Nadat Hendrik in zijn brief heeft verklaard, dat zijn liefde voor Sara niet alleen op haar schoonheid gebaseerd is, maar dat ook zijn reden deze liefde goedkeurt, vervolgt hij: ‘ik zeg dit alleenig, | ||||
[pagina 89]
| ||||
om Uw Eerwaarde in bedenking te geven, of ik dan nu zoude afgaan van die beginzels, die uwe lessen, die myner zalige Moeders vermaningen, my hebben ingeboezemt, (...)’. | ||||
Uw Edele en dergelijke en UwéDe geadresseerde kan in de Sara Burgerhart bij bijzonder formeel taalgebruik zijdelings aangesproken worden met Uw Wel Ed. of met UwE. Een duidelijk geval vinden we in brief 9. De weduwe Spilgoed heeft vernomen, dat Sara een nieuw pension zoekt. Zij richt zich tot haar met de aanhef ‘wel edele juffer!’ en geheel volgens de epistolaire traditie herhaalt ze deze aanspreking in de slotzin: ‘Ik ben met achting, wel edele juffer, Uwe Ootmoedige Dienaresse, Maria Buigzaam. Wed. P. Spilgoed’. In de brief gebruikt ze wel u (objectsvorm) en het bezittelijk voornaamwoord uwe, maar het enkelvoudige gy ontwijkt ze subtiel: ‘Want wy beminnen de Muziek, zo als ik hoor, dat Uw Wel Ed. ook doet’. Mogelijk sluit bij dit streven ook aan de ontwijking van het persoonlijk voornaamwoord in ‘Mejuffrouw Burgerhart gelieve maar te komen.’ Als Sara het huis van haar tante Hofland heeft ontvlucht en bij de weduwe Spilgoed haar intrek heeft genomen, mist ze haar muziekinstrumenten, haar muziek, al het linnen enz. Dan schrijft ze in opdracht van haar voogd Abraham Blankaart een formeel briefje (nr. 73) aan haar tante, waar deze spulletjes nog in huis staan. Ze weet hierin het gebruik van het persoonlijk voornaamwoord te omzeilen: ‘Zo UwE. een dag (...) gelieft te noemen, zal ik op dien dag lieden zenden, om het (...) te laten transporteeren.’ Ook in de slotzin, die ik hieronder behandel, zet ze deze handelwijze voort. De afstandelijkheid van brief 73 staat in contrast met Sara's brief 125 aan haar tante. Maar de situatie is nu ook volkomen anders. Mejuffrouw Hofland heeft in de voorgaande brief Sara namelijk meegedeeld dat zij door Benjamin en Slimpslamp beroofd is. Nu ze tot inkeer is gekomen, vraagt ze Sara vergeving voor al hetgeen ze haar heeft aangedaan. Hierop reageert Sara consequent met het gy-systeem, het ongemarkeerde systeem van de jonge generatie der hogere burgerij. Er komt geen UwE. meer aan te pas.
Resten van het epistolair taalgebruik vinden we in enkele slotformules van brieven die geschreven zijn door leden van de hogere burgerij. In brief 69, waarvan de uitgeefster heeft nodig gevonden deze ‘van de taal- en schryffouten eenigzins te zuiveren’, richt Charlotte Rien du Tout zich tot haar oom Dirk Welgezint. De hele brief bevat geen persoonlijk voornaamwoord van de tweede persoon. Het is Oom voor en Oom na. De slotformule sluit hierbij aan: ‘Ik ben, oom, UEd. Dienaresse en nicht, Charlotte Rien du Tout’. | ||||
[pagina 90]
| ||||
Brief 73 kwam hierboven al aan de orde. Dit formele schrijven van Sara Burgerhart aan haar tante besluit met: ‘Ik wensch UwE. alles goeds, en blyve UwEd. toegenegene Nicht en Dienaresse, Sara Burgerhart.’ Abraham Blankaart schrijft Zuzanna Hofland in een mengelmoes van het je- en het gy-systeem en maakt haar duidelijk, dat zij inderdaad alle bezittingen van Saartje moet laten weghalen. Hij besluit met deze zinnen: ‘Nu hebt gy order van my, om Saartjes goed te zenden. Ik blyve UWEd. Dienaar, Abraham Blankaart.’ Jan Edeling wil zijn zoon niet toestaan met Sara te trouwen. Zijn motivering maakt hij Blankaart bekend in brief 76, waarin hij het gy-systeem gebruikt. De slotzin sluit hierbij aan: ‘In afwagting daar van [t.w. Blankaarts instemming met zijn standpunt, vL], ben ik UwEd. Dienaar en Vriend, Jan Edeling.’
De vorm Uwé komt in de Sara Burgerhart uitsluitend voor in weergaven van mondeling taalgebruik. In brief 122 verhaalt Sara aan Letje Brunier een conversatie ten huize van de weduwe Spilgoed. Daarvoor gebruikt ze de dialoogvorm. Toen juffrouw Hartog Hendrik Edeling ‘geen vogel van de verhevenste vlugt’ noemde, reageerde de weduwe met: ‘Mooglyk is Uwé van gedagten, dat elk, die zich niet met het air van Ongeloof voordoet, een lagen geest is (...)’. Schamper lachend toont juffrouw Hofland haar bijbelkennis: ‘“Aan de vruchten zal men u kennen,” zegt de Bijbel, en dat is immers waar?’. Op deze woorden haakt Charlotte Rien du Tout in met de woorden: ‘Heer, Juffrouw, gelooft Uwé dan in den Bijbel?’. Gewoonlijk gebruikt Charlotte volkomen onsystematisch het je- en het gy-systeem als ze zich tot Juffrouw Hartog richt. Hendrik Edeling schrijft zijn broer Cornelis in brief 147, dat Abraham Blankaart en hij samen naar het huis van de weduwe Spilgoed zijn geweest. Daar ontmaskeren de huisgenoten juffrouw Hofland als de schrijfster van de anonieme brief aan Blankaart. Zij ontkent en zal na deze bejegening morgen het huis verlaten. Mevrouw Buigzaam, die inmiddels financieel onafhankelijk is geworden dankzij een onverwachte erfenis, reageert hierop met: ‘(...) het geen Uwé my sedert de laatste betaaldag schuldig zyt, schenk ik u (...).’ Als Cornelis Edeling zijn broer in brief 117 vrolijk fantaserend vertelt over de manier waarop hun toekomstige echtgenotes met elkaar zullen babbelen, komt de vorm Uwé ook een keer voor: ‘heden Zusje ik was zo dingzig (van streek, vL)! was Uwé ook zo dingzig, toen je eerst aan die droevige kiespyn raakte?’ Hoe moeten we deze verschillende gevallen van Uwé nu beoordelen? Het is opvallend, dat alleen de weduwe Spilgoed, die van adellijke geboorte is, de vorm Uwé slechts enkele keren in de mond neemt en deze aanspreking | ||||
[pagina 91]
| ||||
ook nog uitsluitend tot juffrouw Hofland richt, de quasi-geleerde savante. Dit, terwijl ze verder steeds het gy-systeem volgt. Op deze wijze maximaliseert zij niet alleen de afstand tussen haar en de toegesprokene, maar plaatst zij zich ook boven haar. Charlotte vindt dit Uwé kennelijk zo deftig, dat ze de weduwe nabauwt. Hoe ongebruikelijk Uwé moet zijn geweest, blijkt ook uit Cornelis' ludieke toepassing van deze aanspreekvorm. | ||||
Zyn Edele en dergelijke; een uitwijdingMet Uw Edele, Uw Eerwaarde en dergelijke richt de schrijver zich tot de geadresseerde. Daarentegen duidt de schrijver met Zyn Edele, haar Wel Edele een persoon aan, die buiten de directe communicatie staat. De schrijver spreekt niet tót, maar óver deze persoon. Het gebruik van het bezittelijk voornaamwoord in de genoemde substantiefgroepen is dus bepalend voor de aanduiding. Hoewel Uw Edele en dergelijke alleen kunnen gelden als zijdelingse aansprekingen, wil ik ter onderscheiding ook het gebruik van de groep Zyn Edele bespreken. Philips Alting maakt in brief 141 aan Pieter Spilgoed melding van het overlijden van Jan Bern, die uit dank voor de steun die hij bij zijn komst in Indië van Pieters vader heeft ontvangen, aan diens zoon of erfgenaam 90.000 Hollandse guldens bij testament vermaakt. Twee citaten uit de wilsbeschikking: ‘(...) dat zyn Edele [t.w. Cornelis Spilgoed, vL] my, door het opschieten van geld, occasie gaf om Negotie te doen, (...)’ en Jan Bern vermaakt de genoemde som gelds ‘(...) zo de Heer Pieter Spilgoed reeds voor my ware overleden, dan aan zyn Eds. Weduwe, Mevrouw Maria Buigzaam (...)’. Het artikel uit het testament van Jan Bern is niet in de briefvorm geschreven, maar in de vorm van een notariële akte. Hierdoor is de lezer ongedefinieerd en vereisen de persoonsaanduidingen in de akte, omdat zij niet de geadresseerden zijn, bij onderwerpsfunctie een derde persoon van de congruerende werkwoordvorm en bij voornaamwoordelijke aanduiding een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord van de derde persoon. Ook het gebruik van zyn Edele en in de genitief zyn Eds. vereist deze congruenties. In brief 5 verhaalt Sara aan Anna Willis haar levensgeschiedenis. Daarbij komen ook de ‘fijnen’ en de jonge jaren van haar ongetrouwde tante Hofland in beeld: ‘Die Slooven (Sara doelt op de fijnen, vL) dagten, dat Tante los was van de Waereld, om dat de wyze schikkingen van de Voorzienigheid nooit de eer hadden van haar Wel Edele te voldoen.’ Hier werkt het gebruik van de epistolaire vorm ironiserend. Zyn Edele en haar Wel Edele duiden dus personen aan die buiten het communicatieproces staan. Derhalve zijn de genoemde woordgroepen geen aanspreekvormen. | ||||
[pagina 92]
| ||||
3. Het type Juffrouw en OomHet type Juffrouw en Oom vinden we in brief 69, waarin Charlotte Rien du Tout zich tot haar weldoener Dirk Welgezint, de broer van haar moeder, wendt. Het is een onbeholpen brief, die door de uitgeefster enigszins van fouten is gezuiverd. Charlotte gebruikt geen enkele keer het je- of het gy-systeem ter aanspreking van haar oom, maar in plaats van het persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord gebruikt ze steeds het substantief Oom. Enkele voorbeelden: ‘Toen ik laast by Oom was, was Oom zo driftig, (...)’, ‘(...) ik ben evenwel Ooms Nicht (...)’. Bij Bregt en bij Pieternel treffen we het gebruik van Juffrouw aan in omstandigheden die bij hoger opgeleiden een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord uit de pen doen vloeien. In brief 11 van Sara aan Blankaart citeert ze Bregt, de huishoudster van haar tante Hofland: ‘Je Tante heeft altoos zelf den sleutel; maar als Juffrouw my niet beklappen zou, ik kan er toch wel by.’ Brief 64 van Pieternelletje Deegelyk aan Sara Burgerhart toont naast het je-systeem een ruim gebruik van de zijdelingse aanspreking met (de) Juffrouw. Voorbeelden volgen: ‘(...) dat ik gehoort heb, dat de Juffrouw gaat trouwen (...)’, ‘(...) of Juffrouw my weer wou inhuren (...), ‘Was ik maar weêr zo in men eigen gedoentetje by Juffrouw (...)’, ‘(...) ik wensch nog uit Juffrouws huis gedragen te worden (...)’. Bij Charlotte Rien du Tout, Bregt en Pieternel is de ontwijkingsstrategie van het voornaamwoord door gebruikmaking van het type Juffrouw en Oom een combinatie van stilistisch onvermogen en streven naar fatsoenlijk gedrag van een mindere tot een maatschappelijk hoger geplaatste. | ||||
4. BesluitHet type Uw Edele zowel als het type Juffrouw, Oom komt in de Sara Burgerhart in een zeer gering aantal voor. Het je- en het gy-systeem tellen samen 4159 voorkomens. Het Uw Edele-type en het Juffrouw en Oom-type halen samen nog niet eens één procent van dit aantal. Naast het traditionele gebruik in de slotzin van enkele brieven werkt het eerste type bijzonder formeel-afstandelijk in de lopende tekst. Bij leden van de hogere burgerij en de adel is de afstand tot de geadresseerde dan aanmerkelijk groter dan bij het ongemarkeerde gy-systeem. Het gebruik van Uwé is zo gemaakt-deftig, dat het in een luchtige context gemakkelijk ook als een geestigheid van de schrijver kan worden begrepen. | ||||
[pagina 93]
| ||||
Zyn Edele e.d. - altijd gebruikt ter aanduiding van een persoon buiten de correspondenten - passen in zeer formeel en notarieel taalgebruik. Ook dit type leent zich voor ironisering. Het type Juffrouw, Oom uit de pen van de weduwe Spilgoed toont formele achting voor een haar onbekende geadresseerde. Als echter Charlotte Rien du Tout, Bregt en Pieternel dit systeem gebruiken met betrekking tot een sociaal hogere persoon die zij al jaren kennen, toont het naast achting vooral onbeholpen nederigheid. | ||||
Bibliografie
|