Voortgang. Jaargang 19
(2000)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |||||||||||||||||
Jezus en de overspelige vrouw
| |||||||||||||||||
Een spel uit een verloren archiefDit is het omgaende spel datmen speelt altyt op den ommegancx dach binnen Middelburch. Zo begint Adolph van Lare op zaterdag 4 juni 1569 in een rekeningenboek van het Middelburgse chirurgijnsgilde de tekst van een kort spel te noteren. Het is nauwelijks een toneelstuk te noemen, meer een korte bijbelse scène.Ga naar eind1 Het rekeningenboek van het stedelijk barbiers- en chirurgijnsgilde, waarin de toneeltekst was opgenomen, werd op 23 oktober 1876 door de gemeente Middelburg uit een particuliere nalatenschap aangekocht. Het jaar daarop, 1877, verscheen van de hand van A.A. Fokker over de geschiedenis van het Middelburgse chirurgijnsgilde een artikel in het Nederlandsch tijdschrift voor geneeskunde.Ga naar eind2 Daarin vermeldt hij de tekst van het spel als voorbeeld van een ‘zedenkundig spel’. Het was Fokker die tussen de aantekeningen in het begin van het eerste rekeningboek van het gilde de tekst van het ommegangsspel had zien staan en daarmee is hij eigenlijk de ontdekker van het spel. Als bijlage heeft Fokker een ‘naamlijst der vrije chirurgijns, opgenomen in het gilde te Middelburg, sedert 1501’ bijgevoegd. Onder nummer 55 vinden we Adolf van Laere,Ga naar eind3 toegelaten in 1557. Van Lare is volgens deze naamlijst drie maal deken van het gilde geweest en vijf maal beleder, een soort bestuurder. Als 64 jaar later Dirk Schoute, geneesheer-directeur van het Middelburgse gasthuis, in hetzelfde tijdschrift weer over het spel schrijft, is het origineel in vlammen opgegaan bij het bombardement van Middelburg in mei 1940.Ga naar eind4 Gelukkig had Schoute, die zich zeer interesseerde voor de geschiedenis van zijn vak en het Middelburgse gasthuis en (ook) naam maakte als medisch historicus, voor de oorlog iets bijzonders gedaan. Van archiefstukken had hij | |||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||
namelijk lantaarnplaatjes laten maken voor zijn vele lezingen over het gilde van de chirurgijns en ‘zijn’ gasthuis. Op die originele lantaarnplaatjes stond onder meer de volledige tekst van het toneelstuk. Toen het archief verloren bleek, vond Schoute daarin aanleiding op basis van die inmiddels kostbare lantaarnplaatjes tot publicatie over te gaan van het spel. Het artikel van Schoute bevat, na een korte inleiding en een transcriptie, ook afdrukken van het handschrift op basis van nieuwe negatieven die hij van de lantaarnplaatjes had laten maken. Pogingen om de originele lantaarnplaatjes te lokaliseren, hebben geen succes gehad, maar gelukkig heeft Schoute wel iets anders gedaan. In 1942 heeft hij, inmiddels geneesheer in ruste te Wassenaar, voor het Zeeuwsch Genootschap een indrukwekkend tweedelig album samengesteld met ruim 70 nieuwe afdrukken van de foto's die hij in 1916 had laten maken van het chirurgijnsarchief. Daardoor hebben we van het handschrift een goed idee, zodat we het niet alleen hoeven te doen met die lastig leesbare afbeeldingen bij zijn artikel.Ga naar eind5 De Middelburgse toneeltekst is geregistreerd door Hummelen (1968), en door Ramakers (1996) betrokken in zijn studie naar ‘toneelkunst en processiecultuur in Oudenaarde’, maar na Schoute niet meer uitgegeven, ondanks het feit dat de tekstbezorging van Fokker en Schoute verouderd is.Ga naar eind6 Er is nòg een reden om serieus naar het spel te kijken. In de Nederlandse letterkunde zijn er nauwelijks processiespelen overgeleverd; daarom is de Middelburgse tekst alleszins de moeite waard.Ga naar eind7 Bovendien is dit spel, hoe bescheiden ook, gerelateerd aan een stedelijk gilde, te weten het gilde van de barbiers- en chirurgijns. Het schijnt de enig bekende toneeltekst uit die omgeving te zijn.Ga naar eind8 Ten slotte levert hernieuwde studie van dit spel enkele nieuwe gegevens op over de stedelijke processiecultuur te Middelburg die het werk van Ramakers (1996) voor Oudenaarde aanvullen.
Het opschrift van het Middelburgse spel datmen speelt altyt op den ommegancx dach maakt duidelijk dat het een zogenaamd processiespel betreft, een toneelscène die in een ommegang gespeeld werd. De Middelburgse toneeltekst verbeeldt een scène uit Jezus' leven die te vinden is in Johannes 8, 1-11. De populariteit van dit soort spelen duurt niet langer dan tot halverwege de zestiende eeuw, wanneer de naderende hervorming geleidelijk een eind maakt aan de traditie van ommegangen en ommegangsspelen.Ga naar eind9 Het stadsbestuur van Middelburg zal na de beeldenstorm van 1566 en 1567 de processiecultuur nog enige tijd in ere herstellen: het desbetreffende spel werd genoteerd in 1569. In de jaren 1572-1574 werd Middelburg belegerd door prinsgezinde geuzen. Na de overgave vertrok de bisschop uit de abdij naar Antwerpen en stond de stad aan de kant van de prins van Oranje en van de reformatie. | |||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||
Sacramentsdag en ommegangsdagVanzelfsprekend zijn in de Middeleeuwen ommegangen gerelateerd aan kerkelijke feesten, vaak met een plaatselijk karakter. De viering van het Sacrament was op veel plaatsen aanleiding voor een devote processie, al dan niet met toneel. Ook in Middelburg treffen we de sacramentsprocessie aan en ook daar is die dag aanleiding voor feestelijkheden. Feestelijke ommegangen met toneel voor Sacramentsdag op andere plaatsen, in het bijzonder Oudenaarde, geven ons een idee van dat soort processiespelen. Wat is nu eigenlijk Sacramentsdag? Tijdens het laatste maal dat Jezus met zijn volgelingen voor zijn gevangenneming had, gaf hij brood en wijn met de woorden: dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed. Het is de kern van het misritueel geworden, de eucharistie, en staat bekend als ‘sacrament des altaars’, een van de zeven sacramenten die de kerk kent. Door de woorden van de priester herhaalt zich het wonder van de verandering, de transsubstantiatie van brood in lichaam, van wijn in bloed. Voor de leek was in de Middeleeuwen de geestelijke communie - het zien van de priester met hostie en opgeheven beker - regel; de sacramentele communie - het werkelijk consumeren - vormde een uitzondering. Door Paus Urbanus IV werd in 1264 in de bul Transiturus de hoc mundo een viering ter ere van de instelling van dit sacrament verordonneerd. Tegen deze religieuze achtergrond ontwikkelde zich een feest, dat gevierd wordt op de donderdag na Triniteitszondag (de zondag na Pinksteren). De keuze van een donderdag voor de viering van de instelling van het altaarsacrament riep Witte Donderdag, de dag voor Goede Vrijdag in herinnering.Ga naar eind10 Het bisdom Luik wordt gezien als plaats waar de Sacramentsdag als kerkelijk feest zijn oorsprong heeft. Onderdeel van dat feest op Sacramentsdag was vanaf de veertiende eeuw een processie, aanvankelijk onder verantwoordelijkheid van de kerk. In het begin is dit een beperkte rondgang geweest in en rond een kerk, een parochie of een stadsdeel. Later werd deze processie een feestelijke tocht door de stad. Ieper kende reeds in 1323 zo'n processie. De sacramentsprocessie was in alle Europese landen een uiterst belangrijke kerkelijke activiteit die de gehele stedelijke burgerij raakte. Ze werd voor de hele stad, magistraat en burgers, vooral belangrijk toen het stadsbestuur de organisatie van de clerus overnam. Als een stad een jaerlicschen ommeganck (zoals in Oudenaarde) heeft, wordt daarmee vrijwel altijd bedoeld de sacramentsprocessie.Ga naar eind11 Een belangrijke lokale relikwie kon eveneens tot centrum worden van een grote ommegang en plaatselijk de functie van de sacramentsprocessie overnemen. De gang van zaken lijkt daarbij op de sacramentsprocessie, die als ‘stille processie’ overigens intact blijft. Zo ging het ook in Middelburg.Ga naar eind12 | |||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||
De sacramentsprocessie had volgens sommige onderzoekers de functie de eenheid in verscheidenheid van de stedelijke samenleving uit te drukken. Dat ‘had te maken met de interpretatie van het Heilig Sacrament, het Corpus Christi, als symbool van het “openbaar lichaam” van de stad, waarvan iedereen deel uitmaakte’, aldus Ramakers.Ga naar eind13 Ook als men een dergelijk metaforisch verband niet wil leggen, moet men tot de conclusie komen dat in de sacramentsprocessie de middeleeuwse samenleving zich weerspiegelde volgens de kerkelijke, politieke en burgerlijke hiërarchie, ‘in een stijgende reeks van rangen’. In de processie gingen de minder belangrijke groeperingen voorop met hun figuren en uitbeeldingen. Daarna kwamen de wijken, straten, gezelschappen en ambachten met hun dekens, dan de geestelijke groepen, mogelijk andere heilige voorwerpen meedragend en aansluitend de hoogwaardigheidsbekleders en de stedelijke ambtsdragers. Ten slotte liepen aan het eind van de processie de schepenen voor of naast de monstrans met het sacrament, die gedragen werd door priesters. Dat Heilig Sacrament zal in een schrijn of monstrans gedragen zijn op een draagberrie met een baldakijn erboven, zoals op middeleeuwse afbeeldingen staat. In Oudenaarde is er in 1399 een conflict over de volgorde in de processie. Tot dan toe gingen de wolwevers als grootste en machtigste gilde voorop, maar de tapijtwevers betwistten hun die plaats.Ga naar eind14 De ambachten toonden zich ten dienste van de stad als openbaar lichaam solidair, wat jaarlijks in de sacramentsprocessie werd gedemonstreerd.
Overal waren rederijkerskamers en ambachtsgilden nauw betrokken bij de organisatie. Ze verzorgden voor de processie figuren - levende groepen, stomme figuren of tableaux vivants - die zowel in de stoet op wagens, sleden, te voet of te paard, als ook langs de weg op stellages vertoond werden. In deze levende beelden konden door de personages korte, berijmde dialogen worden uitgesproken. Na afloop van de processie werd feestelijk en stichtelijk toneel vertoond. Zo blijkt uit het onderzoek op basis van de archiefgegevens van Oudenaarde dat het publiek na afloop van de processie nog heel wat te zien kreeg: wagenspelen, kluchten en soms 's avonds een omvangrijk zinnespel, een typisch rederijkerstoneelstuk met allegorische figuren en een moreel-christelijke boodschap. Voor de rederijkers waren er meer gelegenheden zich te manifesteren. Op Palmzondag, met Pasen en Pinksteren kwamen ze met toneel, en ook tussen Onnozele-kinderendag (28 dec.) en vastenavond participeerden ze in het stedelijk vermaak. Behalve deze periodieke activiteiten traden ze op bij toneelwedstrijden, plechtige bezoeken aan hun stad zoals blijde inkomsten van de graaf, vorstelijke vieringen bij geboorte en huwelijken, politieke | |||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||
momenten zoals overwinningen en vredesverdragen. De rederijkers verzorgden op Sacramentsdag zo goed als zeker niet de belangrijkste manifestatie, het overgrote deel van de activiteiten op die dag in Oudenaarde bijvoorbeeld kwam voor rekening van de stadsbevolking, de gilden, de wijken en straten.Ga naar eind15 Soms kwam er die dag hoog bezoek. In 1480 was Maria van Bourgondië aanwezig, die de dag voor Sacramentsdag haar Yoieuse Entrée had gemaakt; in 1532 was Maria van Hongarije bij de ommegang. In 1491 was de hulpbisschop van Doornik te gast, die zelf het sacrament droeg.Ga naar eind16 In Oudenaarde vormde Sacramentsdag het hoogtepunt van de feestcultuur waarmee andere steden, ook grotere als Gent en Brugge, voorbij gestreefd werden. ‘Sacramentsdag werd universeel gevierd en overal werd die dag processie gehouden, maar nergens met zoveel luister van levende beelden als in Oudenaarde. Sterker nog: geen enkele andere ommegang in de Nederlanden, op Sacramentsdag of op andere feestdagen, zou met zoveel figuren worden versierd als die in de kleine Scheldestad’, aldus Ramakers.Ga naar eind17 Vergelijken is op dit punt moeilijk. In andere steden was er veel toneel te zien op andere feestdagen of ommegangsdagen, die gekoppeld waren aan plaatselijke relikwieën, heiligenbeelden of devote tradities. In Brussel werd na de processie van Onze-Lieve-Vrouwe van de Zavel jaarlijks één van de zeven Bliscappen van Maria opgevoerd. In Breda was er in de late Middeleeuwen een kruisprocessie op tweede pinksterdag.Ga naar eind18 In Bergen op Zoom werd tijdens de vijftiende en zestiende eeuw jaarlijks op de tweede zondag na Pasen tegelijk met een markt eveneens een Heilige-Kruisommegang gehouden. Aan het hoofd van de stoet liepen dan de schuttersgilden, daarna reuzen en het ros Beyaert met de Heemskinderen. Dan volgden er allerlei religieuze figuren in toneelachtige scènes met gesproken of afgebeelde teksten. Een beetje ommegang kon niet zonder toneel. | |||||||||||||||||
OmmegangstoneelTijdens processies beeldden gelovigen allerlei thema's uit. Op enkele, met stedelijke wapens, met voorwerpen of afbeeldingen gemarkeerde plaatsen waar mogelijk ook een verhoging opgesteld stond, werd halt gehouden om een korte scène uit te beelden. Ook werden op wagens of sleperskarren door deelnemers religieuze situaties en geschiedenissen uitgebeeld. Wie niet deelnam aan de figuren, kon officieel als representant van een stedelijke groep, een gilde, een broederschap, een orde of klooster meelopen. De rest kon komen kijken; daaronder de minder bedeelden, afkomstig van het platteland. De stedelijke magistraat beloonde de deelnemers met geschenken, meestal presentwijnen en vergoedingen voor onkosten, zoals reizen, kleding, opvoeringsmateriaal. Via stadsrekeningen kan men daarvan een idee krijgen, en | |||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||
door de omvang van de geschenken en de rangorde krijgt men soms ook een indruk van het relatieve belang van de bijdragen en de deelnemers. Uit het figurenprogramma van Oudenaarde weten we hoe veelomvattend en belangrijk de ‘levende beelden’ waren in de ommegangscultuur van de late Middeleeuwen. In de toneelstukken met gesproken tekst wordt eveneens veelvuldig gebruik gemaakt van tableaux vivants; ook de handeling zelf draagt een tableau-achtig karakter. Teksten van processiespelen zijn maar in beperkte mate overgeleverd. In Oudenaarde werd na afloop van de processie een spel, getiteld Het Paradijs opgevoerd. Hummelen (1968) heeft er nog enkele geregistreerd. Zo is er het Waghenspel vanden berch Thabor, het verhaal van de verheerlijking op de berg uit Mattheus 17, dat de ‘snijders tot haarlem plochten te spelen inden groten ommeganck S. Jansmisse’. Een ander spel staat bekend onder de naam Maria Joseph Getrout, een processietekst uit Roermond.Ga naar eind19 Het betreft hier speel- of spreekteksten van geringe omvang met een heilshistorische of bijbelse stof en een zeer eenvoudige, niet-allegorische handeling, terwijl ook de mise-en-scène simpel is.Ga naar eind20 De thematiek van de figuren en spelen die in processies voorkomen, kan men globaal verdelen in enkele rubrieken. Ramakers (1996) onderscheidt behalve de categorieën ‘reuzen, vorsten, leerstellingen en wonderen’ en ‘Christus en Maria’, ook oud- en nieuwtestamentische onderwerpen. Het Middelburgse spel moet gerekend worden tot het nieuwtestamentische type dat na 1505 in processies verschijnt en in toenemende mate populair wordt. Het onderwerp ervan heeft zijn pendant in een cyclus van spelen die in Engeland bekend zijn. Deze cyclus bestaat uit een kwartet taferelen uit Jezus' openbare leven: Jezus te midden van de leraren, Jezus die door de duivel op de proef wordt gesteld, Jezus en de overspelige vrouw en de opwekking van Lazarus. | |||||||||||||||||
De Middelburgse situatieHet Middelburgse spel werd in de stad opgevoerd tijdens een processie die niet op Sacramentsdag plaatsvond maar op een speciale ommegangsdag, 11 dagen later. Op het eerste gezicht een vreemde mededeling: de Sacramentsdag, waarop er (ook) een processie wordt gehouden, is traditioneel elf dagen na Pinksteren.Ga naar eind21 Hier is er 11 dagen later (weer) één. Toch is de tekst niet voor tweeërlei uitleg vatbaar: op den omgancx dach (...), dry weecken naer sinxen ende elf dagen naer sacramentsdach. Waarom gebeurt dit in Middelburg zo, waarom twee kerkelijke feesten zo kort na elkaar, met twee processies? De grote ommegang werd in Middelburg gekoppeld aan een lokale traditie. In de in 1575 afgebroken Middelburgse Westmonsterkerk (op de Markt) bevond zich (naar we mogen aannemen) een reliek: een stukje hout | |||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||
van het kruis van Christus dat in een met kristal overdekt kistje bewaard werd. Het werd jaarlijks tentoongesteld en in en buiten de stad rondgedragen.Ga naar eind22 Bij het vaststellen van een datum waarop de kruisprocessie plaatsvond, rijzen overigens allerlei problemen. Volgens een opmerking in de excerpten van de stadsrekeningen valt de Heilige Kruis-ommegang in 1444 op 26 juni, een vrijdag die niet past in de ‘regeling elf dagen na Sacramentsdag’ en ook nergens steun vindt.Ga naar eind23 Bij een besluit van de raad der stad van 10 mei 1567 heeft de uitgever van de Bronnen van Middelburg zich gehouden aan de gebruikelijke berekening: Sacramentsdag valt in dat jaar op donderdag 29 mei, zodat de kruisprocessie op maandag 9 juni kan hebben plaats gevonden, maar dat klopt niet met de drie weken na Pinksteren.Ga naar eind24 De Stoppelaar, gemeente-secretaris van Middelburg in de negentiende eeuw en kenner van de archieven, stelt zonder nadere adstructie: ‘De groote ommegang had des zondags plaats’.Ga naar eind25 In dat verband is er nog iets merkwaardigs. Het is bekend dat er bedevaarten en boetedoeningen als straf opgelegd werden. Zo moest in Middelburg Tanneken Hubregtse in een boetekleed met een waskaars in de ommegang meelopen, omdat ze na een miskraam de vrucht in een gracht had gegooid. In dit geval schijnt de ommegang op 3 juli 1565 te hebben plaatsgevonden.Ga naar eind26 Dat was echter een dinsdag, terwijl maandag 2 juli 11 dagen na Sacramentsdag was. Zou de archiefbron hier de dag zijn geweest waarop de strafprocessie administratief is afgewikkeld? Hier valt alleen met veronderstellingen te werken: zo is het onwaarschijnlijk maar mogelijk dat de Sacramentsdagprocessie op de tweede woensdag na Pinksteren viel. Mogelijk is ook dat de kruisprocessie aanvankelijk op zondag viel, maar bij toenemende wereldlijke toneelactiviteiten naar de maandag werd verplaatst. In ieder geval zou dat een redelijke verklaring zijn voor het feit dat de rederijkers op de dinsdag na de ommegangsdag nog een spel speelden.Ga naar eind27
De ontwikkeling van de twee processies binnen de stedelijke cultuur van Middelburg valt bij gebrek aan duidelijke gegevens niet eenvoudig te reconstrueren. Aanvankelijk lijkt toch de sacramentsprocessie de belangrijkste te zijn geweest. We hebben daarvoor enkele aanwijzingen. Voor 1365-1366 treffen we in de stadsrekeningen slechts onkosten aan voor de sacramentsprocessie. We vinden in de rekeningen van dat jaar gegevens over rondreizende muzikanten en verhalenvertellers. Ze kregen geld en een maaltijd van het stadsbestuur. Uitgaven voor de sacramentsprocessie vinden we in de Middelburgse stadsrekeningen jaarlijks. Zo is er in 1366-67 sprake van ‘meistreylen die voren tsacrament ghengen’.Ga naar eind28 Optredens van soms met name genoemde vedelaars, bespelers van ghytaernen (luitisten), rebekspelers, pijpers, schal- | |||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||
meiblazers worden genoteerd, ook een ‘q[un]stenaere van zegghene’, een voordrachtskunstenaar.Ga naar eind29 Leden van het stadsbestuur en ambtenaren in dienst van de stad krijgen een vergoeding voor hoeden en handschoenen. Onder andere in 1399 trad Willem van Hildegaersberch op.Ga naar eind30 Al deze onkosten, ook wat het optreden van de kunstenaars en verhalenvertellers betreft, hebben betrekking op de processie op of ter gelegenheid van Sacramentsdag. In de stadsrekeningen zien we voor het eerst in 1444 systematische uitgaven voor een andere processie, namelijk die van het Heilig Kruis. Kesteloo stelt: ‘Sedert 1444 moet het stadsbestuur zich deze zaak meer bepaald aangetrokken hebben, althans in de rekening van dat jaar vindt men er voor het eerst uitgaven voor’.Ga naar eind31 Er werd betaald ‘om den boom van Yesse te helpen maken’. Dat kan een decorstuk geweest zijn voor de rederijkers wier kamer die naam droeg.Ga naar eind32 Tevens werd een grote zilveren plaat voor het Kruis betaald, die (op een of andere manier) met zilveren koorden eraan bevestigd was. Een betaling (met een scaepsbuuc en een vat bier) aan de schutters, aan magede (maagden) en aan de gezellen van Veere, die op de wagens speelden, is in dit verband interessanter. Geleidelijk zijn mogelijk de twee processies van karakter veranderd. De sacramentsprocessie zou dan de kleine processie zijn geworden en de kruisprocessie de grote ommegang die voor de stedelijke cultuur, compleet met muziek, dans en toneel het belangrijkste was. Vanaf deze jaren - 1445 en verder - treffen we in de stedelijke ordonnanties voor verschillende gilden verplichtingen aan ten aanzien van de twee processies. Dit laat zich toelichten met besluiten van de ‘raad en wet’ van de stad, waarbij toneel- en feestgegevens de nadruk krijgen. Ook de rekeningen van de gilden leveren gegevens. In de jaarrekening over 1518-1519 van het gilde van de timmerlieden worden de kosten verantwoord die het gilde onder meer heeft gemaakt voor de Sacramentsdag en de Ommeganckdach.Ga naar eind33 Voor de eerste processie worden behalve voor eten en drinken kosten gemaakt voor de toortsen, de standaard en een pijper. Voor de ommegangsdag worden bovendien onkosten vergoed voor camelen. Deze waren gemaakt van hoepels van essenhout, gespijkerd op planken. IJzeren hoepels vormden de bulten. Het geheel was bekleed met canefas en saai (linnen en wollen stof). Kop en hals waren gesneden. Onder iedere kameel gingen twee mannen. Dit soort figuren - paarden, eenhoorns en kamelen - is ook van elders bekend. In de Oudenaardse processie zijn er kamelen voor de drie koningen. In de jaarrekening van het chirurgijnsgilde over 1518-1519, geschreven in een sterk dialectische taal, komen na elkaar de kosten van beide processies | |||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||
voor. De chirurgijns maken ongeveer dezelfde kosten voor de Sacramentsdag als de timmerlui. Voor de nomgandache (ommegangsdag) worden behalve de normale kosten ook die voor een paard en wagen verantwoord en bovendien voor kerisdraharis (kaarsdragers).Ga naar eind34 De chirurgijns krijgen in 1536 een aangepaste ordonnantie die onder meer voorschrijft dat een chirurgijn tijdens processiedagen als die processie compt zijn bloet inne te halen totter tijt toe, dat de processie (...) dat volck leden es: als de processie voorbij komt moet elke chirurgijn zorgen dat het bloed van het aderlaten niet buiten op straat staat, maar naar binnen is gebracht totdat de processie en de mensen voorbij zijn. De magistraat schrijft in 1521 de gilden voor (als artikel twee): dat alle vriemeesters gehouden zullen zijn van nu voirtan up den Sacramentsdach ende op den Ommegancdach te gane onder haire kaersen, zo varde zy binnen der voorscr. stede zijn gesondt, oft tenware oock, dat zy scutters waren ofte hemlieden by burchmeesters ende scepenen voornoemd anders belast wierde. Ende de twee, die in de voirscr. neeringen laetst innecommen, zullen gehouden wesen te dragen de kaerssen, ende die twee laetste dairnair die standairt, alsoe als dat behoirt (...).Ga naar eind35
Aan het eind van de zestiende eeuw verandert er iets in de bepalingen. In oudere ordonnanties werden wel boetes opgelegd voor als men in gebreke bleef, maar werd geen actieve deelname aan de processies voorgeschreven. Dat sprak vanzelf. Mogelijk was deelname op een bepaald moment voor een lid niet (meer) vanzelfsprekend, in ieder geval eiste het stadsbestuur in de tweede helft van de zestiende eeuw van alle maatschappelijke organisaties participatie: zo werden de processies een manifestatie van de stad als juridische, religieuze en sociaal-economische gemeenschap. Uiteraard gold deelname van de schutters als uiting van de stedelijke macht. | |||||||||||||||||
De gilden en de rederijkers in de 16-eeuwse processiesWie nagaat wat de ‘wet en raad’ van de stad Middelburg in de tweede helft van de zestiende eeuw regelt en besluit met betrekking tot de processiecultuur, voelt in de ambtelijke stukken de oplopende spanning. De regelingen staan tussen de diverse documenten die straffen en maatregelen tegen hervormingsgezinde burgers en geschriften bevatten. Op 18 mei 1564 regelt het stadsbestuur de deelname van de gilden en de rederijkers aan de ommegang. Gilden die meedoen aan de processie met spelen zullen geschenken ontvangen, maar zij die niet mee willen doen, zullen zich mogen ontslagen achten van de plicht. De rederijkers krijgen een fors bedrag voor het spelen in de ommegang van het Meyespel en op de dinsdag na de ommegangsdag.Ga naar eind36 | |||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||
Op 30 mei 1566 komt de magistraat met een dwingend gestelde publicatie Roerende Sacramente- ende Ommeganckdaegen, hoe men alsdan in ordene gaen sal. Het eerste artikel schrijft de drie schutterijen voor wat ze op de processiedagen moeten doen: tijdens de sacramentsprocessie moeten ze in hun mooie kleren opkomen; op de Ommegangsdag moeten ze komen int harnas met zijn geschut, wat in de tekst gecorrigeerd is door sullen insgelijcx dragen huerluyder tabbaerden. In artikel twee krijgen alle dekens en beleders met hun ambochtsvolck het voorschrift dat ze zullen gaan met huere keersen op den voorscr. daege des morgens goets tijts ten acht uuyren in sinte-Pietersstrate, om in de processie te gaene. Wie van het gildebestuur opdracht heeft met kaarsen te lopen, krijgt bij weigering een boete. Dan volgen artikelen die het toneeloptreden van de gilden en de taak van de rederijkers regelen. Vervolgens komt de opdracht aan het publiek de goten en straten te kuisen: (3) Item, dat eenen yeghelick van den ambochten ende gilden zullen toemaecken ende ordonneren heur spelen volgende den nyeuwen voet ende ordonnantie, daerop laest gemaect, tot eerwaerdicheyt van den heylighen cruyce, siercheyt van den ommeganck ende eere van elck ambocht; ende de maechden ende de andere, die daertoe gecoren worden, en sullen hem nyet moegen weygeren, op de correctie van der voorscr. stede.
Dat is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. In vroegere ordonnanties en voorschriften valt op dat voor het dragen van kaarsen enige dwang nodig is; de jongste gildeleden moeten doorgaans met de kaarsen lopen. Maar in deze ordonnantie zijn toon en uitleg scherp en formeel. Er valt nog meer af te leiden. De rederijkers lijken op grond van artikel vier een coördinerende rol te hebben.Ga naar eind38 In de tweede helft van 1566 begon in Middelburg, als eerste stad in het huidige Nederland, de beeldenstorm. Op 21 augustus hoorde men ter plaatse omstreeks vier uur in de middag wat er een dag eerder in Antwerpen was gebeurd. Daarop drongen mensen de Westmonsterkerk binnen en sleepten zij een beeld van Christus op een ezel uit de kapel van de biertappers naar buiten. Dit beeld werd aan stukken geslagen. De magistraat wist aanvankelijk de mensen tot bedaren te brengen en de kerk te sluiten. De andere dag echter kwam er een menigte van zo'n 600 personen die de abdijkerken binnendrongen en alles kort en klein sloegen. Daarna ging het naar de West- en | |||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||
Noordmonsterkerk. Binnen een uur of drie, vier was de beeldenstorm uitgeraasd, althans de eerste fase want het bleef nog vele maanden onrustig in de stad en een officieel onderzoek volgde.Ga naar eind39 In het volgende voorjaar boog het stadsbestuur zich over de nu ontstane situatie met betrekking tot de processies. Op 10 mei 1567 besloten wet en raad van de stad tot een andere, sobere aanpak. Sacramentsdach naestcommende zal een devote processie deurgaens sonder ontbyte, ende dit al naer oude costuyme, zonder keersen ende toortsen. Een uiterst bescheiden sacramentsprocessie, zelfs zonder kaarsen en zonder eten. Ook de Ommegangsdag krijgt een nadere overweging: dat men de processie op den Ommegancxdach dragen sal stille, sonder dat ghilden ghehouden sullen wesen uuyt te brenghen eenighe spelen, maar dat alle de schutteriën sullen comen in wapenen ende de ghilden met haer toortsen ende kersen naer oude costuyme, ende dat men tcruyce buyten ommedraghen zal naer constuyme, ende daerentussen sullen de scutteriën ende ghilden ontbiten naer costuyme.Ga naar eind40
Op de ommegangsdag moet de stad met de schutters en de gilden zich wèl manifesteren, maar deze laatsten mogen zelf beslissen of ze iets met tableaux vivants of sprekend toneel willen doen. Een besluit van ‘wet en raad’ van donderdag 7 juni 1567 (een week na Sacramentsdag, een paar dagen voor de kruisprocessie) onderstreept nog eens krachtig wat er van de gilden verlangd wordt bij de komende ommegang: alle leden moeten met toortsen lopen en niemand mag vreemden sturen als plaatsvervangers, ende personen sullen persevereeren op den Ommegancxdach met haer toertsen te gaene voert heylich sacrament.Ga naar eind41 Hieruit blijkt dat de oude costuyme de ommegangsdag en de sacramentsprocessie moet redden.Ga naar eind42 | |||||||||||||||||
Toneel op de ommegangsdagZoals vrijwel overal, kwam in de loop van de tijd de verantwoordelijkheid voor de in oorsprong kerkelijke feesten in handen van de stedelijke overheid te liggen, die zich zo kon manifesteren en daarbij gilden, rederijkers en wijken en straten inschakelden. In de Middelburgse stadsrekeningen lezen we vanaf 1366-1367 dat er muzikanten meelopen in de sacramentsprocessie. Vanaf 1451 vinden we aanwijzingen voor toneelopvoeringen. Na 1480 zijn de rederijkers betrokken bij de organisatie van de ommegang, wat in een nieuw privilege in 1484 bevestigd wordt. Wat hebben we nu aan theatrale feiten? Jan van der Gouwe en zijn metgezellen kregen in 1451 acht schellingen omdat hij een spil gheordineert ende ghemaect hadde dat si mede in die pro- | |||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||
cessie omme ghinghen doen men twaerde heijligh sacrement ende oec twaerde heijligh [kruis] omme droech ende oec veel spils makede. Zouden er toen nog spelen op beide processiedagen opgevoerd zijn? In ieder geval verdiende het jaar daarop (1452) deze Van der Gouw een bedrag met het schilderen van een wapenschild van de graven van Holland om de ommegang van het heilig kruis mee te versieren. Dit soort uitgaven komen geregeld voor. In 1482 hebben officiers van de stad, stedelijke ambtenaren, ommegedragen inden name vander selver stadt theilige cruce van Westmonster in de processie van den ommegang ende gepresenteert een juweel van een casuffel met twee rocken en met huere toebehoiren van groene flueele, een priesterkleed bestaande uit opper- en onderkleed met een kostbare versiering.Ga naar eind43 Toneel, figuren, en muziek - daarmee wordt de heilige kruisprocessie in Middelburg in de tweede helft van de vijftiende eeuw tot een stedelijke manifestatie van grote allure. Dat wisten ze ook elders: in 1490 kwamen vier schalmeispelers uit Gent meedoen. Het is in deze periode dat eveneens de rederijkers van elders op beloningen kunnen rekenen. Zo kregen die van Veere en Reimerswaal in 1494 voor ‘hunne battementen’ op de ommegangsdag wijn. In 1472 werd een vergoeding betaald aan iemand, omdat het paard van Sint Joris zijn wijf een beent ontween smeet in den omganck. Dat de ommegangsprocessie een soort toneelfestival wordt, blijkt uit het feit dat in 1497 het gilde van de schilders met een spel de eerste prijs winnen en de schippers de tweede. De schilders blijven het goed doen in de jaren erna. In 1500 en 1501 kregen de schilders de hoogste prijs omdat zij in de processie het schoonste spel hadden. De barbiers komen in 1502 op de vierde plaats. In 1518 betaalde de stad de onkosten van het maken van vier stellages ‘daer die stomme personagen op stonde inde processie’.Ga naar eind44 Uit een rekening van de kramers over 1499 valt de titel van een spel te reconstrueren: den sayeres en mayeres en Josep.Ga naar eind45 Ook leden van buitenlandse handelsdelegaties die in Middelburg gevestigd waren, deden mee. In 1525 kregen Portugezen - er was een Portugese stapel in Middelburg - een bedrag omdat ze zwaarddansen hadden opgevoerd op zowel Sacramentsdag als de ommegangsdag. Met andere woorden: ook op Sacramentsdag is er dan nog wat te doen geweest. Dat wordt ook bevestigd door een post in de stadsrekeningen voor drie schalmeiers tijdens de zogenaamde zwetende ziekte; ze liepen ‘in de processie generael voir theijlige sacrament’.Ga naar eind46 In 1528 kregen de viskopers een vergoeding omdat ze veel kosten gemaakt hadden ‘opden lesten omeganck int uutbringen van trostbaert’. In 1530 komen ze weer met Roesbayaert. Dat stond aanvankelijk onder een dak bij de Gortstraatpoort in het Schuttershof, maar in 1549 is sprake van het ‘nieuwe huijs van Rosbeyaert staende op de harinckplaats’. In 1580 volgt nog een | |||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||
identieke post. In 1532 kreeg een schilder geld ‘over dat hij twee cleeren voir Adam ende Eva serpendt met twee duvels hoofde’ had gemaakt. Twee kleren - voor elk één, in de scène van de zondeval? Een schoolmeester uit Bergen (op Zoom?) speelde op den ommegangsdag in 1533 voor de ‘heeren van de stad’. In 1550 kreeg Arend de schilder een bedrag voor het maken van 20 blazoenen die voor het stadhuis en andere huizen opgehangen werden ‘waer den ommeganck voor gespeeld heeft’. Twee met name genoemde heren, Joos Manine en Jan Happaert krijgen in 1550 een vergoeding ‘over dat zij luijden op den ommeganckdag tspel vuijtgebrocht hebben noepende tvlieen vande kinderen van Yesarel duer troode meel [sic]’.Ga naar eind47 Uitgaven die betrekking hebben op dit spel volgen gedurende de jaren daarna, 1552 en 1553. In 1564 staat er expliciet dat Joos Mahuij [=Manine?] en zijn groep ‘de roode zee ghespeelt hebben inden omeganck’; in 1565 nog duidelijker: ‘Van tspel vand roode zee en den duvels wage’. Spelers uit Oudenaarde kwamen in 1563 in de ommegang met ‘een zeker nieu spel’. Ze moeten dus eerder zijn geweest; in 1566 hebben ze ook gespeeld. Iemand uit Hasselt krijgt geld omdat hij de stedelijke bevolking heeft verheugd met een spel na de ommegang. In de stadsrekeningen van 1550-1560 worden de rederijkers beloond voor het spelen op de ommegangsdag en het schrijven van spelen. In de stadsrekeningen komen de rederijkers van Veere, Reimerswaal en Oudenaarde verder geregeld voor als deelnemers aan de Heilige Kruisprocessie te Middelburg. Jan Appaert (Apart, Happaert) en Joos Mahuij kregen in 1552 vier pond ‘over dat zijluijden met huere consoorten vuijtgebrocht hebben tspel van Faro ofte den vuijtganck vanden kinderen Ysrael vuijten landen van Egypten’. In 1553 krijgt het gilde van de schoenmakers presentwijn ‘over dat zijluijden inden ommeanck [...] vuijtgebroecht hebben huerluijder spel van de moressendans en tzelve verchiert met een nieuwe spraeke’.
Welke stukken en figuren herkennen we nu in deze opsomming en op basis van andere gegevens in de stadsrekeningen en de raadsbesluiten? We zien St. Joris, het Ros Beyaert, Adam en Eva met de slang, Joseph in Egypte, Herodes.Ga naar eind48 Mogelijk ook spelen met als onderwerp de Uittocht uit Egypte en de Doortocht door de Rode Zee: er wordt immers eveneens gesproken van het Spel van Faro en het Spel van de Rode Zee. De aanduiding ‘Van tspel vand roode zee en den duvels wage’ heeft wellicht ook betrekking op twee afzonderlijke spelen. Het tweede spel hiervan kan mogelijk geassocieerd worden met de inbreng van Oudenaarde, want er werd in 1566 betaald voor activiteiten ‘tottet duijvelsche spell van Oudenaarde alhier binnen desen stadt gespeelt’.Ga naar eind49 De schoenmakers komen met het Spel van de Moorse dans.Ga naar eind50 De | |||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||
moorse dans en de kamelen kunnen gebruikt zijn in allerlei Oudtestamentische spelen.Ga naar eind51
De route die de processie in Middelburg volgde, kan nu niet meer uit de bronnen gereconstrueerd worden. Maar De Stoppelaar kon dat in 1885 kennelijk wel.Ga naar eind52 Volgens hem begon in Middelburg de processiedag vroeg in de morgen met klokgelui van alle kerken. De straten waren schoon gemaakt en met vlaggen versierd en aan huizen waren geschilderde blazoenen gehangen. Op verschillende plaatsen stonden stellages voor de stomme schouwtooneelen. Na een mis verliet tegen acht uur de geestelijkheid in de prachtigste gewaden de abdijkerk. Aan het hoofd de abt - nadat Middelburg bisschopsstad was geworden, uiteraard de bisschop. We moeten aannemen dat hij het heilig sacrament droeg, dat voor die tijd met het kruis uit de Westmonsterkerk was gehaald en na de mis naar de stoet werd gebracht. De tocht begon in de Sint-Pietersstraat bij de aan Sint Pieter gewijde Noordmonsterkerk. Uit de gilde- en schutterij-instructie weten we, dat zij daar om acht 's morgens opgesteld moesten staan. Voorop liepen trommelaars, schalmeiers en pijpers. Daarna volgden de gilden en de schutters in een niet meer te reconstrueren volgorde. Met vaandels, wapens, in de mooiste kleren en met waskaarsen en toortsen, die veelal door de jongsten werden gedragen. Bij de kruisprocessie reden er speelwagens mee. Het moeten er meer dan twintig zijn geweest. Waarschijnlijk liepen er meestal boetelingen mee. Achter in de stoet volgden de heilige hoogtepunten: sacrament en kruis. Priesters en kloosterlingen droegen zilveren beelden en andere kerkelijke sieraden, het crucifix stond op een hoge standaard, omgeven door koorknapen in het wit, wierook plengende. De abt of bisschop droeg met hulp van diakenen het sacrament onder een hemel van goud en laken, waarvan de koorden door hoge geestelijken en leden van de magistraat werden vastgehouden. Bij de kruisprocessie zal voor of achter het sacrament op dezelfde wijze de vermeende splinter des kruizes vervoerd zijn. Dit dragen was een taak die de ambachten bij toerbeurt op zich moesten nemen. Kennelijk was het mogelijk offergaven voor het kruis aan te bieden. Er is sprake van een beursje. Na de St. Pietersstraat ging de tocht via de abdij naar de Markt met het stadhuis, waar gedefileerd werd langs ‘wet en raad’ en eventuele hoge gasten met lijfwachten. Interessant is de mededeling dat het Kruis ook buyten de stad werd gedragen. Dit kan niet anders betekenen dan dat de processie door een poort buiten de stadswallen is gegaan. En weer door een andere poort terug natuurlijk. Tijdens de lange tocht werd er gegeten door de gilden. In de rekeningen is sprake van vrouwen die 's middags moeten koken. De Westmonsterkerk zal wel het eindpunt geweest zijn met een vespers. Het Kruis | |||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||
werd afgezet en misschien waren er nog spelen van zinne daarna. Voor de gildedeelnemers eindigde de dag met een feestmaal.Ga naar eind53 | |||||||||||||||||
Van Lare en het gildeDe toneeltekst is blijkens een Latijnse aantekening aan het slot (op)geschreven door Adolphus van Lare: Adolphus van Lare me scripsit anno 1569 die vero 4 mensis Junii. Wie was hij? We weten alleen dat hij in 1557 toegelaten werd tot het gilde, dat hij drie maal gekozen werd tot deken en vijf maal door een andere deken tot beleder, bestuurder van het gilde. Over de persoon van Van Lare weten we verder niets. Een van de taken van de deken was het bijhouden van het rekeningenboek. Nu kan Van Lare een bestaande tekst hebben opgeschreven, wellicht de tekst die dat jaar gespeeld moest worden. Het is natuurlijk ook mogelijk dat Van Lare zelf de auteur is geweest. Meertens ziet in zijn Letterkundig Leven in Zeeland in Van Lare een rederijker die het toneelspel heeft geschreven.Ga naar eind54 Natuurlijk heeft Meertens gelijk dat dit soort teksten ontstaan zijn in de omgeving van rederijkerskamers. Het is evenzeer aannemelijk dat ook in de Middelburgse situatie de diverse gilden contacten hadden met de rederijkerskamer. Maar dat zijn nog geen argumenten die pleiten voor Van Lare als schrijver. Integendeel: het feit dat hij sinds lang chirurgijn is, dat jaar deken, en het rekeningenboek bijhoudt, pleit met de inleidende zinsnede dit is het omgaende spel dat men speelt altyt op den ommegancx voor een administratieve relatie met het spel. Een en ander wordt versterkt door de datum. Van Lare maakt de balans op van het chirurgijnsgilde op 4 juni, dat is de zaterdag voor Sacramentsdag. Zijn gilde zit dan midden in de voorbereiding van de processies en we mogen aannemen dat de spelers hun teksten aan het leren zijn. Het is in die situatie dan ook heel begrijpelijk dat een serieuze deken een bestaand spel ‘meeneemt’ in de verslaglegging. Dit argument wint aan kracht door de archivalische context van het spel. Dankzij de foto's van Schoute kunnen we vaststellen dat Van Lare het spel noteert bij de jaarrekening. Het zou mooi zijn als de ondertekening Finis coronat opus betekende: ik ben een jaar deken geweest, de jaarrekening is opgemaakt, het werk zit erop, dit spel, 77 regels lang, bekroont mijn werk. Maar zo is het waarschijnlijk niet: de jaarrekening werd immers afgesloten op de dag van de schutspatronen, Damiaan en Cosmas, van de chirurgijns (27 september) en moest binnen zes weken bij het stadsbestuur ingeleverd worden. Het spel, genoteerd op 4 juni 1569, zal daarom zo goed als zeker voor het slot van de jaarrekening in het boek hebben gestaan.Ga naar eind55 Schoute heeft gemeend te moeten spreken van een zeer oud spel, maar dat lijkt een ongefundeerde veronderstelling. Toneelteksten die gebaseerd zijn op nieuwtestamentische onderwerpen verschijnen immers pas na 1505 in | |||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||
processies en worden vooral populair in de jaren 1535-1539. Ook vinden we in de bepalingen betreffende het chirurgijnsgilde wellicht een aanwijzing, zelfs in een toevoeging van 1550.Ga naar eind56 Deze Bepalingen bevatten een besluit naar aanleiding van een twist tussen de broeders van het chirurgijnsgilde van Arnemuiden en Middelburg over wie er zullen spelen in het ‘spel in de ommegane’. De regeling bepaalt verder dat op Sacramentsdag in de processie (waarin dus niet het toneelstukje opgevoerd wordt) het jongste gildelid uit Middelburg de gildestandaard moet dragen; het op één na jongste lid uit die stad draagt de ene kaars en de jongste uit Arnemuiden de andere kaars. In de ommegang (11 dagen later) moeten zij spelen en moeten anderen tegen betaling kaarsen dragen. De regeling lijkt op de inleidende woorden die Van Lare boven de toneeltekst heeft geschreven en die eveneens aangeven dat hij een bestaand spel noteerde: Dit is het omgaende spel dat (...) moet ghespeelt weesen bij den drij joncxsten vanden ambachte vanden barbiers winckel houdende binnen der stadt ende een de joncxste op armuijden dies moet altijt de joncxste waer hij woont godt weesen uut wijsende onse previlege ons bijden heeren deeser stadt verleent. Er is nog een argument tegen het auteurschap van de deken van de chirurgijns. De eerder genoemde Meester Jan Apart (Happaert), een geleerde schoolmeester die contact heeft met de rederijkerskamer, kreeg 2 pond over dat hij gemaect heeft 25 of 26 speelen sprekende op theijlighe cruijsce om jaerlicx te dienen ende ghespeelt te worden inden ommeganck. Nota bene in 1565. Wie heeft die spelen opgevoerd? Het kan toch niet anders dan dat deze Jan Happaert of Ap(p)art in opdracht van het stedelijk bestuur korte processiespelen geschreven heeft voor de verschillende groeperingen en organisaties. Met de opvoering van die korte scènes hielden de rederijkers zich niet bezig. Die was in handen van de gilden. Het is wèl aannemelijk dat de teksten in rederijkerskringen werden geschreven, waardoor de rederijkersinvloed valt te verklaren. Dankzij de rederijkers kwamen er geschikte teksten voor de gilden: duidelijk en niet te lang. Zo was de lijn van de ommegang overzichtelijk. Die teksten waren niet bedoeld voor een jaar, maar dienden jaerlicx (...) ghespeelt te worden. Gelet op de datum kan het processiespel van de chirurgijns datmen speelt altyt op den ommegancx dach binnen Middelburch hiervan deel uit gemaakt hebben. Van Lare schreef in 1569: de nieuwe tijd kondigt zich aan. Op verschillende plaatsen zijn beeldenstormers actief. Dit soort spelen zullen die tijd niet overleven. | |||||||||||||||||
Het spelZoals eerder opgemerkt, verbeeldt het spel van het Middelburgse chirurgijnsgilde een scène uit Johannes 8. Het is het verhaal waarin schriftgeleerden bij | |||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||
Jezus komen met een overspelige vrouw, ‘op heterdaad betrapt bij het plegen’, zoals het luidt in de vertaling van het Bijbelgenootschap. De schriftgeleerden willen Jezus uit zijn tent lokken: moet die vrouw gestraft worden of moet ze vergeving krijgen? Elke beslissing maakt Hem bij het volk minder populair. Aanvankelijk zegt Hij dan ook niets, maar schrijft iets in het zand. Dan spreekt Hij de beroemde woorden: ‘wie van U zonder zonde is, werpe de eerste steen’. Iedereen loopt weg en Jezus blijft met de vrouw achter, die gerustgesteld en op belofte van een betere levenswandel vertrekt. Behalve deze scène uit Johannes 8 zijn er nog enkele andere bijbelpassages relevant voor het spel. In de openingsmonoloog parafraseert God Zijn tekst in Mattheus 11, 28-30: Compt tot Mij alle die moede ende beladen zijt, etc. Elders, in de verwijtende woorden van een schriftkenner, bespeuren we nog een flits uit Mattheus 5, 17: want hy leert (..) dat hij nijet ghecomen es (..) om Moijses wet te breecken, maer die te onderhouden ende te vervullen.
De toneeltekst van het processiespel wordt ingeleid door enkele opmerkingen over de opvoering. Het is een omgaende spel, dat wil zeggen dat het in de processie meegaat. Uit de inleiding blijkt dat het werd opgevoerd door vier leerling-chirurgijns: de drie jongste gezellen van het gilde van Middelburg en de jongste van het gilde uit Arnemuiden. De Christusrol was voorbehouden aan de jongste van deze vier, volgens de eerder genoemde bepalingen. De andere spelers namen waarschijnlijk de rol van de farizeeër, de schriftgeleerde en de wetgeleerde voor hun rekening. Maar daar komen we niet mee uit. We hebben immers nog drie personages: de rol van de overspelige vrouw en de twee joden, die aan het eind een korte conclusie uitspreken. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat deze laatste twee figuren in ieder geval niet op de wagen staan, maar achter de wagen lopen en het spel besluiten. Aan het eind zeggen ze dat hun meesters zijn weggelopen. Daarom kunnen we er wel vanuit gaan dat de drie geleerden voor de wagen lopen tijdens de processie en bij een halteplaats zich, terwijl de omstanders toekijken, tot Christus op de wagen wenden. De overspelige vrouw die ze bij Christus brengen, zal zich tussen hen bevinden. Een hedendaags regisseur haalt haar natuurlijk uit de omstanders. Christus opent de scène met een korte monoloog waarbij Hij op een wagen staat. Laten we ons een lage wagen voorstellen. Op die wagen zal wel iets gebouwd zijn dat de tempel moet voorstellen want volgens het bijbelverhaal zat Hij daar om onderricht te geven. Tijdens het spel zal Hij de wagen wel niet verlaten hebben. Mogelijk is de overspelige vrouw aan het eind bij Christus op de wagen, aldus de veronderstelling van Ramakers.Ga naar eind57 Maar dat is geen logische oplossing. Wanneer moet ze dan op de wagen geklommen zijn en hoe gaan ze dan weer verder naar de volgende halte? De | |||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||
aanwijzing Hier loopen zij alle wech ende laeten het vrouken alleene voor Cristum staen zal inhouden dat de vrouw op straat staat en vervolgens knielt, terwijl Christus op de wagen staat en haar toespreekt. Daarna stuurt Hij haar weg met de woorden: Nu gaet, vrouken, in paijse, wacht u van sonden! Vergelijk de volgende tekst:
Cristus spreeckt tot dat vrouken:
Vrouken, waer zijn sij alle gadere
die u beclaecht hebben voor Mij?
tVrouken knielende spreeckt tot Christum:
Eerweerdighe propheete, zij zijn verbij
ende wech gheleeden, al beschaemt.
Ghebenedijt zij die ure dat Ghij hier quaemt,
ghebenedijt zij die Moeder die U droech,
ghebenedijt zijt Ghij die mijn ongevoech
ghebetert hebt al nu ten stonde.
Inclusief de regie-aanwijzing luidt de openingsmonoloog:
Cristus staende in den waghen spreeckt totten scriben phariseen ende doctoren:
Compt tot Mij alle die moede ende beladen zijt,
Ick sal u vertroosten uut mijnen ghenaden wijt.
Neempt mijn jock op u. Ten sal u nijet smerten.
Schuijt het quaet. Naer die goede paden vlijt.
Ende leert van Mij. Teghen alle vals beraden strijt.
Want Ick ben sachtmoedich ende ootmoedich van herten.
Ghij sult u selven in ruste vinden sonder looze perten.
Neempt Mijn jock op u; gheen murmeratie en sticht.
Want Mijn jock is soet ende Mijnen last is licht.
Hierna gaat Christus zitten en begint het spel. De openingsmonoloog staat betrekkelijk los van de toneeltekst: de verlosser spreekt over de hoofden van de joodse geleerden tot de omstanders. Het is een scène die een tableau-achtig karakter heeft.Ga naar eind58 De opening wordt gevolgd door een dialoog van een schriftgeleerde, een farizeeër en een kenner van de joodse wet. Deze dialoog heeft de vorm van een rondeel met de terugkerende versregels (in vertaling): Gij, raadsheren van de synagoge, welk wijs inzicht hebt gij overwogen? Het volledige rondeel luidt: | |||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||
Cristus zidt neer ende een phariseus spreeckt:
Ghij, meesters van der sinagoghen,
wat wijsheijt hebt ghij in uwen raedt?
Een doctor in der wet spreeckt:
Deur deesen Jhesum worden wij bedrooghen,
ghij, meesters van den sinagoghen.
Eenen scriba spreeckt:
Om hem te beschaemen moeten wij ons pooghen,
oft wij verliesen alle onsen staet.
Eenen phariseus spreeckt:
Ghij, meesters van den sinagoghen,
wat wijsheijt hebt ghij in uwen raedt?
Aan het slot van het spel staat eveneens een dialoog, in dit geval tussen twee joden. Ook deze tweespraak heeft de rondeelvorm, met de refreinregels: Ontbeijt, wat wonder is hier bedreeven!
Ons meesters zijn wech gheloopen al beschaempt.
| |||||||||||||||||
Taal en verantwoordingDe taal van dit korte spel vertoont weinig specifieke kenmerken die ondubbelzinnig naar een bepaalde achtergrond of lokatie wijzen. Het is een taal die, in de woorden van Van der Laan, sterk lijkt op ‘de woordvoorraad van de uiteraard door het Zuiden beïnvloede conventionele Rederijkerstaal’.Ga naar eind59 Een aantal elementen wijst op West-Vlaamse en zogenaamde kustmiddelnederlandse vormen. Een West-Vlaamse vorm is bediet. Zo ook onreene (in rijmpositie met steene). Voor de umlautvorm van ô wordt ue gebruikt, bijvoorbeeld in duer en Jueken. De vorm lest (laatst) is als dialectvorm nog in het West-Vlaams en Zeeuws bekend.Ga naar eind60 Dit geldt ook voor bringen (brengen) en verbij (voorbij). Perten is een voorbeeld van een vorm waarin de a voor r + consonant in e verandert. Uitsluitend verkleinwoorden op -ken komen voor: vrouken, Jueken. Deze vorm van het verkleinwoord komt overigens algemeen in Noord-Nederlandse rederijkerstaal voor. Franse invloeden, typerend voor rederijkerstaal, zijn: juge, certeijn, gracie, messuijs, confuijs. De vorm worpe is opvallend voor werpe. Van Loey wijst in dit geval met nuances op een Hollandse achtergrond.Ga naar eind61 Curieuze vormen zijn verder steenen (steni- | |||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||
gen) en schuijt (schuwt), maar ook hier kunnen geen duidelijke conclusies aan verbonden worden. Typerende verschijnselen voor het West-Vlaams en Zeeuws zoals het wegvallen van de h in beginpostie komen niet voor. De oi in oick (42) schijnt een meer oostelijke vorm te zijn, maar komt in archiefstukken uit Middelburg zeer frequent voor. In mijnen last zien we een accusatiefvorm in subjectspositie; dit is niet ongebruikelijk in Zuid-Nederlandse teksten, maar heeft weinig onderscheidende betekenis ten opzichte van de taal van andere gewesten. Vergelijk ook Deesen propheet doet ons groot quaet. Opvallend is dat in de tekst nogal vaak een p ingevoegd wordt tussen een m en een dentale slotconsonant: compt, beschaempt.
Aan het slot van het handschrift schrijft Adolphus van Lare dat het spel 77 regulen lang is. Dat klopt precies als inleiding, aanwijzingen, namen van personages en dergelijke niet geteld worden en de telling beperkt wordt tot de gesproken toneeltekst. Bij het vaststellen van de tekst is afstand genomen van deze 77 regulen door het commentaar, de regie-aanwijzingen, de personages te nummeren en de regellengte van de speeltekst aan te passen aan het hedendaagse gebruik. Toneelaanwijzingen en regiecommentaar zijn gecursiveerd, evenals de aanduiding voor de personages. Waar nodig zijn hoofdletters en leestekens aangebracht overeenkomstig het huidige gebruik. De naam van Christus en de pronominale aanduiding voor Hem zijn met hoofdletters geschreven. De Griekse abbreviatuur Xρσ (61, 72 en 79) werd volgens de elders in de tekst voorkomende spelling opgelost tot Cristus. Andere afkortingen zijn voluit geschreven. Het handschrift is op dit punt inconsequent. Zo wordt de ene keer wel en de andere keer niet een abbreviatuur geplaatst boven het onbepaalde lidwoord. Tekstcorrecties worden niet verantwoord in noten: ze blijken uit de bijlage van de diplomatische tekst en de afdrukken van de archieffoto's. | |||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||
Handschrift rekeningboek.
| |||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||
Vertaling van de tekstDit is het processiespel dat men altijd te Middelburg speelt op de processiedag, drie weken na Pinksteren en elf dagen na Sacramentsdag. Het moet gespeeld worden door de drie jongsten van het gilde van de barbiers die hun winkel binnen het stadsgebied hebben en de jongste van Arnemuiden. Altijd moet de jongste, waar hij ook woont, God zijn, wat duidelijk blijkt uit het privilege, dat ons door de heren van deze stad verleend is.
Christus staande op de wagen tot de schriftgeleerde, farizeeër en wetsgeleerde.
Christus:
Kom allen tot Mij die moe en beladen zijn,
Ik zal u troost geven door mijn grote genade.
Neem mijn juk op, het zal u niet zwaar vallen.
Vermijd het kwade. Vlucht naar de goede wegen.
Leer van Mij. Strijd tegen alle valse raadgevingen.
Want Ik ben zachtmoedig en ootmoedig van hart.
Gij zult uzelf zonder valse listen in vrede vinden.
Neemt mijn juk op, zonder morren,
want mijn juk is zoet en mijn last is licht.
Christus gaat zitten.
Farizeeër:
Gij, raadsheren van de synagoge,
welk wijs inzicht hebt gij overwogen?
Jurist:
Door deze Jezus worden wij bedrogen,
Gij, raadsheren van de synagoge.
Schriftgeleerde:
Wij moeten ons inspannen om hem te schande te maken,
anders verliezen wij allen onze positie.
Farizeeër:
Gij, raadsheren van de synagoge,
welk wijs inzicht hebt gij overwogen?
Doctor:
Deze profeet doet ons veel kwaad.
Als we niet oppassen gaan we te gronde.
| |||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||
Kritische tekstDit is het omgaende spel dat men speelt altijt op den ommegancxdach binnen Middelburch, drij weecken naer sinxen ende elf dagen naer sacramentsdach. Ende moet ghespeelt weesen bij den drij joncxsten van den ambachte van den barbiers, winckel houdende binnen der stadt, ende een, de joncxste, op Armuijden. Dies moet altijt de joncxste, waer hij woont, godt weesen, uutwijsende onse previlege ons bij den heeren deeser stadt verleent.
Cristus staende in den waghen spreeckt totten scriben phariseen ende doctoren:
Compt tot Mij alle die moede ende beladen zijt,
Ick sal u vertroosten uut mijnen ghenaden wijt.
Neempt mijn jock op u. Ten sal u nijet smerten.
Schuijt het quaet. Naer die goede paden vlijt.
Ende leert van Mij. Teghen alle vals beraden strijt.
Want Ick ben sachtmoedich ende ootmoedich van herten.
Ghij sult u selven in ruste vinden sonder looze perten.
Neempt Mijn jock op u; gheen murmeratie en sticht.
Want Mijn jock is soet ende Mijnen last is licht.
Cristus zidt neer ende een phariseus spreeckt:
Ghij, meesters van der sinagoghen,
wat wijsheijt hebt ghij in uwen raedt?
Een doctor in der wet spreeckt:
Duer deesen Jhesum wordden wij bedrooghen,
ghij, meesters van den sinagoghen.
Een scriba spreeckt:
Om hem te beschaemen moeten wij ons pooghen,
oft wij verliesen alle onsen staet.
Een phariseus spreeckt:
Ghij, meesters van den sinagoghen,
wat wijsheijt hebt ghij in uwen raedt?
Een doctor spreeckt:
Deesen propheet doet ons groot quaet.
En zien wij nijet toe, wij gaen verlooren.
| |||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||
Schriftgeleerde:
Hé, ik heb een plan bedacht
dat hem weldra zwaar zal vallen.
Farizeeër:
Wat, zal hij dan te schande gemaakt worden?
Schriftgeleerde:
Jazeker,
want hij leert het volk openlijk,
en wij hebben hem ook dikwijls horen verkondigen
dat hij niet gekomen is, dat is duidelijk,
om de wet van Mozes te ontbinden,
maar om die na te leven en te vervullen.
We zullen hem samen deze vrouw gaan brengen, die op overspel betrapt
is, en dan zijn mening vragen,
of hij deze vrouw vergiffenis schenkt,
of dat men haar vanwege haar misdaad moet stenigen?
Moet men haar stenigen, dan wordt de barmhartigheid buitenspel gezet.
Schenkt hij haar vergiffenis, dan breekt hij de wet van Mozes.
Zo wordt hij hoe dan ook te schande gezet.
Doctor:
Laten we dan zijn mening peilen
of men deze vrouw moet stenigen of niet.
Farizeeër:
Hé, ik zie de profeet!
Christus staat nu op en ze gaan met de vrouw naar Hem toe.
Doctor:
Mooi zo!
Laten we zonder dralen met hem gaan praten.
Meester, die ons de wet van Mozes verklaart,
wij brengen u hier een gevangene, een vrouw
die een misdaad heeft begaan. Voldoe aan onze vraag
of men haar snel stenigen moet
vanwege haar overspel?
Zal vergiffenis of foltering haar deel zijn?
Wij maken u tot rechter in dit misdrijf.
| |||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||
Eenen scriba spreeckt:
Hola, ick heb eenen raet gheschooren,
die hem eerlanck sal vallen swaer.
Een phariseus spreeckt:
Hoe? Zal hij dan beschaemt zijn?
Eenen scriba spreeckt:
Ja, hij, voorwaer,
want hij leert het volck int openbaer.
Wij hebben hem oick dickwijls hooren preecken,
dat hij nijet ghecomen es, dats claer,
om Moijses wet te breecken,
maer die te onderhouden ende te vervullen.
Dus gaen wij tesamen ende wij sullen
dit vrouken voor hem bringen, in overspel vonden,
ende vragen zijn advijs tot deeser stonden,
oft hij dit vrouken wil gracie verleenen,
oft dat men se duer haer misdaet sal steenen.
Sal men se steenen, soe is barmharticheijt buijten geset.
Gheeft hij se gratie,
soe breeckt hij Moijses wet.
Aldus wordt hij beschaemt in allen hoecken.
Een doctoor spreeckt:
Laet ons dan zijn meeninghe gaen ondersoecken,
oft men dit vrouken sal steenen oft nijet.
Een phariseus spreeckt:
Hola, ick zie den propheet!
Hier staet Cristus op ende se gaen tot Hem met het vrouken.
Een doctor spreeckt:
Dat is goed bediet!
Wij willen hem gaen spreecken ongelet.
Meester, die ons verclaert Moijses wet,
wij bringen u hier een vrouken, ghevanghen,
die misdaen heeft. Blust ons verlangen,
oft men se sal moeten steenen snel
ende dat om haer overspel?
Zal haer gratie ghebueren ofte ghequel?
Wij maecken u juge op dit messuijs.
| |||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||
Nu buigt Christus zich voorover en schrijft in het zand, terwijl allen zeggen:
Nooit waren we zo in de war.
Daarna neemt de schriftgeleerde het woord.
Schriftgeleerde:
Uw fraaie tekens stichten hier verwarring,
maar het volk heeft grote behoefte aan uw leer.
Zeg ons of zij het verdient gestenigd te worden
ter afschrikking van haar onreine overspel?
Hier richt Christus Zich op en spreekt tot hen allen.
Christus:
Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen!
Daartoe is de wil van mijn vader in staat.
Nu lopen zij allen weg en laten de vrouw alleen voor Christus staan.
Christus (tot de vrouw):
Vrouw, waar zijn zij allemaal
die u bij Mij aangeklaagd hebben?
De vrouw (knielt voor Christus):
Eerwaardige Profeet ze zijn weg,
weg gegaan vol schaamte.
Gezegend zij het uur waarop U hier kwam.
Gezegend zij de Moeder die U droeg.
Gezegend zij U die mijn schande
nu geheel hersteld heeft.
Christus (tot de vrouw):
Vrouw, ga in vrede en zondig niet meer!
Ik vergeef uw misdaad volledig.
Volg mijn raad, hoed u voor alle kwaad.
Mijn almachtige Vader
zal diegenen met vergeving vol liefde behandelen
die hier met vrede in liefde wandelen.
Een jood:
Kijk eens, wat een wonder is hier verricht!
Onze raadsheren zijn vol schaamte weggelopen.
| |||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||
Hier buijcht Hem Cristus neder ende scrijft in der eerden.
Altesamen seggende:
noijt soe confuijs.
Eenen scriba spreeckt daernaer alleene:
Dijn perfecte teeckenen doen hier abuijs,
maer het volck verlanckt zeere naer u doctrine.
Zeght oft zij waerdich is gesteent te zijne
om te schuwen haer overspel onreene?
Cristus spreeckt. Hier recht Hem Cristus op ende seijt tot hen allen:
Die sonder sonde is, die worpe den eersten steene.
Dat vermach den wille van mijnen Vadere.
Hier loopen zij alle wech ende laeten het vrouken alleene voor Cristum staen.
Cristus spreeckt tot dat vrouken:
Vrouken, waer zijn sij alle gadere
die u beclaecht hebben voor Mij?
tVrouken knielende spreeckt tot Christum:
Eerweerdighe propheete, zij zijn verbij
ende wech gheleeden, al beschaemt.
Ghebenedijt zij die ure dat Ghij hier quaemt,
ghebenedijt zij die Moeder die U droech,
ghebenedijt zijt Ghij die mijn ongevoech
ghebetert hebt al nu ten stonde.
Cristus spreeckt tot tvrouken:
Nu gaet, vrouken, in paijse, wacht u van sonden!
Ick vergheve alle uwen misdaet.
Doet mijnen raet, schuijt alle quaet.
Mijnen Vader in den hoechsten staet
zal se met gratien zoetelijck handelen
die hier met vreeden in liefden wandelen.
Nu spreeckt een Jueken:
Ontbeijt, wat wonder is hier bedreeven!
Ons meesters zijn wech gheloopen al beschaempt.
| |||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||
Een andere jood:
Vanwege dat wat hij in het zand heeft geschreven.
Kijk eens, wat een wonder is hier verricht!
De eerste jood:
Al hun overwegingen heeft hij tot niets verpulverd
en hij blijft tot in eeuwigheid zonder schande.
De tweede jood:
Kijk eens, wat een wonder is hier verricht!
Onze raadsheren zijn vol schaamte weggelopen.
Maar dat hadden zij zich beslist heel anders voorgesteld.
Finis coronat opus. Dit spel telt 77 regels.
Adolphus van Lare heeft dit geschreven op 4 juni 1569.
| |||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||
Dander Jueken:
Nu des dat Hij in der eerden heeft gescreeven.
Ontbeijt, wat wonder is hier bedreven!
Deerste Jueken spreeckt wederom:
Al haren raet heeft Hij te nijete ghewreven
ende blijft inder eeuwicheijt ongeblaemt.
Tweede Jueken spreeckt lest:
Ontbeijt, wat wonder is hier bedreeven!
Ons meesters zijn wech gheloopen al beschaemt.
Maer zij haddent certeijn al anders gheraemt.
Finis coronat opus. Dit spel is lanck 77 regulen.
Adolphus van Lare me scripsit anno 1569 die vero 4 mensis junij.
| |||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||
Handschrift pag. 1.
| |||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||
Bijlage 1Transcriptie van de tekst1[regelnummer]
Dit is het omgaende spel datmen speelt altijt
opden omegancx dach binnen middelburch drij weecken
naer sinxen ende elf dagen naer sacraments dach
ende moet ghespeelt weesen bij den drij joncxsten vanden
5[regelnummer]
ambachte vanden barbiers winckel houdende binnen
der stadt ende een de joncxste op armuijden dies moet
altijt de joncxste waer hij woont godt weesen
uut wijsende onse previlege ons bijden heeren deeser
stadt verleent
10[regelnummer]
Cristus staende in den waghen spreeckt
totten scriben phariseen ende doctoren
Compt tot mij alle die moede ende beladen zijt
Ick sal u vertroosten uut mijnen ghenaden wijt
neempt mijn jock op u ten sal u nijet smerten
15[regelnummer]
schuijt het quaet naer die goede paden vlijt
ende leert van mij teghen alle vals beraden strijt
want ick ben sachtmoedich ende ootmoedich van herten
ghij sult u selven in ruste vinden sonder looze perten
neempt mijn jock op u gheen murmuratie en sticht
20[regelnummer]
want mijn jock is soet ende mijnen last is licht
Cristus zidt neer ende een phariseus spreeckt
Ghij meesters vander sinagogen
wat wijsheijt hebt ghij in uwen raedt
Een doctor inder wet spreeckt
25[regelnummer]
Duer deesen Jhesum wordden wij bedrooghen
ghij meesters vanden sinagoghen
Een schriba spreeckt
Om hem te beschaemen moeten wij ons pooghen
oft wij verliesen alle onsen staet
30[regelnummer]
Een phariseus spreeckt
Ghij meesters vanden sinagoghen
wat wijsheijt hebt ghij in uwen raedt
| |||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||
Handschrift pag. 2.
| |||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||
Een doctor spreeckt
Deesen propheet doet ons groot quaet
35[regelnummer]
en zien wij nijet toe wij gaen verlooren
Eenen scriba spreeckt
Hola ick heb eenen raet gheschooren
die hem eer lanck sal vallen swaer
Een fariseus spreeckt
40[regelnummer]
Hoe zal hij dan beschaemt zijn
Eenen schriba spreeckt
Ja hij voorwaer
want hij leert het volck int openbaer
wij hebben hem oick dickwijls hooren preecken
45[regelnummer]
dat hij nijet ghecomen es dats claer
om moijses wet te breecken
maer die te onderhouden ende te vervullen
dus gaen wij te samen ende wij sullen
dit vrouken voor hem bringen in overspel vonden
50[regelnummer]
ende vragen zijn advijs tot deeser stonden
oft hij dit vrouken wil gracie verleenen
oft datmense duer haer misdaet sal steenen
salmense steenen soe is barmharticheijt buijten geset
gheeft hijse gratie soe breeckt hij moijses wet
55[regelnummer]
aldus wordt hij beschaemt in allen hoecken
Een doctoor spreeckt
Laet ons dan zijn meeninghe gaen onder soecken
oftmen dit vrouken sal steenen oft nijet
Een phariseus spreeckt
60[regelnummer]
Hola ick zie den propheet
Een doctoor spreeckt
hier staet χρσ op ende se gaen tot
hem met het vrouken
Dat is goed bediet
65[regelnummer]
wij willen hem gaen spreecken ongelet
Meester die ons verclaert moijses wet
| |||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||
Handschrift pag. 3.
| |||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||
Wij bringen u hier een vrouken ghevanghen
die misdaen heeft blust ons verlangen
oftmense sal moeten steenen snel
70[regelnummer]
ende dat om haer over spel
zal haer gratie ghebueren ofte ghequel
wij maecken u juge op dit messuijs
hier buijcht hem χρσ neder ende scrijft
inder eerden
75[regelnummer]
Altesamen seggende noijt soe confuijs
Eenen scriba spreeckt daer naer alleene
Dijn perfecte teeckenen doen hier abuijs
maer het volck verlanckt zeere naer u doctrine
zeght oft zij waerdich is gesteent te zijne
80[regelnummer]
om te schuwen haer overspel onreene
Cristus spreeckt / hier recht hem χρσ op ende seijttot hen allen
Die sonder sonde is die worpe den eersten steene
dat vermach den wille van mijnen vadere
85[regelnummer]
hier loopen zij alle wech ende laeten
het vrouken alleenen voor christum staen
Christus spreeckt
tot dat vrouken
Vrouken waer zijn sij alle gadere
90[regelnummer]
die u beclaecht hebben voor mij
tvrouken knielende spreeckt tot christum
Eerweerdighe propheete zij zijn verbij
ende wech gheleeden al beschaemt
ghebenedijt zij die ure dat ghij hier quaemt
95[regelnummer]
ghebenedijt zij die moeder die u droech
ghebenedijt zijt ghij die mijn ongevoech
ghebetert hebt al nu ten stonde
Cristus spreeckt tot tvrouken
Nu gaet vrouken in paijse wacht u van sonden
100[regelnummer]
ick vergheve alle uwen misdaet
| |||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||
Handschrift pag. 4.
| |||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||
Doet mijnen raet schuijt alle quaet
mijnen vader inden hoechsten staet
zalse met gratien zoetelijck handelen
die hier met vreeden in liefden wandelen
105[regelnummer]
Nu spreeckt een jueken
Ontbeijt wat wonder is hier bedreeven
ons meesters zijn wech gheloopen al beschaempt
Dander jueken
nudes dat hij inder eerden heeft gescreeven
110[regelnummer]
ontbeijt wat wonder is hier bedreven
Deerste jueken spreeckt wederom
Al haren raet heeft hij te nijete ghewreven
ende blijft in der eeuwicheijt ongeblaemt
Tweede jueken spreeckt lest
115[regelnummer]
Ontbeijt wat wonder is hier bedreeven
ons meesters zijn wech gheloopen al beschaemt
maer zij haddent certeijn al anders gheraemt
Finis coronat opus / Dit spel is lanck 77 regulen
Adolphus van Lare me scripsit anno 1569 die
120[regelnummer]
vero 4 mensis Junij
|
|