Voortgang. Jaargang 18
(1999)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |||||||||
Beeldvorming van Derde Wereld-literatuur in Nederland
| |||||||||
Pramoedya Ananta ToerTessel Pollmann bespreekt Aarde der mensen, de vertaling van Boemi Manoesia van Pramoedya Ananta Toer op 30 januari 1982 in Vrij Nederland. Na een korte historische plaatsbepaling geeft Pollmann een samenvatting van het verhaal. Dan probeert ze de roman in zijn genre te plaatsen. Enkele voor haar oordeel relevante passages volgen hieronder: ‘Het is zo helder als glas: Aarde der Mensen is een echte tendensroman. Voor veel mensen is dat een scheldwoord, naar ik meen; tendensromans staan niet in hoog aanzien. Ik ben het daar niet mee eens, ik houd zelfs van tendensromans. Aarde der | |||||||||
[pagina 52]
| |||||||||
mensen is bovendien een historische roman (en gelukkig ook nog een dikke) en daar houd ik ook van. Dus ik zou het een volmaakt boek moeten vinden, en toch vind ik dat niet. [...] [H]et boek is behalve briljant ook een keukenmeidenroman.’ Na deze constatering gaat Pollmann nogmaals uitgebreid in op de historische invulling van de roman. Haar literaire waardering blijft echter zwenken: ‘Maar hoe mooi de beelden ook zijn, als compositie is het boek zwak. A. Teeuw heeft in zijn handboek Modern Indonesian Literature al opgemerkt dat plots en intriges niet de sterkste kant van Pramudya zijn, en daar heeft hij gelijk in.’Ga naar eind1 Later noemt Pollmann het in gevangenschap geschreven werk nog ‘een prachtig boek’. Hieruit spreekt weer literaire waardering voor Toer, die in het artikel niet meer geëvalueerd wordt. Het tweede deel van de recensie gaat zeer uitgebreid in op de politieke integriteit van Toer in Indonesië, ingeleid met de regels ‘Tenslotte nog iets over een onvermijdelijk thema: het “verraad” van Pramudya.’ Pollmann verdiept zich niet verder in het literaire werk, ze gaat alleen in op de politiek-literaire, maatschappelijke gebeurtenissen in het Indonesië van de jaren 1960 en 1970. Henk Maier (De Tijd, 31 oktober 1980) gaat in op de literaire waarde van Boemi Manoesia en plaatst het boek nadrukkelijk in de Indonesische literaire wereld. Ook hij noemt het werk een historische roman, wat hij in de loop van de bespreking uitgebreid toelicht. ‘Boemi Manoesia is in veel opzichten een belangwekkend en interessant boek. Het is een echte, ouderwetse roman [...]. In die vorm is het een massief antwoord op subtiele - en uiteindelijk toch steriele - vorm-experimenten waar de meest gewaardeerde Indonesische schrijvers van het moment zich in uitleven. Boemi Manoesia grijpt duidelijk terug op de romans die in de jaren vijftig en nog eerder werden geschreven. Daarnaast lijkt Pramoedya's boek een vernieuwing te bekrachtigen die zich in de marge van het literaire leven in Indonesië aan het voltrekken is: de opkomst van de zogenaamde pop-romans [...]. Pramoedya heeft zijn Boemi Manoesia bewust in een vorm gegoten die sterk aan pop-literatuur doet denken [...]. Zijn schrijfstijl heeft hij aangepast om jonge lezers te trekken, minder schokkend en botsend, minder literair [...]. Bovendien hangt Boemi Manoesia duidelijk tegen de melodramatiek aan en de Nederlandse lezer zal daar stellig niet altijd even veel waardering voor hebben.’ Zijn opmerking dat het werk melodramatisch aandoet, kapselt Maier in in een verklaring, waarom Toer voor deze vorm heeft gekozen. Het is een spel met een literaire vorm die Toer produktief probeert te gebruiken om zijn jonge lezerspubliek te bereiken: een alternatieve verklaring voor het oordeel ‘keukenmeidenroman’ van Pollmann. Maier plaatst het werk in de literaire traditie waar het uit voortkomt. Daarmee wint het werk aan (literaire) inhoud. Wanneer | |||||||||
[pagina 53]
| |||||||||
je het vreemde niet kent - kun je tegenover Pollmanns recensie stellen - weet je vaak ook niet wat je eraan kunt waarderen. | |||||||||
Pollmann tegenover MaierPollmanns recensie geeft een andere literaire karakterisering dan de meer binnen de Indonesische literaire wereld gepositioneerde van Maier. Of dit nu een goede of slechte eigenschap is van de bespreking van Pollmann, doet hier niet ter zake. Haar bespreking draagt, evenals die van Maier, bij aan de interpretatie van en waardering voor Toer.Ga naar eind2 Overheersend zijn in Nederland interpretaties die vanuit de Nederlandse literaire wereld lijken geschreven. Dat is begrijpelijk, aangezien de recensenten voor een Nederlandstalig publiek en in op Nederland gerichte media schrijven. Het zal mettertijd blijken uit mijn meer systematisch opgezette onderzoek dat een groot deel van de recensenten om diverse redenen eerder naar de Pollmann-kant overhelt dan naar de Maier-kant. Deze wijze van beschouwen heeft duidelijk invloed op de beeldvorming van ‘vreemde’ literatuur. Gerechtvaardigd lijkt de conclusie dat Pollmann het werk beoordeelt vanuit haar positie als Nederlands literair recensent. Daarin begrepen zit dat ze literatuur beschouwt als een ondubbelzinnig begrip dat onbetwist van toepassing kan zijn op werk uit zeer ver van elkaar verwijderde gebieden. Wat ik nu doe, is natuurlijk ‘hineininterpretieren’, maar het blijft zo dat Pollmann zelf op geen enkel moment verwijst naar het mogelijk problematische in haar oordeel. Pollmanns oordeel kan voor lezers vruchtbaar zijn - vele Nederlandse lezers lezen in eenzelfde traditie en die lezers willen graag een op hen toegesneden oordeel. In zoverre kan de (literaire) informatie adequaat zijn. Haar oordeel houdt ook een beslissing in, de beslissing van een gatekeeper - een ‘sluiswachter’. Als specialist besluit zij tot dit oordeel, en zo'n oordeel heeft of krijgt aanzien - en invloed. Het is net als met het uitgeven van literaire werken, de uitgaven van gerenommeerde literaire uitgevers hebben in eerste instantie al een hoger aanzien dan de uitgaven van minder bekende uitgeverijen. Een literair oordeel draagt een zekere (literaire) universaliteit in zich. Namelijk dat literatuur over de gehele wereld herkenbaar is als literatuur.Ga naar eind3 Een instructief voorbeeld is dan het volgende: in Nederland is er geen serieuze splitsing meer tussen orale en geschreven literatuur. Literatuur is nu geschreven, voor ons is dat al enkele eeuwen zo en het onderwijs voedt ons in die richting op. Dat ‘Nederlandse’ literatuur uit de Middeleeuwen misschien een hoog oraal gehalte had, blijft daarbij nagenoeg buiten beschouwing. Dat er in andere delen van de wereld op dit moment nog wel orale | |||||||||
[pagina 54]
| |||||||||
literatuur bestaat, wordt meestal alleen als antropologisch feit vastgesteld. Dat plaatsverschil ook verschil in historische situatie meebrengt, wordt nauwelijks op onszelf betrokken. Literatuur is zoals wij die in Nederland kennen. Ons literatuurbegrip beïnvloedt daarmee ons beeld van andere literaturen. En zoals onderzoek als dat van Lindfors en Mouralis (zie verderop) toont, heeft dat beeld zelfs invloed op die literaturen zelf die in het Westelijke literaire circuit (ook in Nederland) geïntroduceerd worden. | |||||||||
Van Azië naar AfrikaPreiswerk & Perrot maken in hun onderzoek Ethnocentrisme et histoire gebruik van het antropologische begrip ‘sociocentrisme’. Mensen die in contact komen met een buitenwereld, zullen op een op de eigen samenleving georienteerde en daardoor steeds weer voor henzelf bepalende wijze omgaan met het vreemde van die buitenwereld. Zij zullen de nadruk leggen op voor hun gevoel relevante zaken, waarbij relatief weinig ruimte bestaat voor het onbekende van die buitenwereld. Het drukt kernachtig uit waar het in de Nederlandse literaire wereld in contact met andere literaturen om draait. De Nederlandse literaire kritiek werkt vooral met opvattingen over literatuur die in eigen omgeving gemeengoed zijn.
Het ligt voor de hand dat recensenten nog minder op de hoogte zijn van literaire tradities in Afrikaanse landen dan van tradities in landen waar Nederland historisch mee is verbonden. De dagelijkse praktijk brengt evenwel mee dat recensenten zich uitspreken over literaire werken uit een regenboog van culturen, zodat de receptie een bepaalde richting in zal gaan. Bij het begrip Derde Wereld ligt de nadruk op politieke, economische en sociale kenmerken. Het culturele krijgt ook aandacht, maar wordt dan veel meer antropologisch of sociologisch geduid en meestal gekoppeld aan maatschappelijke omstandigheden, aan de samenleving als geheel. Het artistieke als onderscheidend deel van de beschouwing - in Nederland zelf vaak het centrale punt van beschouwing - blijft buiten het blikveld. De literatuur uit de Derde Wereld wordt zo ook vaak gekoppeld aan de maatschappelijke omstandigheden, waardoor het literaire van de werken naar de achtergrond verhuist. Interessant is hier de rol van de Derde Spreker Serie [verder afgekort als dss], mede uitgegeven door de novib. De serie had als uitgangspunt de literatuur uit de Derde Wereld. De novib was tijdens de start van de dss een organisatie die zich vooral op de bewustwording in Nederland richtte betreffende de politieke, economische en sociale problematiek van de Derde Wereld. In de eerste uitgave uit 1975 van Xala, van de Senegalese auteur Sembène Ousmane, wordt dat door Sjef Theunis in het Voorwoord (Xala, | |||||||||
[pagina 55]
| |||||||||
p. 5) als volgt verwoord: ‘Zij hebben wel óver ons geschreven, maar ons nooit aan het woord gelaten [...]. Derde wereld-literatuur in ruime zin geeft een antwoord op vragen als “hoe leven zij”, “welke conflicten en remmingen ervaren zij in hun eigen cultuurpatroon” en “hoe kijken zij tegen ons aan”.’Ga naar eind4 Ondanks deze intentieverklaring van de novib heeft de presentatie van de Derde Spreker Serie in belangrijke mate bijgedragen aan de beeldvorming rond Derde Wereld-literatuur. De serie wordt vooral maatschappelijk gepositioneerd. ‘Tal van problemen worden op leesbare wijze aan de orde gesteld. Ontwikkelingssamenwerking, kolonialisme en imperialisme, arbeidsverdeling, de prijzen van grondstoffen en handelsovereenkomsten worden niet op een abstracte wijze behandeld.’ (idem, p. 5) Zo'n zin zet de werken nadrukkelijk binnen een kader van ‘Derde Wereld-problematiek’, terwijl het literair-artistieke haast geheel op de achtergrond raakt. De novib had in Nederland een relatief centrale rol als grote non-gouvernementele organisatie op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en had met de dss het doel een breed lezerspubliek te bereiken om die bewustwording te bevorderen. ‘Dus geen moeilijk betoog, maar gewoon een verhaal. Geen vakjargon, maar literatuur. De lezer komt vanzelf in aanraking met een andere denk- en leefwereld.’ (idem, p. 5) Uit het novib-archief van de Derde Spreker Serie blijkt dat de opstellers het voorwoord als intentieverklaring hebben gezien. De serie werd met deze invulling door de redactie zelf bestempeld tot Derde Wereld-literatuur en zo kwam zij vooral in de hoek van de ontwikkelingsproblematiek terecht in plaats van in het Nederlandse literaire circuit - met name door de literaire kritiek. In de loop der jaren is de nadruk wel steeds meer komen te liggen op het literair-artistieke van de werken. Het resulteerde in de officiële opheffing van de benaming Derde Spreker Serie tijdens een feestelijk symposium naar aanleiding van de honderdste uitgave van de dss in 1991. Voor het symposium werd een aantal dss-auteurs uitgenodigd om de benaming en het erachter schuilgaande begrip Derde Wereld-literatuur te bediscussiëren. Mijn beenderen en mijn fluit van Mittelholzer uit 1991 is een goed voorbeeld van de ontwikkeling die de dss heeft doorgemaakt. Een citaat uit het nawoord: ‘Tijdens de jaarlijkse Edgar Mittelholzer Memorial Lectures in 1969 vroeg de letterkundige Denis William zich af of Mittelholzers boeken, en dan in het bijzonder de Kaywana-trilogie, niet moesten worden bijgezet in de verzameling van koloniale werken. Mittelholzers visie op de rassenproblematiek in het Caribisch gebied (wit, zwart, gemengd) stuit velen tegenwoordig tegen de borst.’ Er is sprake van een discussie - een dilemma - bij deze literatuur, in tegenstelling tot wat er in de inleiding op Xala wordt gesteld. Mittelholzer is een discutabele persoon, met betwistbare opvattingen | |||||||||
[pagina 56]
| |||||||||
en levenswandel - in het nawoord wordt hij echter uit verschillende hoeken respectvol bekeken. Zijn werk wordt expliciet uitgegeven vanwege de literaire kwaliteiten. | |||||||||
Jan Kees van de Werk en de Afrikaanse BibliotheekJan Kees van de Werk die in de jaren zeventig bij uitgeverij Corrie Zelen begon met de Afrikaanse Bibliotheek en later met de serie verhuisde naar In de Knipscheer, heeft van het begin af aan veel meer het literair-artistieke van de door hem uitgebrachte Afrikaanse literatuur benadrukt. In de Knipscheer was een literaire uitgeverij, terwijl de ontwikkelingsorganisatie novib een huis-uitgeverij had die zich op het literaire pad begaf. Dit verklaart ten dele de verschillende aanpak. De dss startte met een duidelijk politieke, ideologisch geladen boodschap, terwijl de Afrikaanse Bibliotheek de literatuur veel meer volgens de in de Nederlandse literaire wereld geldende standaard bracht. De novib moest zich als relatieve buitenstaander veel meer bewijzen. Van de Werk laat de schrijver als literaire auteur aan het woord, los van de maatschappelijke context waarin het werk is geschreven. Dit is bijvoorbeeld aan Slechts een korrel graan van Ngugi wa Thiong'o te zien, uitgebracht bij uitgeverij Corrie Zelen in 1979. Het nawoord omvat zo'n drieduizend woorden waarin Van de Werk de auteur in diens literaire wereld tracht te plaatsen. Het dss-werk uit hetzelfde jaar, De geldschieter van R.K. Narayan, begint nog altijd met hetzelfde korte voorwoord als dat van Xala van 4 jaar daarvoor. De wijze van presenteren van de Derde Spreker Serie heeft er voor gezorgd dat het literair-culturele lange tijd ondergesneeuwd bleef door de teksten als economisch, politiek en sociaal geladen voor te stellen. | |||||||||
De reikwijdte van beeldvormingWanneer je de Derde Spreker Serie en de Afrikaanse Bibliotheek vergelijkt met Schippers studie Afrikaanse Letterkunde (1990), blijkt dat de series qua genres het brede aanbod aan literatuur uit Afrika aanmerkelijk versmallen: romans, en wat verhalen.Ga naar eind5 Hierbij dient opgemerkt dat uitgeversseries herkenbaar gelijkvormig dienen te zijn als produkt, en dat heeft gevolgen voor de vorm en inhoud van de werken. Kuitert (1997, p. 344) zegt het treffend: ‘De markt beheerst het uitgeversbedrijf en stuurt de uitgever in de richting van een bepaalde manier van uitgeven. Die uitgeversmethoden kunnen weer gevolgen hebben voor de literatuur, en de literaire verwikkelingen drukken op hun beurt weer een stempel op de markt.’ | |||||||||
[pagina 57]
| |||||||||
Literatuuropvattingen blijven zo in Nederland niet beperkt tot opvattingen over de literatuur zelf. Het zijn opvattingen die ook duidelijk met het buitenliteraire circuit te maken hebben. Het is voor de bedrijfsvoering van een Nederlandse uitgeverij financieel niet haalbaar een literair produkt uit te geven dat niet in zekere mate herkenbaar is voor de Nederlandse markt: hier gelden economische opvattingen die de keuze voor de uiteindelijk uitgegeven literatuur en de receptie ervan zeker beïnvloeden.
Het lijkt in de Derde Spreker Serie, die recht wil doen aan Derde Wereldliteratuur, alsof het genre roman in het literaire systeem van de gekozen landen dezelfde centrale rol speelt als in Nederland. Dat is echter niet zo, de verschillen in literaire tradities verdwijnen hier door ze niet te behandelen. Mouralis heeft in verschillende studies onderzoek gedaan naar deze problematiek. In Mouralis (1985, p. 42-45) bespreekt hij het gelijktrekken van literaire ontwikkelingen. Hij nuanceert het ‘nationale’ karakter van literatuur voor Afrika en Europa. In Europa maakt men al twee eeuwen gebruik van het concept nationale literatuur voor de stand van zaken in de literatuur, en ontwikkelingen worden regelmatig in kaart gebracht vanuit dit perspectief. Voor Afrika als werelddeel wordt haast gedachteloos dit concept toegepast, waarbij er van een vanzelfsprekende historische gelijktijdigheid uitgegaan wordt. De geschiedenis van Afrika verschilt van die van Europa, dus om direct van nationale literaturen te spreken voor gebieden die enkele tientallen jaren onafhankelijk zijn - hoogstens voordien een van buiten opgelegde eenheid vormden - lijkt wat overhaast. Misschien blijkt het een produktief concept om de literaire ontwikkelingen in Afrika te schetsen, je moet er echter bij stilstaan dat het een opgelegde ordening is die ‘de realiteit’ niet altijd recht doet. Ze gaat aan de verschillende historische situaties voorbij. Lindfors (1990) geeft een voorbeeld uit de praktijk van het Afrikaanse onderwijs: de auteurs die de meeste bekendheid genieten in het Westen, overheersen de literatuurlessen op de onderzochte onderwijsinstellingen. Een Westerse selectie beïnvloedt zo de literatuurlessen in Afrika. Uitgevers die literaire werken in wereldtalen uitgeven - talen uit landen die vaak veel koloniën bezaten - zijn belangrijke intermediairs, voor Afrika in dit geval, maar zeker ook voor Nederland. De uitgaven van de dss verbreedden enerzijds de visies in Nederland op literatuur, anderzijds hebben ze ongewild een selectie veroorzaakt. De overeenkomsten in waardering die Lindfors constateert voor universitair Afrika en het literatuur selecterende Westen lijken grotendeels terug te voeren op de bereikbaarheid van werken. Afrikanen kunnen deze situatie vaak niet beïnvloeden. Het Westen leert de Afrikaanse literatuur grotendeels via de Westerse uitgevers kennen. Literatuur die aanslaat in het Westen, | |||||||||
[pagina 58]
| |||||||||
krijgt dikwijls in het land van herkomst een hogere literaire status vanwege die internationale waardering. | |||||||||
Latijns-Amerika, als laatste voorbeeldEr is op het eerste gezicht in de jaren zeventig en tachtig - en misschien ook nog wel in de jaren negentig - een opvallend verschil in Nederlandse visies op literaire teksten uit Latijns-Amerika en uit Afrika. Steenmeijer signaleert in De Spaanse en Spaans-Amerikaanse literatuur in Nederland 1946-1985 dat de aandacht voor de Derde Wereld rond 1970 gunstig is geweest voor de Latijns-Amerikaanse literatuur. De internationale waardering met onder andere de Nobelprijzen voor Asturias in 1967 en Neruda in 1971 zal een extra stimulans zijn geweest. In de loop van de jaren zestig worden de Spaans-Amerikaanse auteurs door hem als volgt gekenmerkt: ‘Van Doorne [ziet], net als de andere critici, in het merendeel van zijn besprekingen het werk van Borges, Bioy Casares en Cortázar los [...] van de Spaans-Amerikaanse werkelijkheid (van vroeger en nu). De aandacht voor de couleur locale die in sommige verhalen van Borges een grote rol speelt [...], is veelzeggend gering. Deze auteurs werden niet als “typisch” Argentijns of “typisch” Spaans-Amerikaans beschouwd. Met Borges en Cortazár werd naar het idee van de critici dan ook niet de [Spaans-Amerikaanse literatuur (= sal)] in Nederland geïntroduceerd, maar twee schrijvers die min of meer toevallig uit Spaans-Amerika afkomstig waren. Om de sal een gezicht te geven waren meer en vooral andere auteurs nodig, auteurs wier werk veel duidelijker in de werkelijkheid van dat continent is geworteld. Zij worden americanistas genoemd, terwijl de auteurs van verhalen en romans waarin het land en/of continent van herkomst minder prominent aanwezig is, cosmopolitas worden genoemd’. (Steenmeijer, 1989, p. 117) Deze scheiding tussen americanistas en cosmopolitas valt grotendeels terug te voeren op een receptie die op meer maatschappelijk-culturele gronden steunt tegenover een uitgesproken waardering voor de literaire kenmerken. Hier lijkt eenzelfde verschil zichtbaar als in de jaren zeventig tussen de Derde Wereld-literatuur en de literair hoger gewaardeerde Latijns-Amerikaanse literatuur, voorzover die toen bekend was in Nederland. De aandacht voor de literaire cosmopolitas bleef naar verhouding groot. Honderd jaar eenzaamheid van Marquez heeft hierin verandering gebracht. Opvallend vindt Steenmeijer het bij dit werk dat een grote nadruk komt te liggen op de literaire kwaliteit: ‘Dat Honderd jaar eenzaamheid diep geworteld is in de Colombiaanse werkelijkheid, was van secundair belang.’ De aan het werk toegekende kenmerken zijn een mix van willekeurige bestanddelen: een mix die als een op goede gronden samengesteld geheel gepresenteerd, de literaire kwaliteit onder woorden brengt. | |||||||||
[pagina 59]
| |||||||||
De Derde Spreker Serie brengt eind jaren zeventig ook Latijns-Amerikaanse auteurs uit, nadrukkelijk als Derde Wereld-literatuur gepresenteerd en dus vooral maatschappelijk gepositioneerd. De Nederlandse literaire kritiek lijkt deze plaatsing niet te hebben gecorrigeerd door te wijzen op meesters als Borges en Marquez - de Latijns-Amerikaanse auteurs van de dss stammen ten slotte ook uit deze rijke literaire traditie. De op dat moment uitblijvende literaire verdieping duidt op een ‘verzuilde’ literaire kritiek waarin (groepen) critici naast elkaar en langs elkaar heen recipiëren. Opvattingen over literaire werken bestaan naast elkaar in de ten dele open en ten dele gesloten hierarchie van deelsystemen van de literaire wereld, en kunnen op voorhand een beslissende factor zijn in de positionering van teksten. Een opvallende rol speelt de kennis van de recensent van de literatuur van het werelddeel of land van herkomst, van de literaire situatie aldaar, maar ook bijvoorbeeld van de politieke of economische situatie. De ontwikkeling die Steenmeijer schetst voor de receptie van de Spaans-Amerikaanse literatuur, lijkt eveneens op te gaan voor het verloop van de receptie van Afrikaanse literatuur in de jaren 1970 en 1980 in Nederland. De literaire kritiek registreert wel dat ook in die gebieden literatuur wordt geschreven, maar mede doordat er weinig kennis is van de literaire wereld ter plaatse, wordt deze literatuur vaak automatisch lager in de literaire hierarchie geplaatst. In een enkel geval maakt internationaal literair nieuws inhoudelijke verdieping voor de berichtgeving noodzakelijk. Literaire recensenten in Nederland lijken in de jaren 1970 nauwelijks open te staan voor de (vertaalde) Afrikaanse literatuur. De internationale situatie gaf blijkbaar weinig aanleiding om te schrijven over literaire schatten uit Afrika. Dit veranderde met de Nobelprijzen voor Soyinka in 1986 en Mahfoez in 1988. Zulk ‘nieuws’ blijkt een grote rol te spelen bij de beeldvorming over literaire kwaliteit van auteurs. Een sprekend voorbeeld geeft Mahfoez in de documentaire over zijn schrijverschap in de rubriek Kunst... omdat het moet, door de tros op 21-3-1998 uitgezonden. Hij vertelt dat hij honderden brieven ontving uit Europa nadat hij de Nobelprijs voor literatuur had ontvangen. Men vroeg hem wat nu eigenlijk de Arabische literatuur inhield. Mahfoez' Nobelprijs zal de belangstelling voor (hedendaagse) Arabische literatuur zeker ten goede zijn gekomen. | |||||||||
De ontwikkeling van literaire kennisMeulenhoff start rond 1972 met wat mettertijd tot een Latijns-Amerikaans fonds uitgroeit. (Steenmeijer, 1989, p. 132) Als een aantal jaren later, in 1975, het eerste werk in de Derde Spreker Serie verschijnt, staat de Latijns-Amerikaanse literatuur al volop in de schijnwerpers. | |||||||||
[pagina 60]
| |||||||||
Belangrijk in dit verband blijkt behalve de status van de uitgegeven literatuur, ook de positie die de uitgeverij in de literaire wereld inneemt. De in de dss uitgegeven literatuur die afkomstig is uit Latijns-Amerika wordt in eerste instantie door redacties van periodieken en recensenten (en andere delen van de literaire wereld) bekeken als literatuur uit de Derde Wereld, en niet geplaatst in de literair-historische context van herkomst. Meulenhoff heeft veel ‘literair’ krediet, terwijl de niet officieel in Nederland ingeschreven novib-uitgeverij - die daarom en om ervaring in huis te krijgen met de literaire uitgeverij ambo samenwerkt - als niet-literair wordt beschouwd. Meulenhoff brengt de Latijns-Amerikaanse literatuur ook expliciet (zonder veel toelichting) als literatuur van hoge kwaliteit.
De praktijk van recipiëren door literaire recensenten is hierbij interessant. In het algemeen: recensenten reageren wel op elkaar, maar refereren nauwelijks naar elkaar. (Het medium van publicatie leent zich ook niet goed voor zulke discussies.) Er ontwikkelt zich een grote meerduidigheid in de beschouwingen door het vrije gebruik van (literaire) karakteristieken. Daarnaast wordt er nauwelijks op inhoudelijke coherentie getoetst: recensies pretenderen vaak ook niet meer dan meningen en oordelen te geven. Ze wegen echter zwaar mee in de literaire beoordeling, en kunnen grote invloed hebben op de waardetoekenning. De kritiek heeft ten slotte een grote invloed op de feitelijke aanwezigheid van literaire werken in bij voorbeeld boekhandels en bibliotheken. Meer in het bijzonder: recensenten passen begrippen en noties met betrekking tot literatuur - waarachter meer of minder complexe literatuuropvattingen schuilgaan - zowel strategisch als argeloos toe. Deze begrippen en noties ‘verschuiven’ gemakkelijk en hebben een hoog ad-hoc gehalte. De individuele recensenten karakteriseren met hun unieke, willekeurige combinatie van literaire oordelen werk en/of auteur, en geven een bepaalde kwaliteit mee. Al met al - recensenten en uitgeverijen zijn twee delen van een veel grotere constellatie die de literaire wereld vormt. Echter spelen zij (in ieder geval tegenwoordig) een grote rol bij de eenstemmigheid die uiteindelijk door de tijd heen ontstaat. Deze eenstemmigheid - bij voorbeeld in literatuurgeschiedenissen - verhult het arbitraire karakter van de gevormde literaire indelingen.
Het is enerzijds opvallend hoe de literaire kwaliteit van teksten ontdekt wordt, dan veld moet winnen, en zich ten slotte vestigt, terwijl anderzijds die literaire kwaliteit in literaire deelsystemen als de uitgeverswereld en de literaire kritiek op het moment van uitgeven en recenseren gepresenteerd wordt als (intrinsiek) werkelijk aanwezig en aanwijsbaar. | |||||||||
[pagina 61]
| |||||||||
Opmerkelijk is hoe in de literaire wereld individuele deelnemers, instanties en instituties een geloofwaardig geachte berichtgeving creëren die uitmondt in een bepalende beeldvorming die - met in de loop der tijd de nodige correcties - uiteindelijk als wetenschappelijk verantwoorde literair-historische kennis opgeslagen wordt en uitgedragen in Nederland, bijvoorbeeld op middelbare scholen en universiteiten. Het relatief-willekeurige van kwaliteitstoekenning - zeker wanneer de literaire kwaliteit door maatschappelijke of historische ontwikkelingen nog in waarde toeneemt - blijft meestal buiten beschouwing. | |||||||||
[pagina 62]
| |||||||||
Beredeneerde literatuuropgaveBzzlletin 186/187 (1991) is in z'n geheel gewijd aan ‘Literatuur en Derde Wereld’.
| |||||||||
[pagina 63]
| |||||||||
Onderzoek naar de literaire kritiek deden:
| |||||||||
Verder genoemde literatuur:
|
|