Voortgang. Jaargang 10
(1989)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |
Rotgansiana
| |
[pagina 68]
| |
afkomstige familie Rotgans met de stad Utrecht wordt gelegd, althans voorzover onze blik reikt. Vervolgens de vader van de dichter. Jacob Rotgans, ‘commissaris van de monstering’, laat op 10 februari 1672 zijn testament opmaken door notaris Cornelis van Schuijlenborch.Ga naar eind7. Hij legateert, ‘sieckelijck van lichaem te bedde leggende’, aan zijn dochter Geertruijt Jacoba ‘een silvere stroijmant, een silvere poijerdoos, alle paerlen van huisvrouw saliger’ en voorts alle zilver en goud van haar lijfgoed, behalve een ‘boodt en een groote diamant ringh’, die respectievelijk zijn voor de zoons Lucas en Pouwelis Rotgans. De dienstbode Annechie van Dullemen krijgt vijftig gulden, de andere dienstboden en de knecht elk vijfentwintig gulden. Als getuigen treden op Peter Eliassen en Elias Pieters Backer. Dit testament is opgemaakt ten huize van comparant op de Voorstraat. Het ligt voor de hand daarbij te denken aan een der percelen, door de moeder van de comparant, zoals we zojuist zagen, in 1662 gekocht. Jacob Rotgans zou dan die woning in 1668 van zijn moeder geërfd hebben. Het lijkt niet onaannemelijk, dat hij er - in de jaren zestig weduwnaar geworden - ook al voor 1668 met zijn kinderen in woonde.Ga naar eind8. Mogelijk had Geertruijd Huydecoper juist met het oog op het gezin van haar zoon het pand in 1662 gekocht. Verder merk ik op, dat Lukas in het testament genoemd wordt voor zijn broer Paulus, hetgeen bevestigt dat hij de oudste zoon was.Ga naar eind9. Het testament lost tevens een probleempje op door mevrouw Van Schaik opgeworpen. Zij refereert aan Rotgans' biograaf Halma, die als enige zuster van de dichter een Jacoba noemt, terwijl elders sprake is van een Geertruyda Rotgans. Was hier, evenals op andere punten, Halma's onbetrouwbaarheid als biograaf van Rotgans in het spel?Ga naar eind10. Dat blijkt inzake de naam van Lukas' zuster toch niet het geval. Het testament laat zien dat het om een en hetzelfde meisje gaat, dat beide namen droeg: Geertruijt Jacoba. Rotgans' vader moet kort na het vastleggen van zijn laatste wil gestorven zijn. Halma meldt, dat Jacob Rotgans enige maanden voor de inval van de Fransen in 1672 overleed. De dichter zelf was daarover in een van zijn gedichten evenmin onduidelijkGa naar eind11. en nu komt een akte de dato 22 april 1672 dat nog eens bevestigen. Het is een stuk uit de koker van de reeds genoemde notaris Van Schuijlenborch betreffende de zuster van de overledene, Elisabeth Rotgans, die gehuwd was met Johan Pauw, ‘capiteyn’. Deze tante van de dichter blijkt voogdes - in de akte heet het ‘mombersse’ - over de kinderen van broeder Jacob Rotgans, in leven ordinaris commissaris van de monstering van Holland. Met de akte in kwestie substitueert ze als voogd Servaes, advocaat bij het Hof van Utrecht. Getuigen zijn opnieuw Elias Petersz. Backer en Peter Eliassen, | |
[pagina 69]
| |
zijn zoon. Mevrouw Van Schaik was reeds op grond van andere gegevens tot de slotsom gekomen dat Johan Pauw en Elisabeth Rotgans als voogden over Lukas en de andere kinderen gesteld moeten zijn geweest.Ga naar eind12. Elisabeth was het, die na de dood van haar moeder anno 1668 de buitenplaats Cromwijck in bezit kreeg. Zij liet met haar echtgenoot het buiten in de jaren 1675-1678 herbouwen, nadat het in de oorlogsjaren 1672-1673 door de Fransen was verwoest. In 1680 overlijdt zij en Lukas Rotgans erft Cromwijck.Ga naar eind13. Het aardigste gegeven betreffende Rotgans' biografie dat ik aan de documentatie van Dr. Van der Bijl ontleen, is wel dat aangaande het verbreken van een verloving.Ga naar eind14. In de akte in kwestie ontslaan Lucas Rotgans uit Breukelen en Sophia Gerrits Spijcker uit dezelfde plaats elkaar van de trouwbelofte die ze hebben afgelegd. De akte is gedateerd 18 februari 1678. Lucas Rotgans voldoet aan Sophia Spijcker of haar erven een bedrag van 450 gulden. Als getuigen treden op Cornelis Palmer en Johannes van der Linden. Toegegeven, over de achtergronden van deze gebeurtenis weten we volstrekt niets, en vooralsnog vormt het gegeven dan ook geen bijdrage tot het psychologisch portret van de dichter. Drie jaar later treedt Rotgans in het huwelijk met Adriana de Salengre.Ga naar eind15. | |
2 Een brief aan Joan van BroekhuizenIn het jaar 1988 is aan beide zijden van de Noordzee op grootscheepse wijze de overtocht van Willem III naar Engeland herdacht. De tentoonstelling in de Nieuwe Kerk te Amsterdam gaf een indrukwekkend beeld van de wereld van William and Mary. De organisatoren bleken oog te hebben voor een eigenaardig aspect van het culturele leven van die tijd, de gewoonte om iedere gebeurtenis van enige importantie vergezeld te doen gaan van poëzie. In de vitrines waren heel wat voorbeelden van het genre der gelegenheidsgedichten te zien. ‘Grote afwezige’ is misschien te veel gezegd, maar toch: opmerkelijke afwezige, was daarbij de Nederlandse lofdichter bij uitstek van de stadhouder-koning, Lukas Rotgans. Ik denk nu in het bijzonder aan zijn heldendicht Wilhem de Derde. De Utrechtse literatuur-historicus W.A.P. Smit schenkt in het eerste deel van zijn grote studie over het renaissancistisch-klassicistisch epos, Kalliope in de Nederlanden, uitvoerig aandacht aan Rotgans' hoofdwerk.Ga naar eind16. In 1698 verschenen de eerste vier boeken van het epos, in 1700 de volgende vier. Het privilege voor de druk van het eerste deel is gedateerd | |
[pagina 70]
| |
31 juli 1697 en op grond daarvan acht Smit het aannemelijk, dat de uitgave van het eerste deel door de dichter bestemd was als een bijdrage tot de feestvreugde bij de afkondiging van de Vrede van Rijswijk in het najaar van 1697. Maar de uitgevers wensten er een fraai boek van te maken. De voorbereiding van de uitgave kostte meer tijd dan Rotgans gehoopt had. ‘En zo kwam de vrede eerder tot stand dan het boek.’Ga naar eind17. In afwachting van de verschijning van de eerste vier boeken van zijn heldendicht vierde de dichter de Vrede van Rijswijk met een gelegenheidsgedicht onder de titel Vredetriomf.Ga naar eind18. In de onderhavige en de volgende paragraaf van dit artikel komen enige aan Smit onbekend gebleven brieven van Rotgans ter tafel, waarmee Smits reconstructie van de produktiegeschiedenis van Wilhem de Derde, deel I (1698), kan worden bevestigd en aangevuld. Een belangrijk stuk is in de eerste plaats een brief van Rotgans aan Joan van Broekhuizen, alias Janus Broukhusius (1649-1707), officier en klassiek filoloog, in zijn tijd befaamd als Nederlands en vooral Neolatijns dichter. Het document bevindt zich in de Universiteitsbibliotheek te Leiden.Ga naar eind19. Het belang ervan is niet zozeer gelegen in de inhoud als wel in de bijlage. De dichter voegt namelijk aan zijn brief, waarin hij om een lofdicht voor Wilhem de Derde vraagt, een in proza gesteld resumé van het heldendicht (boek 1 tot en met 4) toe. Dat moest Broekhuizen helpen een goed beeld te krijgen van de stof en de opbouw van het werk waarvoor hem verzocht werd de loftrompet te steken.Ga naar eind20. De brief heeft geen datum. Een terminus ante quem kunnen we echter vinden in een andere brief van Lukas Rotgans, aan Joannes Vollenhove, inzake dezelfde materie. Op 30 augustus 1697 richt Rotgans zich uit Utrecht tot de Haagse dominee-dichter met eenzelfde verzoek om een drempeldicht en hij meldt dan, dat hij onder andere van Broekhuizen iets in het Latijn ontvangen heeft.Ga naar eind21. We mogen daarom aannemen, dat de brief aan Broekhuizen van juli of begin augustus 1697 dateert. De lakonieke beknoptheid die Rotgans' epistel kenmerkt, kan mijns inziens alleen verklaard worden als we een zekere connectie tussen de beide dichters aannemen. Smit veronderstelt dat ze met elkaar in aanraking zijn gekomen toen Broekhuizen van 1682 tot 1684 als officier te Utrecht in garnizoen lag.Ga naar eind22. Evenwel geloof ik, dat de wijze waarop Rotgans over zijn epos schrijft erop duidt, dat de aangeschrevene afwist van zijn arbeid aan het epos over Willem III. Er zou dan eveneens in de jaren negentig contact tussen beiden bestaan hebben. Geheel ingewijd in elkaars dicht-geheimen kunnen ze anderzijds weer niet geweest zijn, anders zou Rotgans niet voor de noodzaak hebben gestaan, een samenvatting van de eerste vier boeken van het epos mee te sturen. | |
[pagina 71]
| |
Het epistel omvat een dubbelblad met op de voorzijde van het eerste folium de tekst van de brief en op de achterzijde van het tweede folium het adres: ‘Mijn Heer // Mijn Heer Joan Broekhuisen // Kapitein // Tot // Amsterdam.’
De tekst van de brief luidt als volgt: Mijn Heer.
Het overzicht waarmee Rotgans Broekhuizen informeerde over de verhaalgang van zijn epos is om verschillende redenen interessant. Allereerst laat het zien hoe het bij het vragen om een drempeldicht toe kon gaan. In dit verband wordt ook de vraag naar de reeds aanwezige voorkennis inzake Rotgans' werk bij Broekhuizen dringender. In de tweede plaats merken we op, dat voor de samenvatting gebruik is gemaakt van de in margine van de uitgegeven tekst opgenomen aanduidingen van de hoofdinhoud der opeenvolgende passages. Soms neemt de dichter die stukjes letterlijk over, maar vaker varieert hij ze. De verhouding van het resumé voor Broekhuizen ten opzichte van de marginalia verdient nauwgezetter studie dan hier en nu mogelijk is. Daarbij moet uiteraard voortdurend de onderscheiden functie van het een en het ander in het oog gehouden worden. Het inhoudsoverzicht biedt vervolgens prachtig materiaal voor een | |
[pagina 72]
| |
mogelijke nieuwe analyse van Rotgans' epos, natuurlijk in permanente vergelijking met Smits uiteenzettingen. Nagegaan dient te worden, of de auteur bepaalde momenten accentueert respectievelijk slechts en passant vermeldt of zelfs negeert. Tenslotte noem ik nu nog alleen het bijzondere feit, dat de dichter eenmaal in zijn resumé een proefje van zijn dichtwerk geeft, in de vorm van een achttienregelig citaat uit het tweede boek. Het betreft een ‘aanspraak’ van de Bisschop van Munster aan zijn leger bij het begin van zijn opmars naar het noorden van de Republiek.Ga naar eind24. In de voorafgaande verzen laat de dichter al voelen hoe ongepast het is dat een geestelijke zijn bisschopsstaf voor een degen verwisselt. In de aanhaling toont de krijgshaftige legeraanvoerder zijn haat jegens de protestanten en hier zal Rotgans, gegeven de afloop van de bisschoppelijke aktie in het noorden des lands, gerekend hebben op instemmend antipaaps leedvermaak bij de lezer van zijn samenvatting.Ga naar eind25. De tekst van het resumé is in extenso als Bijlage I bij dit artikel opgenomen. | |
3. Correspondentie met Joannes VollenhoveDat Rotgans connecties onderhield met de dichter-predikant Joannes Vollenhove (1631-1708) is vanouds bekend. In 1701 publiceerde hij een rijmbrief aan Vollenhove, die blijkens de inhoud in de winter van 1700-1701 geschreven moet zijn.Ga naar eind26. Mevrouw Halleen gaat in haar eerder genoemde bijdrage op een aantal biografische elementen van het gedicht in.Ga naar eind27. Ook doet zij mededeling van de vondst van een ‘gewone’ brief van Rotgans aan Vollenhove (nr 5 in deze paragraaf). Een deel ervan is in facsimile bij haar artikel afgedrukt.Ga naar eind28. Er bevinden zich alles bijeen in Nederlandse collecties tenminste zes brieven van onze Utrechtse dichter aan de bewonderde Haagse dominee, vijf in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag, een in de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam. Ze vormen twee groepjes. Drie brieven hebben betrekking op de verschijning van Wilhem de Derde (1697-1698); ze zijn door Smit niet betrokken bij zijn onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van Rotgans' heldendicht. De andere drie dateren van 1705 en betreffen verschillende onderwerpen. Ik geef thans in chronologische orde de tekst van de zes brieven met alleen in de voetnoten enig commentaar. | |
[pagina 73]
| |
(1) KB Den Haag sign. 72 D 20/52. Dubbelblad met de tekst van de brief op 1r0-1v0; 2r0 blanco; op 2v0 het adres: ‘Aan den Eerwaarden, Hoog = // = geleerden, en godsaligen // Heer J. Vollenhoven, // predikant jn 's Gravenhage. // per couvert.’ 1r0 Utrecht den 30 Augustij 1697 | |
[pagina 74]
| |
(2) KB Den Haag sign. 72 D 20/52. Dubbelblad met de tekst van de brief op 1r0, het adres op 2v0: ‘Mijn Heer // Mijn Heer J. Vollenhove.’ Zonder plaats en datum. 1r0 Mijn Heer (3) UB Amsterdam sign. 19 E no 1. Dubbelblad met de tekst van de brief op 1r0 en het adres op 2v0: ‘Mijn Heer // Mijn Heer J. Vollenhove // predikant // In den Hage // met een boek // port.’ Zonder plaats en datum. 1r0 Mijn Heer | |
[pagina 75]
| |
en versekert te sijn dat ik UEs onderrechtin = = gen, so mij die eer mag gebeuren, sal volgen en altijd blijven (4) KB Den Haag sign.72 D 20/52. Dubbelblad met de tekst van de brief op 1r0-1v0; 2r0 is blanco en 2v0 heeft het adres: ‘Aan den Hooggeleerden // Eerwaarden Heer // Joannes Vollenhove // doctor der H: Theologie // en predikant // jn s'Gravenhage’. 1r0 Kromwyk den 27 Januarij 1705. | |
[pagina 76]
| |
(5) KB Den Haag sign. 72 D 20/52. Dubbelblad met de tekst van de brief op de eerste drie bladzijden; 2v0 is blanco; adressering ontbreekt, maar de inhoud laat geen twijfel over inzake de adressaat. 1r0 Kromwijk den 23 Junij 1705 | |
[pagina 77]
| |
Ik voege dit opschrift hier niet bij, om daar door eenigen Lof bij UWEerw: te behalen; maar om de feilen, indien het Uweerw: mogt gelieven mij die aan te wijzen, in het toekomende te verbeteren; die onderrechtinge zal mij altijdt aangenaam zijn, en ik daar uit mijn voordeel trekken, doordien, in dit buitenleven, 〈in〉 de oefeninge der dichtkunst, en het lezen der vermaarde poeeten, mijn meeste tijdtverdrijf bestaat. (6) KB Den Haag sign. 72 D 20/52. Enkelblad zonder adressering, met de tekst van de brief aan de rectozijde. r0 Kromwyk den 23 julij 1705 | |
[pagina 78]
| |
heit te hebben van de drukproeve eens na te [s+]〈z〉ien. Ik blyve met alle eerbiedigheit | |
4. Een onbekend gedicht van Rotgans in een album amicorumIn het album amicorum van de jurist Arnoldus Kersseboom (in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag, signatuur 133 M 50) komt een tot op heden onbekend gedicht van Lukas Rotgans voor, te interessanter omdat we hier met een autograaf van de dichter te doen hebben. Arnoldus Kersseboom is blijkens een andere bijdrage in het album een neef van Joannes Vollenhove. Naar het zich laat aanzien - ik heb daar geen verder onderzoek naar verricht - was hij een zoon van een zuster van Vollenhove. Het album bevat onder meer inscripties van Johan Willem Friso (d.d. 3 januari 1702); van de Utrechtse predikanten Petrus van Eijndhoven, Justus Gercama en Petrus van Breen (alle gedateerd in het voorjaar van 1701); van Arnold Moonen, die een Nederlands gedicht bijdroeg, d.d. Den Haag 8 juli 1701; van de hoogleraar in de theologie Herman Witsius (Leiden, 13 mei 1702Ga naar eind35.); van een oom Fr. Kersseboom (Oudewater, 20 oktober 1701), door wie de jonge Arnoldus na de vroege dood van zijn vader is opgevoed; van Joannes Vollenhove (met een Nederlands gedicht, augustus 1701); van Janus Broukhusius (Amsterdam, 15 mei 1702); van Joannes Brandt (Amsterdam, 16 mei 1702); en van David Hoogstratanus (een Latijnse inscriptie, eveneens gedateerd 16 mei 1702). Het gedicht van Rotgans (in het album op p. 182) is gedateerd 1 april 1701 en volgt chronologisch dadelijk na de bijdragen van de Utrechtse predikanten voornoemd. Voor zover valt na te gaan, is het nooit in druk verschenen. Hier volgt de tekst. Men vindt veel zaaken, die de menschen,
Als 't hoogste goedt, beneden wenschen.
D' een zoekt door 't moordendt krijgsgeweer
En broeders doodt onsterflijke eer,
En vlecht te lande of op de baaren
Bebloede lauren om zijn haaren.
| |
[pagina 79]
| |
De Heerschlust, die de kroon waardeert,
En 't volk, maar minst zich zelf, regeert,
Slaaft, zwoegt, en zweet om hooger staaten
En langer sleep van onderzaaten.
Een ander kiest, met Midas, 't gout;
Schoon hem te spa die keur berout.
Maar gij, door grooter geest, gedreven,
Zoekt deugdt en wijsheidt in dit leven,
o Kersseboom! dat toont uw vlijt.
Uw jeugdt, Minerve toegewijdt,
En tot haar tempeldienst geboren,
Heeft ver het beste deel verkoren.
Bloei lang, o Boom, in Neerlandts hof;
Teel eedle vruchten, rijk van stof;
Draag schooner ooft, meer uitgelezen,
Dan Hespers boomgaardt droeg voordezen:
Tot gij, beneden uitgebloeit,
In 't paradijs hier boven groeit.
Deze wensch wordt den geleerden Heer
〈 der Beiden rechten doctor, 〉
Arnoldus Kersseboom ↑ toegeeigent op den
1 April 1701 door L. Rotgans
Dit albumblad, een waardevolle uitbreiding van het corpus rotgansianum, is, zo komt het mij voor, geschreven in de gave, maar misschien ook wat vlakke, stijl van de klassicistische dichter. De Koninklijke Bibliotheek bezit nog een gedicht in de eigen hand van Rotgans (sign. 121 D 5/27). Het betreft het epithalamium voor de bruiloft van de jurist Godefried Bidloo - zoon van de bekende medicus en literator Govert Bidloo - en Alexandrina Schatter. Het handschrift vertoont formaatsignaturen en moet derhalve gediend hebben als kopij voor de druk ter gelegenheid van de bruiloft. Nieuw is dit gedicht niet voor ons; het is namelijk ook te vinden in Rotgans' Poëzy (1715, 21735, pp. 343-349). Maar de studie van het werk van de dichter is met het bestaan van manuscripten vanzelfsprekend bijzonder gediend. Nader onderzoek zal moeten bepalen hoe de verhouding is van de handschriftelijke versie en de in de postume uitgave van Rotgans' verzamelde gedichten opgenomen tekst.Ga naar eind36. Dergelijke zaken kunnen op het eerste gezicht marginaal lijken, maar in de poetica van het zeventiende- en achttiende-eeuwse klassicisme zijn ze dat beslist niet. Voor het beeld van het klassicistische | |
[pagina 80]
| |
dichterschap is juist ook inzicht in de voortgaande verfijning van de poëtische vormgeving - daarbij inbegrepen de zorg niet alleen voor de stijl maar zelfs voor de grammaticale correctheid - van centrale betekenis. | |
[pagina 84]
| |
Bijlage ITekst van Rotgans' eigenhandig geschreven samenvatting van de eerste vier boeken van Wilhem de Derde (UBL, sign. Pap. 2; diploma, bijlage bij een brief van Rotgans aan Joan Broekhuizen, zie paragraaf 2 van dit artikel). 1ro Wilhem de derde
Koning van Groot Britanje, Vrankrijk en Jerland. etc.
jn heldendicht beschreven
door L.R.
5 het eerste deel.
Kort jnhoud van 't eerste Boek.
De Prins van Oranje besluit na 't eindigen van den veldtogt
naar Engeland over te gaan om de prinses Maria ten
huwelijk te verzoeken. doet zijn vloot vervaardigen.
10[regelnummer]
De Staaten toonen hun genoegen over zijn voornemen.
geleiden den Vorst naar 't strand; die in zee steekt, en
van Neptuin en de zeegodinnen geleid word. komt aan
den Teems. De Teemsgodin, op 't sierlijkst opgetooit, rijdt
den Prins in 't gemoet om den zelven te verwelkomen, maar
15[regelnummer]
vind hem, afgemat door verliefde gedachten, slapende.
Zijn komst brengt haar in gedachten de zeegevechten jn
de jaaren 1672 en 1673 voorgevallen; die zij omstandig
doch onpartijdig, aan haar stroomgevolg verhaalt.
Na 't einde van haar rede ontwaakt de Prins, dien zij
20[regelnummer]
groet, en met veel bewijzen van vrientschap aanspreekt.
hij vervordert zijn reis, en komt te Londen; word van
den Koning en het hof ontfangen, en naar waarde onthaalt.
Maria word verlieft; zij ontdekt het geheim van haar hert
aan een van haar vertrouden. Brengt den nacht over met
25[regelnummer]
godvruchtige bezigheden, en pleegt raad met God.
De prins verklaart haar zijn liefde. het huwelijk word einde =
= lijk voltrokken. de Godsdienst ontsteekt de bruiloftstoorts.
De deugden spreijen het ledekant. Beschrijving van het feest.
De Grooten van Engeland verzoeken na het vertrek van
30[regelnummer]
den Koning, en het Vorstelijk Paar, aan het gevolg van den
| |
[pagina 85]
| |
Prins van Oranje te verhaalen de omstandigheden van
zaaken sedert het jaar 1672 in de Nederlanden voorgevallen.
De Heer Bentink die het woord opneemt zoekt zulks te
ontgaan; geevende voor reden dat die zaak de gansche
35[regelnummer]
waereld genoegzaam bekent is, en in 't bijzonder aan En =
= geland, zo dicht aan de Nederlanden gelegen. Maar de
Engelsche Heeren houden aan, en zeggen dat men geen
beter stoffe op dit feest kan verhandelen, als van de
daaden van den prins te spreeken. Bentink belooft hen
40[regelnummer]
te voldoen. En hier mede eindigt het eerste Boek.
1vo Tweede Boek
De Heer Bentink begint, en verhaalt de ondernemingen van
den Franschen koning; zijn krijgsgenooten. etc.
Zorgeloosheid van den Staat. Optogt van den Koning.
45[regelnummer]
Verdeeling van zijn legers. 't Belegeren van de steden aan
den Rijn. Optogt van den Bisschop van Munster. Beschrijvinge
van den zelven. Zijn aanspraak aan het leger
‘Men zegt hij sprak: 't is tijd de ketters aan te randen,
En 't ongelovig volk te slaan in Roomsche banden,
50[regelnummer]
Te knevlen met geweld. is d' aanslag eens mislukt
Voor drij paar jaaren, toen mijn heir, bij een gerukt,
Hun ondergang besloot; nu zullen mijn banieren,
Met Fransche en Keulsche magt vereenigt, zegevieren;
En 't ongelovig zaad verdelgen in zijn nest.
55[regelnummer]
Zo word de waereld eens gezuivert van die pest.
Dan zullen wij, beroemt door zulke braave daaden,
De dierbre zaligheid verdienen, en sieraaden
Verstrekken aan Gods kroon. Elk volgme op 't heldenspoor,
En toon' zich wel gemoed. ik streeve u dapper voor,
60[regelnummer]
En blijve u ewig bij. dat zweere ik bij den zetel
Van Rome, en Klemens stoel, zo heilig, maar vermetel
Van 't goddeloos gebroedt gelastert en versmaad.
En bij 't gekruiste beeld, dat op mijn altaar staat.
En bij mijn offerkelk, dien ik godvruchtig wije.
65[regelnummer]
En eindlijk bij uw kroon, o reine Maagd, Marije.
Veroveren van de steden in de Nederlanden. Ontsteltenisse
in Holland. Verslagentheid van de Hollandsche Maagd:
| |
[pagina 86]
| |
die eindelijk weder moed grijpt, en de Staat vermaant
naar een Oorlogsheld in den nood om te zien. Zij stelt
70[regelnummer]
den Prins van Oranje voor; haalt op de diensten van
zijn doorluchte voorouders; en beschrijft zijn geboorte.
Verheffinge van den prins tot Stadhouder. etc. Vreugde
in Holland. Herstellinge van vervallen zaaken. Wervinge
van krijgsvolk. Wakkerheid van den Vorst. Krijgstucht.
75[regelnummer]
Belegeren van steden. Verloren steden herwonnen.
Vertrek van de Franssen. Veldslagen. etc. Bentink
eindigt zijn verhaal, en de feestgenooten scheiden.
Einde van het tweede Boek.
2ro Derde Boek
80[regelnummer]
De dag breekt aan. Aurora verschijnt op 't prachtigst
op haar wagen, ter eere van het Vorstelijk Paar.
Plegtigheden binnen Londen. Gesprek tusschen den
Prins en koning Karel. Vertrek van den Prins en
de Prinses. Beschrijvinge van den overtogt.
85[regelnummer]
Triton blaast d' aankomst van de schepen uit.
IJder begeeft zich in Holland naar den oever.
Groete van de Staaten. Vorstelijke intrede.
Plegtigheden in den Hage. de Prins begeeft zich
weder tot zijn oorlogsberoep. trekt op naar de
90[regelnummer]
Spaansche Nederlanden. Vredehandelingen binnen
Nimegen. De Vrede verschijnt den Gezanten. Haar aanspraak
aan de zelven. Gesprek tusschen Mars en Bellone,
om de Vrede te stuiten. Zij besluiten de herten van de
helden te ontsteken, en voor 't lest, ten strijd te
95[regelnummer]
dwingen. Bergen in Henegouwen door de Franssen
beslooten. Mars vertoont zich met Bellone op een
wagen in de lucht. Veldslag bij Bergen. jn 't gevecht
verschijnt de Faam. zij bootschapt de vrede.
reikt den Prins den vredescepter toe. spreekt hem aan.
100[regelnummer]
Vliegt naar Mars en Bellone die zij lastert, en beveelt
te vertrekken. Mars vergramt, voorzegt op zijn vertrek
de toekomende oorlogen. De Prins vertrekt naar Holland.
Blijdschap van Prinses Maria, en den Staat. Plegtigheden
over de Vrede. De Stichtse Vechtnimf zingt een vredezang.
105[regelnummer]
en ziet met vreugde haar lusthuizen, door de Franssen
gesloopt, met groter pracht herbouwen. Voordelige
| |
[pagina 87]
| |
gevolgen en vruchten van de Vrede. etc.
Einde van 't derde Boek.
2vo Vierde Boek
110[regelnummer]
De Twistgodin benijd Europe de vruchten van de Vrede.
Haar verschijninge; en beschrijvinge van haar gedaante,
en gevolg. Haar aanspraak. zij vloekt de helsche
Razernijen op, die zij door de waereld hene zend.
Vervolgingen. Algemene onrust in Europe.
115[regelnummer]
De Godsdienst, onder de gedaante van een Vrouw be =
= schreven verschijnt den Prins van Oranje in den droom.
Zij klaagt de vervolgingen, en verzoekt zijn hulp.
De Prins ontwaakt. Word door Grooten van
Engeland aangezocht. Zijn besluit tot den overtogt.
120[regelnummer]
Beschrijvinge van de toerusting der vloot. Afscheid
van Maria en de Staaten. de Prins steekt in zee.
Beschrijvinge van den storm, die den Vorst nootsaakt,
[-weder] aan land te keeren. begeeft zich weder
in zee. Zijn landen en voorspoedige intrede
125[regelnummer]
binnen Londen. Jakobs vlucht. etc.
Men besluit eindelijk den Prins van Oranje te kroonen,
en doet de prinses afhaalen. Haar afscheid van
den Staat. En eindelijk de plegtigheden van
de krooning.
Einde van het eerste deel.
NB In r. 28 is het woord van abusievelijk tweemaal achtereen geschreven. | |
Bijlage IIDrempeldicht van Lukas Rotgans in een werk van Joannes Vollenhove (vgl. brief nr 6 in par. 3)
Joannes Vollenhove, De Heerlykheit der rechtvaardigen, met de zekere toevlugt tot de hoogste Rechtvaardigheit, breder vertoont in XIV predikaatsien, door Joannes Vollenhove, Dr der H. Theologye en predikant in 's Gravenhage. [vignet.] In 's Gravenhage, By Abraham de Hondt, | |
[pagina 88]
| |
Boekverkoper op het Buitenhof, by de Gevangepoort, M D CC VI.
In dit werk komt een reeks lofdichten voor, resp. van Huygens (2 x), Nicolaus Heinsius, Dan F. (Latijn); Janus Broukhusius (id.); Didericus Lieberg (id.); David Hoogstratanus (id.); F. Cornelius Bosch; A. Moonen; Johannes Brant; L. Rotgans; F. Halma. Rotgans' drempeldicht, dat in de zomer van 1705 geschreven en met de brief van 23 juli 1705 aan Vollenhove gestuurd moet zijn, is afgedrukt op pp. ***2ro-3ro. Het is niet opgenomen in zijn verzamelde Poëzy (1715, 21735).
Aan den Eerwaarden en hooggeleerden heer, JOANNES VOLLENHOVE, Dr der H. Theologye en predikant in 's Gravenhage,
Op het uitgeven zyner predikaatsien van de grootste heerlykheit. GEleerde kruisgezant, die, om uw gryze jaren,
Vermoeit en afgeslooft in Neerlandts heiligdom,
Weleer met vrucht en vreugt begroet' van Jesus scharen,
Den stoel een ander ruimt, dien gy zo lang beklom;
5[regelnummer]
Hoe stondt uw kerkgenoot verrukt en opgetogen!
Hoe woekerde elk omstryt de schatten uit uw mondt!
Hoe wiert de zerk besproeit met traanen uit elks oogen!
Toen gy voor 't leste om hoog voor uw gemeente stondt.
Hoe kon uw afscheitgroete, als wasch, de harten kneden!
10[regelnummer]
Dat afscheit viel, helaas! den burgren zuur en bang.
Gy spraakt; vaar wel: maar elk bleef hangen aan uw leden.
O dienst, zo trou bekleedt, en zo veel jaaren lang!.
Verklaring van Godts woordt en zyn geheimenissen
Door Vollenhoves mondt! o heilzame artseny
15[regelnummer]
Voor onze wonden! 't valt ons zwaar uw deugt te missen.
Zo klaagde in 't kerkgewoel de Haagsche Burgery.
Maar gy, die klagt op klagt by dit verlies laat hooren,
En om uw' Leeraar zucht, bedrukte kruisgenoot,
Schep moedt: gy hebt zyn stem, door ouderdom, verlooren;
20[regelnummer]
Maar d'eedle geest, noch jong, verzelt u tot de doodt.
's Mans yver gloeit in zyn bevrozene ingewanden:
| |
[pagina 89]
| |
En schoon zyn tong bezwykt, hy predikt op papier.
Zo streeft zyn lettervrucht naar afgelege landen,
Verheerlykt, en bekleedt met Jesus kruisbanier.
25[regelnummer]
't Geheim van Godts verbondt ontvout hy in zyn bladen.
't Rechtvaardig schepsel munt daar boven andren uit:
Maar 't goddeloos geslagt verdoolt op slinksche paden.
Men zoek' den weg van 't recht: daar wordt de doodt gestuit.
Het rechtdoen kan alleen een vroome ziel behaagen:
30[regelnummer]
Gerechtigheit verstrekt haar vreugdt en waardtste pandt.
Och wierdt die goude les betracht in onze dagen!
Ik zag Godts geeselroe gesmeten uit zyn handt.
Mogt d' onrechtvaardigheit elk een gruwen baaren!
En wraakte niemants hart de wegen van het recht!
35[regelnummer]
Ik zag het veldt geschuimt van woedende oorlogsschaaren,
En 't bloedig krygsgedrogt met ketens vastgehecht.
'k Zag na de duisternis een helder licht verryzen,
En schittren uit de deugdt, gelyk de middagzon.
Wie twyfelt, dit tafreel zal alles klaar bewyzen,
40[regelnummer]
Uit Davids zangen, en de leer van Salomon.
Gy, die weleer de stem des Leeraars plagt te hooren,
Doorleest zyn boek: daar zietge, op d'oevers van de doodt,
Of als de vyandt heeft uw' ondergang gezworen,
Wat wisse toevlugt sta te kiezen in dien noodt.
45[regelnummer]
Gy, die op Godts genade onwankelbare staaten
En sterke zuilen sticht, doorwandelt eens met hem
(Op dat gy nooit ontaardt van d' eedle deugdt) de straaten
En ruime wyken van 't aaloudt Jerusalem:
Daar zal Godts wraakbazuin uw ingewandt verbaazen:
50[regelnummer]
Daar klaagt de schepper om de boosheit van zyn vrucht.
Hy vindt zyn volk niet meer, maar huichelaars en dwaazen,
In gruwlen groejende, en door euveldaan berucht.
Geleerde Vollenhove, o roem van Jesus tolken!
Ei wys ons meer en meer den weg der waarheit aan.
55[regelnummer]
Win door uw kunstpenseel de harten van de volken;
Gelyk gy door uw tong voor dezen hebt gedaan.
L. ROTGANS.
NB In r. 20 heeft de druk geeft in plaats van geest. |
|