Voortgang. Jaargang 7
(1986)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Genus en casus in het dagboek van Wouter Jacobsz
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
substantief bevatten.Ga naar eind4.) Substantiefgroepen met een eigennaam als kern, die archaïstisch kunnen zijn, laat ik evenals de gesubstantiveerde adjectieven en de gesubstantiveerde infinitieven voor wat betreft de tellingen buiten beschouwing. Bij de attributief gebruikte bijvoeglijke naamwoorden tel ik de gevallen met mogelijk enclitisch een (so grooten (uit een) man) niet mee. De vindplaatscode bij de citaten bestaat uit zes cijfers: 1ste, 2de en 3de cijfer geeft de pagina aan, 4de, 5de en 6de cijfer de regel op de pagina. Een classificatie van substantieven op basis van het attributief genus is alleen zinvol, als onder gelijke omstandigheden een systematisch verschil tussen de vormen van attributieve woorden blijkt te bestaan. We zullen dit nagaan in
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1. Enkelvoudige substantiefgroepen in nominatiefomstandigheidDe volgende attributieve woorden komen bij enkelvoudig substantief met onderwerpsfunctie, de nominatiefomstandigheid par excellence, in genoemde aantallen voor.
Bij de lidwoorden van bepaaldheid is de frequentie van d-, de en den laag in vergelijking tot de frequentie van die. Het procliticum d- verschijnt alleen voor vocaal: deersaeme suster mater (...) (471023), dongenade (470034).Ga naar eind5.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het enige de-substantief is schuytvoerder (473011), dat ook in combinatie met het bep. lidw. die voorkomt (473007). Het enige substantief met den is coninck (485021): (...) die religie, diewelck den coninck voeral begeerde (...). Hier heeft de auteur zich naar alle waarschijnlijkheid vergist, want hij gebruikt in alle andere gevallen met coninck als onderwerp het bep. lidw. die (466039, 469009, 474018, 478009, 479020, 482007, 485003, 485013, 487041). Mogelijk heeft hij den coninck als een datief aangevoeld. Ik laat dit ene geval met den verder buiten beschouwing. Ten aanzien van het bepaald lidwoord geldt: die is regel, de en d- zijn uitzondering. Hierbij treedt geen systematisch verschil tussen een masculiene en een feminiene vorm aan het licht. Bij de lidwoorden van onbepaaldheid verschijnt slechts één vorm, namelijk een. Deze vorm van het onb. lidw. komt zowel bij die/de/d- substantieven als bij het-substantieven voor, zoals uit de volgende opsomming blijkt: die priester (478005), een ander priester (...) (471014), die schuytvoerder (473007), de voers. schuytvoerder (473011), een schuytvoerder (480019), Die arme vrou (488031), een vrou (469012), die saecke (485020), een saeke (484001), deersaeme suster (...) (488013), een religiose suster (484031), het rumoer (469001), een groet rumoer (468034). De onbepaalde lidwoorden ondersteunen een onderscheiding in genera dus niet.
Er zijn bij de enkelvoudige substantieven met onderwerpsfunctie 22 keer aanwijzende voornaamwoorden gebruikt. Eenmaal verschijnt desen, namelijk in desen brief (166043). Gelet op de wisseling van adjectief met -e en met -en bij hetzelfde substantief met onderwerpfunctie, waarover later, neem ik aan, dat desen en dese tot één groep behoren. De vorm dese blijkt bij substantieven in gebruik te zijn die ook met die verbonden worden, zoals uit de onderstaande woordgroepen blijkt.Ga naar eind6.)
De bezittelijke voornaamwoorden die bij enkelvoudige substantieven in onderwerpspositie gebruikt zijn, hebben geen uitgang. Deze vormen van het bez. vnw. zijn in gebruik bij die- en bij het-substantieven: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook de voorhanden vormen van het bez. vnw. leveren dus geen bijdrage tot het onderscheiden van genera bij substantieven.
Bij de bijvoeglijke naamwoorden maakt Edith Raidt in haar hoofdstuk over de bijvoeglijke verbuiging in de zestiende eeuw een verdeling in sterke en zwakke buiging. Zwakke buiging treedt op na een bep. lidw., een aanw. vnw. of een bez. vnw., sterke buiging in de overige gevallen.Ga naar eind7.) Bij handhaving van deze onderscheiding, zou de genusclassificatie in de sterke buiging bij de bijv. nw. zichtbaar moeten zijn, evenals in de zwakke buiging. Er komen drie vormen van het bijv. nw. voor onder de omstandigheden voor sterke flexie: bijv. nw. zonder uitgang, met uitgang -e en met uitgang -en. De uitgangloze vorm verschijnt bij niet-neutrale substantieven als vrees (488004) en swaerigheyt (481030) en bij neutrale substantieven als lyedeken (490027). De uitgangloze vorm is dus niet exclusief voor enig genus. De bijv. nw. op -e komen voor bij substantieven als droufheyt (490015) en dochter (488027), niet bij het-substantieven. Het bijv. nw. op-e blijkt hier kenmerkend voor die-substantieven. Slechts eenmaal komt een bijv. nw. op -en in het bestand voor, namelijk groeten brant (388009). Deze vorm op -en is echter niet verplicht, zoals blijkt uit een groete brant (486010). De conclusie is derhalve gerechtvaardigd dat bijv. nw. met uitgang -e en met uitgang -en tot één groep mogen worden gerekend, een groep die uitsluitend verbinding met die-substantieven toestaat. Hierbij is het opvallend dat bij die-substantieven vormen zonder uitgang en met uitgang voorkomen, zoals in beter hope (490023), gemeen hope (480027), vaste hope (469024) en groete hope (471036, 474023, 485031). Zwakke buiging zonder uitgang treffen we alleen aan in die gemeen sprake (470016, 482023). Bijv. nw. waarvan de stam op -(e)n eindigt, krijgen gewoonlijk geen buigingsuitgang. Op grond van deze gevallen kunnen dus geen uitspraken gedaan worden over het systematisch gebruik van geen uitgang bij niet-neutra. Gegevens over neutra ontbreken. De vorm op -e vinden we bij niet-neutrale substantieven als troost (481030), vrou (488031), coninck (466039), man (469019, 476012). Het overzicht van Edith Raidt toonde adjectieven met zwakke buigingsuitgang -e bij de drie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door haar onderscheiden genera. Verbindbaarheid met neutra mag dus niet op voorhand worden uitgesloten. Na de behandeling van de voorzetselgroepen in 2.5. kom ik in breder verband hierop terug.
Ten aanzien van de bijv. nw. moet de conclusie luiden, dat in de omstandigheid voor sterke buiging alleen de vorm met uitgang bewijst, dat het verbonden substantief geen neutrum is. Van de bijv. nw. met zwakke buiging mag niet worden aangenomen dat ze een onderscheiding in genera tonen. Bij de enkelvoudige substantiefgroepen in nominatiefomstandigheid kunnen twee genera, te weten commuun en neutraal genus, worden onderscheiden. Commuun genus blijkt uit verbinding met de vormen, die, de, d', dese, bijv. nw. (bij sterke buiging) met uitgang -e/en. Neutraal genus blijkt uit verbinding met het, t-. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. Enkelvoudige substantiefgroepen in genitiefomstandigheid
Het databestand bevat geen substantiefgroepen in de genitief als tweede lid in een voorzetselgroep. Onder de substantiefgroepen in de genitief bevinden zich zowel bijvoeglijke als bijwoordelijke bepalingen, bijv. des conincks (handen) (478031) en des morgens (483029). De substantieven die met des voorkomen, zijn verbindbaar met de onderwerpsvorm die of met de onderwerpsvorm het. Enkele voorbeelden: des conyncks (volck) (469034, etc.), die coninck (469009 etc.), des | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
prinschen (handen) (480044), die prinsch(e) (467085, 474042, etc.), des convents (mindelick antwoort) (488035), het convent (...) (483018). De vorm des verschijnt ook bij woorden met een vrouwelijke referent, getuige des gesturven vrouwe (haer man) (169149). Bij het als bijv. nw. gebruikte deelwoord in laatstgenoemde woordgroep ontbreekt de uitgang van de genitief. Dit geval staat in overzicht 3 tussen haakjes. Het enige geval met een bijv. nw. zwakke buiging met uitgang -er betreft perseveratie van de voorafgaande attributieve vorm der heiliger misse (470022). In Die Heere ontferme haer ziele (488015) is haer ziele oorzakelijk voorwerp. Aangezien genitiefkenmerken ontbreken, heb ik het bez. vnw. zonder uitgang in overzicht 3 tussen haakjes geplaatst. Van de vormen der en deser en de bijv. nw. met de uitgang -er mag worden aangenomen, dat ze verbonden zijn met oorspronkelijke femina. Het betreft hier de substantieven accusatie, maent, misse en werlt.Ga naar eind8.)
Ten aanzien van de enkelvoudige substantiefgroepen in genitiefomstandigheid mag worden geconcludeerd, dat alleen de attributieve woordvormen met de uitgang -(e)r het oorspronkelijk feminien genus van het verbonden enkelvoudige substantief aangeven. De vorm des levert geen bijdrage tot de genusclassificatie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3. Enkelvoudige substantiefgroepen in datiefomstandigheid
De meest gangbare meewerkend voorwerpsvorm is den. De substantieven die met den verbonden zijn, corresponderen met die als onderwerpsvorm, terwijl op grond van de grammaticale literatuur verbinding met het niet mag worden uitgesloten. Na de behandeling van de voorzetselgroepen in 2.5. kom ik hierop terug. Enkele voorbeelden voor de relatie den (meew.-vw.-vorm) en die (ond.-vorm):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vorm die kan, in tegenstelling tot de vormen dien/den en dier/der, niet gelden als een buigingsvorm in de eigenlijke zin van het woord. Als die genoteerd is, maakt de auteur in een omstandigheid die de datiefvorm toestaat, gebruik van de niet-verbogen vorm. Dit doet zich voor bij capiteyn en coninck en bij de eigennamen God en Heere. Het is opvallend dat naast de die-vormen ook den-vormen in meewerkend voorwerpspositie gebruikt zijn:
De vormen haer en sijn tonen naamval noch genus. Andere bezittelijke voornaamwoorden komen niet in het bestand voor als onderdeel van een meewerkend voorwerp. De bijvoeglijke naamwoorden op -e komen in omstandigheden voor de zwakke flexie voor, uitsluitend na die, den of dese. Gegevens over zwakke buiging bij neutra ontbreken. Op grond van deze omstandigheid is differentiatie naar genus niet mogelijk. De absolute datieven zijn alle verbindingen met het substantief tijt: den tijt (van drie maenden) (370025), den tijt (van seven ofte acht jaeren) (471009). Daarnaast staat het vergelijkbare geval die tijt (van veertien daegen) (480016), dat geen buigingsvorm bevat. In lange tijt (487004, 489045) treffen we een bijv. nw. sterke buiging met uitgang -e aan, een vorm die historisch taalkundig gezien niet kenmerkend voor enig genus kan worden genoemd.
Bij de enkelvoudige substantiefgroepen in datiefomstandigheid blijkt alleen de vorm die een bijdrage te leveren tot het onderscheiden van genera. Deze vorm bestempelt het enkelvoudige substantief tot een substantief met commuun genus. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.4. Enkelvoudige substantiefgroepen in accustatiefomstandigheid
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De attributieve woorden die in bovenstaand overzicht zijn vermeld, zijn voorbepalingen bij enkelvoudige substantieven die de kern vormen van woordgroepen met de functie van lijdend voorwerp. Naast die komt bij hetzelfde substantief den voor: die gemeent (469022), den gemeente (...) (472023, 472040). Substantieven met den in lijdendvoorwerpspositie zijn verbindbaar met die in onderwerpspositie:
De het- en dat-substantieven met lijdend-voorwerpsfunctie zijn niet in combinatie met die, den en dese gebruikt. Het gebruik van dese in lijdend-voorwerpspositie is combineerbaar met het gebruik van die in onderwerpspositie, getuige Dese sprake (487045) en die (...) sprake (470016, 482023). Het onbepaald lidwoord toont geen vormvariatie: een komt voor bij substantieven die met het en bij substantieven die met die verbindbaar zijn, zoals blijkt uit een (...) hart (480034), een schip (468013), een lantman (...) (476003), een missive (...) (480019). Hetzelfde geldt voor de onverbogen vormen van het bezittelijk voornaamwoord:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De onbepaalde lidwoorden en de bezittelijke voornaamwoorden leveren dus geen bijdrage tot het onderscheiden van genera. Onder de omstandigheden voor sterke flexie komen drie vormen van het bijvoeglijk naamwoord voor: bijv. nw. zonder uitgang, met uitgang -e en met uitgang -en. Het ene geval met -en betreft grooten hoope (483027). Daarnaast staat groete hope (472013) en gheen groete hope (485018), eveneens als lijd. vw. Er is dus alle reden om, zoals bij de behandeling van de substantiefgroepen met onderwerpsfunctie, bijv. nw. zonder uitgang naast bijv. nw. met de uitgang -e/en te plaatsen. De bijv. nw. zonder uitgang kunnen zowel met het-substantieven als met die-substantieven verbonden zijn: een vleyschelick hart (480034), treffelik volck (484043), volcomen kennisse (481027), meenich eewich vreemdelinck (475034). De bijv. nw. met -e/en zijn alleen verbindbaar met die-substantieven: groete hope (472013), nieuwe tijdinge (485028). Onder de omstandigheden voor de zwakke buiging verschijnt het bijv. nw. zonder uitgang of met de uitgang -e. Het eerste betreft een geval waarbij het adjectief op -n eindigt: haer gemeen leven (483020). De afwezigheid van een uitgang moet aan deze auslaut toegeschreven worden. Het laatste, de uitgang -e, doet zich zowel bij die- als bij het-substantieven voor: den goede man (476012), die oude religie (481008), tgeheele lant (472018).
Ten aanzien van de bijv. nw. moet dus worden gezegd, dat bij sterke buiging de uitgang -e/en aanduidt, dat het verbonden enkelvoudige substantief een die-substantief is.
Bij de enkelvoudige substantiefgroepen met de functie van lijdend voorwerp kunnen twee genera worden onderscheiden. Commuun genus blijkt uit verbinding met die, den, dese, bijv. nw. sterke buiging met uitgang -e/en. Neutraal genus blijkt uit verbinding met het en dat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.5. Enkelvoudige substantiefgroepen in voorzetselgropen in datief- of accusatiefomstandigheid
De meeste voorzetsels regeren de datief of de accusatief en enkele soms de genitief. Aangezien zich onder de aangetroffen vormen geen ondubbelzinnige genitiefvormen, te weten vormen met de uitgang -(e)s, bevinden, neem ik aan, dat alle attributieve woordvormen met de uitgang -(e)r datieven zijn. Op grond van de grammaticale studies over het Middelnederlands en het 16de-eeuws mag men concluderen dat tussen de datief en de accusatief masc. geen verschil is bij de attributieve woorden: den, dien, eenen, etc. Wel is er verschil mogelijk tussen de datief en de accusatief bij het feminiene en het neutrale genus: resp. der, dier, etc. en de, die, etc. tegenover den, dien, eenen, etc. en het, dat, dit, een, etc. Bij onzekerheid over het genus en over het gebruik van de derde of de vierde naamval enkelvoud, blijken de attributieve woorden met uitgang -(e)r kenmerkend voor de datief, en wel de datief fem. De vormen het, dit, dat zijn kenmerkend voor het gebruik van de accusatief, te weten de acc. neutr. Alle overige vormen van attributieve woorden kunnen bij een driegenerasysteem of een twee-generasysteem met resten van een drie- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
generasysteem zowel in de derde als in de vierde naamval bij enig genus verschijnen.
Bij de voorzetsels in en tot/t- blijkt een datiefvorm mogelijk te zijn, maar bij in evenzeer een accusatiefvorm. De datiefvormen staan in de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volgende voorzetselgroepen:
Naast in der kercken komt den heylige kercke (meew. vw., 489036) voor. In het ene geval zou kercke een femininum, in het andere geval een masculinum zijn.Ga naar eind9.) Hier zien we de genera door elkaar lopen. De voorzetselgroep in deser vougen mag als een stereotiepe groep worden aangemerkt. Hetzelfde geldt voor ter weder stellen. In deze groep en in ter plaetse treedt een onlosmakelijke verbinding van voorzetsel en lidwoord op. In alle vier de gevallen kan naar mijn mening de mogelijkheid niet worden uitgesloten, dat toekenning van de datief enkelvoud bij feminien genus honorering van archaïsch taalgebruik is. Dit te meer als we de eigennamen, die buiten de tellingen zijn gehouden, in beschouwing nemen: binnen der Goude (4x), doer der Goude (1x), ter Goude (3x), van der Goude (9x), wuyt der Goude (4x), ter Lelie/Lely(e) (3x). Van voorzetsels die in het corpus met het, dit en dat voorkomen, mag men aannemen dat ze de accusatief regeren, al is mogelijke verbinding met de datief nooit uitgesloten. Naast binnen tconvent (488013) en wuyt het lant (477003) staat respectievelijk binnen den convent (490014) en wuyt den lande (484023). Ook tot dien eynde (474031), van den gasthuyse (485026), op den requeste (485002) en tot hoeren vordel (491007) bevatten datieven van neutra, naar men mag aannemen. Ten aanzien van de voorzetselgroepen kan als samenvatting gelden, dat de voorzetsels een derde of een vierde naamval regeren, zonder dat in de grote meerderheid van de gevallen (86,8%) op grond van de attributieve woordvorm kan worden beslist welke van de twee naamvallen gebruikt is. De voorzetselgroepen met attributieve woordvormen op uitgang -(e)r (dat. sg. fem.) kunnen nooit als vrij van archaïsch taalgebruik worden beschouwd. Dit te meer, aangezien de meewerkend voorwerpen in het geheel geen datiefvormen op -(e)r tonen. Alleen neutra met attributieve woordvormen op uitgang -(e)n zijn dan nog (mogelijk archaïsche) datieven. Deze vormen zijn bovendien niet exclusief voor neutra, maar komen in een drie-generasysteem ook bij masculina voor. Zelfs bij een twee-generasysteem helpen deze vormen niet bij het onderscheiden van het commuun en het neutraal genus. Mijn conclusie luidt derhalve: in het levende taalgebruik van Wouter Jacobsz regeren de voorzetsels de vierde naamval; verschijnt na een voorzetsel een derde naamval, dan is er reden dit taalgebruik als archaïsch te beschouwen. In een drie-generasysteem en in een twee-generasysteem met resten van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een drie-generasysteem is bij de accusatief singularis een systematisch, resp. niet-systematisch onderscheid aanwezig tussen masculiene en feminiene vormen. Komt in een voorzet-selgroep een enkelvoudig substantief met de oorspronkelijk acc. sg. fem. vormen die, de, d', dese als tweede lid voor, dan zou datzelfde substantief in voorzetselgroepen niet verbindbaar moeten zijn met dien, den, desen, vormen die de acc. sg. masc. of de mogelijk archaische dat. sg. neutr. aanduiden. Deze tweedeling nu blijkt niet systhematisch te zijn. Het betreft de volgende gevallen:
Verder zijn er gevallen voorhanden van voorzetselgroepen met de + enkelvoudig substantief en den + hetzelfde enkelvoudige substantief als meew. vw. of lijd. vw.:
Uit het bovenstaande blijkt in voldoende mate, dat er op basis van het gebruik van die, de etc. en dien, den etc. in voorzetsel-groepen niet kan worden besloten tot een systematisch onderscheid van masculiene en femininiene substantieven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het onbepaalde lidwoord toont geen vormverschil dat met genus verband houdt: in een toome (= toren, 467034), wuyt den toom (467040), tot een dorp (469011), van tselfde dorp (483015). De bezittelijke voornaamwoorden met de buigingsuitgang -en zijn zowel met niet-het-substantieven als met het-substantieven verbindbaar: in dese sijnen reys (486044), tot hoeren vordel (491007). Hetzelfde geldt voor de uitgangloze bezittelijke voornaamwoorden. Enkele voorbeelden: in haer convent (476048), in haer huys (475035), na sijn lande (491014), in sijn lichaem (483012), wuyt haer mondt (475032), op haer plaets (468037), in haer stadt (475013, 477013). De bezittelijke voornaamwoorden leveren dus evenmin een bijdrage tot het classificeren van substantieven naar genus. Ten slotte de bijvoeglijke naamwoorden. Onder de omstandigheden voor sterke flexie komen twee vormen voor: de uitgangsloze vorm en de vorm met uitgang -e. De uitgangsloze vorm verschijnt bij die-substantieven en bij het-substantieven: doer continueel fame (482016), tot gheen laeger marckt (481041), tot sonderling verwonderinge (468007), met Engels bier (476036). De adjectieven op -e komen bij sterke buiging alleen bij die- substantieven voor: groete benautheyt (475008), voer nieuwe maer (487003), op laege prijs (471030). Onder de omstandigheden voor zwakke flexie kunnen drie vormen verschijnen: de uitgangloze vorm, de vorm met uitgang -e en die met de uitgang -en. Deze laatste twee vormen moeten als één categorie worden beschouwd, getuige tegens die toecomende tijt (468019) en doer den lastigen dueren tijt (475015). De uitgangloze vorm komt voor bij het-substantieven en bij die-substantieven. Het is opvallend, dat bijna al deze bijvoeglijke naamwoorden op een -n eindigen. Aan deze gevallen kan dus geen argument worden ontleend voor het gebruik van de uitgangsloze vorm. Het betreft de volgende gevallen: overmids tgeheel bederf (...) (474028), in haer verlaeten besit (481035), met den nieu gecoren ende gehulde coninck (466036), bij haer opgenomen religie (489020). Het voorbeeld met coninck bevat een adjectief op -n zonder uitgang en een adjectief met uitgang. Naast bovengenoemd citaat met religie staat van de verdruckte ende verwurpe catholike religieGa naar eind10.) (486020), die oude religie- (481008), etc. Ook het-substantieven kunnen echter met adjectieven met uitgang -e verbonden zijn: in haer wuyterste verdriet (488034). De conclusie lijkt me gerechtvaardigd, dat de ene vindplaats met een neutrum vooraf-gegaan door een adjectief zonder buigingsuitgang, waarvan de stam niet op -n eindigt, als een uitzondering bij de beschrijving van het taalsysteem buiten beschouwing mag worden gelaten. Dit ook, omdat een uitgangloze vorm bij zwakke flexie niet oorspronkelijk kan zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.6. SamenvattingEnkelvoudige substantiefgroepen in nominatiefomstandigheidDe volgende attributieve woordvormen leveren geen bijdrage tot het onderscheiden van genera: een, bez. vnw. met uitgang -0, bijv. nw. sterke buiging met uitgang -0, bijv. nw. zwakke buiging. De resterende vormen constitueren een tweedeling: het enerzijds en anderzijds die, de, d, dese(n), bijv. nw. sterke buiging met uitgang -e(n). Het is niet mogelijk binnen de laatste groep een verdere verdeling aan te brengen. Uit vergelijking met substantiefgroepen in omstandigheden voor tweede, derde en vierde naamval enkelvoud moet blijken of al dan niet een onderscheiding in masculiene en feminiene vormen gerechtvaardigd is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Enkelvoudige substantiefgroepen in genitiefomstandigheidDe vorm des komt voor bij het-substantieven en bij niet-het-substantieven en kan derhalve niet distinctief worden genoemd voor één genus. Dit geldt zowel voor een twee- als voor een drie-generasysteem met naamvalsonderscheidingen. Daarentegen geven de attributieve vormen met de uitgang -(e)r aan, dat het verbonden enkelvoudige substantieffeminien genus heeft, waarbij moet worden aangetekend, dat dit een wellicht of soms waarschijnlijk archaïsch gebruik van deze genus-naamvalsvorm is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Enkelvoudige substantiefgroepen in datiefomstandigheidDe attributieve woordvorm die is uitsluitend verbonden met niet-het-substantieven. Deze vorm is niet kenmerkend voor de derde naamval enkel- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voud, ook ondersteunt deze vorm geen onderscheid tussen masculien en feminien genus. Dit duidt dus op een generasysteem zonder naamvalsonderscheidingen. De bez. vnw. zonder uitgang komen bij het-substantieven en bij niet-het-substantieven voor. Den en de bijv. nw. zwakke buiging met uitgang -e zijn verbonden met niet-het-substantieven, maar kunnen blijkens de grammaticale literatuur ook gebruikt zijn ter aanduiding van de dat. sg. neutrum. Deze vormen kunnen dus ook geen bijdrage leveren tot het onderscheiden van twee of drie genera. Wel maakt het gebruik van den het voorkomen van casus en een mogelijke onderscheiding van masculien en feminien genus waarschijnlijk. In tegenstelling tot die en dese duidt den dusop een drie-generasysteem met naamvalsonderscheiding. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Enkelvoudige substantiefgroepen in accusatiefomstandigheidDe vormen die, den, desen en bijv. nw. sterke buiging met uitgang -e/en zijn verbonden met niet-het-substantieven; het en dat met het-substantieven. De overige vormen, te weten een, bez. vnw. zonder uitgang, bijv. nw. sterke buiging zonder uitgang en bijv. nw. zwakke buiging met uitgang -e, komen bij het-substantieven en bij niet-het-substantieven voor. Deze attributieve woord-vormen leveren dus geen bijdrage tot het onderscheiden van twee of drie genera. Het gebruik van den duidt op een naamvalssysteem in enigerlei vorm en mogelijk op het onderscheiden van masculina en femina. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Enkelvoudige substantiefgroepen in voorzetselgroepen in datief of accusatiefomstandigheidDe vormen het, dit, dat zijn verbonden met neutra. De vormen die, de, d', die bijv. nw. sterke buiging met de uitgang -e en de attributieve woordvormen met de uitgang -(e)r komen alleen bij niet-het substantieven voor. Het gebruik van de uitgang -(e)r wijst op onderscheiding naar naamval en een mate van onderscheiding van masculina en feminina. Ook de vormen den, dien, bez. vnw. met uitgang -en duiden op het gebruik van naamval en het mogelijk onderscheiden van drie genera, aangezien deze vormen niet met feminina verbonden zouden mogen zijn. Deze laatste drie vormen, een, bez. vnw. zonder uitgang, bijv. nw. sterke buiging zonder uit-gang en bijv. nw. zwakke buiging met uitgang -e(n) komen zowel bij het-substantieven als bij niet-het-substantieven voor. Bij een twee- en bij een driegenerasysteem duiden zij dus niet een genus aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.7. Slotbeschouwing2.7.1. GenusUit de voorafgaande samenvattingen blijkt, dat de neutra gekenmerkt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden door hun verbinding met het, dit, dat. Ten aanzien van de vormen die, de, d-, dese(n), bijv. nw. sterke buiging met uitgang -e(n) in substantiefgroepen in nominatiefomstandigheid werd reeds vastgesteld, dat er geen mogelijkheid is hier masculiene en feminiene vormen te onderscheiden. Het is echter niet op voorhand uitgesloten, dat die, de, dese in omstandigheden voor de derde of vierde naamval, evenals de attributieve genitief- en datiefvormen op -(e)r feminiene vormen zijn. Dit zou moeten impliceren, dat substantieven die met deze attributieve woordvormen verbonden zijn, niet voorkomen met apert niet-feminiene vormen als den, desen en andere attributieve woordvormen met uitgang -(e)n in datief- of accusatiefomstandigheid. De onderstaande gevallen bewijzen echter de vervlochtenheid van de beide groepen attributieve vormen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wouter Jacobsz' taalgebruik toont dus een twee-generasysteem:commuun genus en neutraal genus. De gegevens zijn in overzicht 10 samengebracht, zie hierna. Het aantal keren dat een neutrale attributieve vorm verschijnt is 62, dat is 8% van het totaal aantal attributieve vormen. Het commuun genus blijkt uit 328 attributieve vormen, dat is 42,3% van het totale aantal. De grootste groep wordt echter gevormd door de niet-differentiërende vormen: 49,4%. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.7.2. CasusNaast genus kan casus een rol spelen in het taalgebruik van Wouter Jacobsz. De genitiefvorm des wijkt altijd af van de nominatiefvorm. Hetzelfde geldt voor de genitief- en datiefvorm met uitgang - (e)r. Als in nominatiefomstandigheid en in datief- of accusatiefomstandigheid dezelfde attributieve woordvormen in gebruik zijn, leveren deze geen bijdrage tot het formeel onderscheiden van naamvallen. Dit doet zich voor bij de volgende niet-genusdifferentiërende attributieven: een, bez. vnw. met uitgang -0, bijv. nw. sterke buiging met uitgang -0, bijv. nw. zwakke buiging met uitgang -0 of -e. Bij de genusdifferentiërende attri-butieven tonen de volgende vormen geen casusverschil: die, de, d-/d', dese, bijv. nw. sterke buiging met uitgang -e, het en dat. De vormen desen en bijv. nw. sterke buiging met uitgang -en in substantiefgroepen in nominatiefomstandigheid mogen op grond van de zeer geringe frequentie voor de systematiek als te verwaarlozen afwijkingen worden beschouwd. Als enige naamvalsvormen voor de datief en accusatief blijven over: den, dien, bez. vnw. uitgang -en, bijv. nw. sterke en zwakke buiging | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitgang -en, waarbij derde en vierde naamval niet systematisch zijn onderscheiden. Hier kan dus hoogstens van een objectsvorm gesproken worden. In overzicht 11 (zie hierna) zijn onder ‘niet-casusdifferentiërende attributieven’de buigingsvormen bijeengebracht die in de nominatief en ook in de datief of accusatief kunnen verschijnen. De ‘differentiërende attributieven’ bevatten de genitiefvormen, de datiefvormen en de accusatiefvormen voor zover ze van de nominatiefvormen afwijken. Hierbij zijn de datief- en accusatiefvormen als één groep behandeld, omdat de voorzetselgroepen soms wel een buigingsvorm tonen, zonder dat bepaald kan worden, of dit een datief- of een accusatiefvorm is. Het mogelijk genusonderscheid bij den, dien, bez. vnw. uitgang -en en bijv. nw. sterke buiging uitgang -en (dat sg. N. of dat./acc. sg. commuun genus) is voor het vaststellen van de vorm als niet-nominatief immers irrelevant. Het aantal keren dat in genitiefomstandigheid een niet-nominatiefvorm verschijnt, bedraagt 24. Daarnaast staan slechts twee gevallen met een nominatiefvorm in genitiefomstandigheid. In percentages uitgedrukt is de verhouding genitiefvorm:nominatiefvorm = 92,3:7,7. De genitief staat dus sterk. Het aantal keren dat in datief/accusatiefomstandigheid een niet-nominatiefvormgebruikt is, bedraagt 122, terwijl daarnaast 391 keer een vorm gebruikt is die met die van de nominatief over-een komt. De verhouding in percentages luidt datief/accusatiefvorm: nominatiefvorm = 23,8:76,2. In datief/accusatiefomstandigheid staat het gebruik van de buigingsvorm dus zwak. In 2.3, 2.4 en 2.5 werd aangetoond dat resp. in datiefomstandigheid en in accusatiefomstandigheid en bij voorzetselgroepen in datief/accusatiefomstandigheid bij dezelfde substantieven een buigingsvorm en een niet-buigingsvorm voorkwamen. Wouter Jacobsz gebruikt dus - afgezien van de genitief - overwegend een genussysteem. Wanneer het aantal keren dat casusdifferentiërende attributieve vormen verschijnen, vergeleken wordt met het aantal keren dat niet-casusdifferentiërende attributieve vormen voorkomen (inclusief de gevallen van nominatiefomstandigheid), dan is de verhouding in absolute getallen 146: 624, dat is resp. 19%:81%. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.7.3. BesluitHet onderzoek van het Goudse dagboekfragment van ca 1575 leidt tot de volgende conclusie: Wouter Jacobsz gebruikte in zijn geschreven taal in 81% van de gevallen een twee-generasysteem. De resterende 19% toont een vast | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebruik van genitiefvormen in genitiefomstandigheid (92,3%) en een facultatief en gering gebruik van een objectsvorm die van de nominatiefvorm verschilt, in datief of accusatiefomstandigheid (23,8%).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|