| |
| |
| |
De persoonsvorm in Focus
M. Klein
0. Inleiding
In haar proefschrift Gapping (Neijt 1979) heeft Anneke Neijt een verklaring proberen te geven voor het feit dat werkwoorden geen restant van Gapping kunnen zijn:
(1)a | * Jan kuste Betsy en Peter sloeg |
b | * Jan kuste Betsy en sloeg |
c | Jan kuste Betsy en Peter Truus |
Uit (1) blijkt, dat het restant onwelgevormd is, als niet tenminste het werkwoord gedeleerd is. Met andere woorden: Gapping (‘Delete’) zal in ieder geval altijd het werkwoord, d.w.z. het finiete werkwoord, moeten deleren, aldus Neijt.
Neijts oplossing sluit aan bij ideeën van Sag (1976) over de beschrijving van Focus in bijvoorbeeld antwoorden op zinnen die vraagwoorden als wie of wat bevatten, of zinnen die Gapping kunnen ondergaan. Het gaat te ver hier Sags voorstellen uitvoerig te bespreken -de lezer zij verwezen naar Neijts dissertatie (blz. 97-108)- en het zou bovendien onnodig zijn: Den Besten (1981:140-143) laat zien, dat haar voorstel geen oplossing biedt, aangezien Focus op werkwoorden wel degelijk mogelijk is (2a) en uit Neijts beschrijving allerminst volgt dat (2b) geen goede zin is in het Nederlands:
| |
| |
(2)a | Jan kúste Betsy en Jan slóeg Betsy |
b | * Jan kúste Betsy en slóeg |
In Neijt (1981) wordt een andere verklaring voor de ongrammaticaliteit van zinnen als (1a) en (1b) gegeven. Nu zouden alleen zusters van een projectie van V in Gapping-constructies mogen achterblijven. Aangezien een verbum finitum, volgens Neijt, geen zuster van V is, mag het niet als restant achterblijven.
Het idee dat alleen zusters van een projectie van V als restant mogen achterblijven, is, voorzover ik zie, niet te relateren aan een algemeen grammaticaal principe. Als dat juist is, is het een schoolvoorbeeld van een ad hoc-principe: het is uitsluitend gecreëerd voor de feiten (1a) en (1b), en geen andere. Kortom: het verklaart eigenlijk niets.
| |
1. Ross' Coordinate Structure Constraint
Wat is dan wel de oorzaak van de ongrammaticaliteit van zulke zinnen als (1a) en (1b)? Als mogelijke kandidaat voor een verklaring zou men kunnen denken aan Ross' beperking op gecoördineerde structuren (Ross 1967):
(3) | The Coordinate Structure Constraint |
| No conjunct in a coordinate structure may be moved, nor may any element in a conjunct be moved |
Onder Kosters SOV-hypothese zou de zin Jan kuste Betsy en sloeg een onderliggende structuur hebben als (4) (Koster 1975, 1980):
| |
| |
(CP = Coordination Phrase; zie Klein (1984) en (te verschijnen)). V-plaatsing, toegepast op kuste, levert op:
Zoals men in (5) kan zien, neem ik hier aan, dat de subjects-NP in de oppervlaktestructuur de eerste plaats in de zin inneemt (de COMP-positie) en dat de persoonsvorm de tweede plaats bezet als dochter van S̄. Door de verplaatsing van het finiete werkwoord naar de tweede positie in de zin, zoals in (5), wordt de beperking op gecoördineerde structuren (3) geschonden. Dat geeft ons een verklaring voor de ongrammaticaliteit van * Jan kuste Betsy en sloeg.
Er is een aantal feiten dat laat zien, dat de onwelgevormdheid van deze zin nog een andere oorzaak kan hebben. Eén van die feiten is zin (6):
| |
| |
(6) | (Wilma zei) dat Jan de plaat opzette en afdraaide |
Het vreemde van een bijzin als (6) is dat er geen hoofdzinspendant bestaat zoals bij dat Jan Betsy kuste en sloeg wel mogelijk is: Jan kuste en sloeg Betsy. Onmogelijk zijn:
(7)a | *Jan opzette en afdraaide de plaat |
b | *Jan zette de plaat op en afdraaide |
c | *Jan zette de plaat op en draaide af |
d | *Jan zette en draaide de plaat op- (en) af- |
De enige mogelijkheid om in het Nederlands in hoofdzinsvolgorde aan te geven, dat Jan de in (6) genoemde handelingen verrichtte, is:
(8) | Jan zette de plaat op en draaide deze af |
Maar deze zin is natuurlijk de hoofdzin die past bij de bijzin (9):
(9) | dat Jan de plaat opzette en deze afdraaide |
Als het nu juist is, dat V-plaatsing het finiete werkwoord plaatst onder S̄, naast de COMP-knoop, dan kan in (8) en draaide deze af niet beschouwd worden als het rechterdeel van een VP-coördinatie. V-plaatsing impliceert de aanwezigheid van S̄ en dus moet (8) beschouwd worden als een coördinatie van S̄-en.
Onder deze zienswijze kan de zin * Jan kuste Betsy en sloeg ook een structuur hebben als in (10):
| |
| |
Dat het subject weggelaten of gedeleerd kan worden, is niet zo vreemd: elementen direct links of rechts van het voegwoord kunnen onder identiteit met een andere constituent worden weggelaten of gedeleerd. Maar bij het object is dat onmogelijk: de (omcirkelde) objects-NP staat niet direct rechts van het nevenschikkend voegwoord en. De ongrammaticaliteit van bijvoorbeeld (1a) [S̄ Jan kuste Betsy] en [S̄ Peter sloeg -] lijkt eerder in verband gebracht te moeten worden met het feit dat sloeg, als transitief werkwoord, een object bij zich móet hebben. Het rechterconjunct is dan om dezelfde reden ongrammaticaal als (11):
Alleen als de bewuste objects-NP getopicaliseerd wordt (onder COMP geplaatst wordt) en direct rechts van en verschijnt kan hij weggelaten of gedeleerd worden. Maar in dat geval is weer wel een subject rechts van het werkwoord verplicht:
(12) | Bétsy kuste ik en - sloeg hij |
(13) | * Betsy kuste ik en - sloeg |
In de zin *Jan kuste Betsy en sloeg is, zo bezien, tweemaal V-plaatsing toegepast. Het rechterconjunct en sloeg heeft de structuur als aangegeven in het rechterdeel van (10).
| |
2. Comparatiefzinnen
De verschijnselen die we hierboven beschreven hebben, komen we ook tegen in comparatiefzinnen. Als voor- en nazin beide bijzinsvolgorde hebben, is de zin welgevormd:
(14) | dat Jan Marie vaker kuste dan sloeg |
dan fungeert blijkbaar als coördinator tussen kuste en sloeg (zie ook D.J. Napoli 1983; Klein (1984) en (te verschijnen), zoals en in dat Jan Marie kuste en sloeg. V-plaatsing, toegepast op kuste in (14), levert op:
| |
| |
(15) | * Jan kuste Marie vaker dan sloeg |
In (15) zijn kuste en sloeg niet langer te beschouwen als gecoördineerde V's: kuste is verplaatst naar de positie direct rechts van COMP. Ross' Coordinate Structure Constraint (3) maakt de ongrammaticaliteit van (15) begrijpelijk.
Maar ook (14) kan nog een andere structuur hebben:
(16) | dat Jan Marie vaker kuste dan [S̄ sloeg] |
Als de grammatica deze structuur toekent aan (14), kan de ongrammaticaliteit op dezelfde wijze verklaard worden als (1a) en (11): er is een niet-gevulde objectsplaats.
Coördinatie van VP's is in bijzinnen ook mogelijk:
(17) | dat Jan Márie vaker kúste dan Trúus slóeg |
Ross' Coordinate Structure Constraint (3) maakt ook hier (18) begrijpelijk:
(18) | * Jan [CP dan [VP Truus sloeg]] |
Ik neem aan, dat het in (17) gaat om coördinatie van VP's, omdat in gevallen waarin echt sprake is van een S̄, het subject van de comparatiefzin niet weggelaten kan worden:
(19)a | * dat Jan Marie vaker zou kussen dan [S̄ - Truus geslagen had] |
(20)a | * dat Jan nu meer huizen heeft dan [S̄ - vroeger auto's had] |
Alleen als het subject aanwezig is, zijn deze zinnen correct:
(19)b | dat Jan Marie vaker zou kussen dan hij Truus geslagen had |
(20)b | dat Jan nu meer huizen heeft dan hij vroeger auto's had |
Het verschil tussen de zinnen (19) en (20) enerzijds en (17) anderzijds bestaat hierin, dat in (17) aan beide zijden van dan gelijke tijden vermeld staan, terwijl in (19) en (20) deze tijden ver- | |
| |
schillend zijn.
Weglating of deletie van het subject is alleen mogelijk als dat subject de eerste zinsplaats inneemt. In comparatiefzinnen is COMP altijd gevuld (met dat of ∅: Jan kuste Marie vaker dan hij Truus kuste) en is weglating of deletie niet mogelijk (zie (19) en (20)), maar in hoofdzinnen is dat wel het geval:
(21) | Jan zal vanmiddag komen en Truus inmiddels weggebracht |
| |
3. Behalve
In Klein (1984) en (te verschijnen) heb ik laten zien, dat het Nederlandse woord behalve een voegwoord is (zie ook Paardekooper (1966)), en niet een prepositie, en dat na dit woord zich ook Gapping-verschijnselen voordoen, bijvoorbeeld:
(22) | Behalve Ján Márie heeft Kárel Trúus gekust |
Ook behalve kan in bijzinnen twee werkwoorden nevenschikkend verbinden:
(23) | dat Jan de plaat behalve opzette ook afdraaide |
In de hoofdzin is dit evenwel onmogelijk:
(24) | * Behalve afdraaide zette Jan de plaat ook op |
De ongrammaticaliteit van (24) is na het voorafgaande niet meer zo moeilijk te begrijpen. Als voegwoord moet behalve gelijkwaardige constituenten nevenschikken. Als de structuur van de voegwoordgroep in (24) zou zijn als (25):
| |
| |
dan zou behalve twee ongelijkwaardige constituenten verbinden: een V met bijzinsvolgorde (afdraaide) en een V met hoofdzinsvolgorde (zette... op).
Zou de structuur van behalve afdraaide zijn als (26):
dan kan de ongrammaticaliteit ervan op dezelfde wijze verklaard worden als (1a), (11) en (14). Dat * Behalve draaide af, zette Jan de plaat op ook onwelgevormd is, kan op vrijwel dezelfde wijze verklaard worden: er is V-plaatsing toegepast, dus is er sprake van S̄, dus is er een niet-gevulde objectsplaats (als in (11): * Behalve draaide - af, zette Jan de plaat op.
| |
4. Conclusie
Uit het voorafgaande zal duidelijk geworden zijn, dat de ongrammaticaliteit van zinnen als *Jan kuste Betsy en sloeg of * Jan zette de plaat op en draaide af verklaard kan worden met behulp van onafhankelijk gemotiveerde grammaticale middelen: Ross' Coordinate Structure Constraint (3) en Kosters SOV-hypothese. Bovendien kan de ongrammaticaliteit ervan op dezelfde wijze verklaard worden als (11). Er is geen enkele aanleiding om, zoals Neijt in haar proefschrift heeft gedaan, de problemen rond deze zinnen in verband te brengen met het LF-niveau. Evenmin is er aanleiding om in de grammatica apart te stipuleren, dat uitsluitend zusters van een projectie van V in Gappingconstructies mogen achterblijven, zoals in Neijt 1981 gedaan wordt.
| |
| |
| |
Bibliografie
Besten, H. den, (1981) Bespreking van: Anneke Neijt, Gapping. A Contribution to Sentence Grammar, in: Glot 4 (1981) 133-161. |
Klein, M. (1984) ‘Coördinatie of Gapping?’ Ms. KU Nijmegen. |
Klein, M. (te verschijnen) ‘Koordination oder Gapping?’, in: Akten des 19. linguistischen Kolloquiums. Max Niemeyer Verlag Tübingen. |
Koster, J. (1975) ‘Dutch as an SOV-language’, in: Linguistic Analysis 1 (1975) 111-136. |
Koster, J. (1980) ‘Het Nederlands als SOV-taal’, in: M. Klein (ed) Taalkundig beschouwd, Den Haag. |
Napoli, D.J. (1983) ‘Comparative Ellipsis: A Phrase Structure Analysis’, in: Linguistic Inquiry 14 (1983) 675-694. |
Neijt, A. (1979) Gapping. Dordrecht 1979. Studies in Generative Grammar 7. |
Neijt, A. (1981) ‘Gaps and Remnants - Sentence Grammar Aspects of Gapping’, in: Linguistic Analysis 8 (1981) 69-93. |
Paardekooper, P.C. (1966) ‘Behalve als zn-patroondeel’, in: De nieuwe taalgids 59 (1966) 171-179. |
Ross, J.R. (1967) Constraints on Variables in Syntax. MIT-diss. |
Sag, I.A. (1976) Deletion and Logical Form. MIT-diss. |
|
|