Voortgang. Jaargang 5
(1984)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Major Constituents en SamentrekkingGa naar eind*)
|
(1)a | Jan zal de rozen snoeien en zal de tulpen planten (vgl. N. 7 vgg.) |
b | Jan heeft de rozen gesnoeid en zal morgen de tulpen planten (vgl. Bakker 1984: 190) |
kan in het door N. gebruikte theoretische kader echter alleen bevredigend
beschreven worden door Gapping van Jan in de tweede conjunct aan te nemen. Daardoor wordt de persoonsvorm zal in de tweede conjunct een restant. Zoals gezegd, is dit geen Major Constituent (hieronder: MC) en dus is (1) een tegenvoorbeeld tegen N.'s stelling dat alleen MC's restant van Gapping kunnen zijn.
Deze overweging maakt de hantering van het begrip MC al minder aantrekkelijk. Maar bedoelde analyse van (1) draagt, zoals we nog zullen zien (1.2), tevens bij tot de vervaging van de grenzen tussen Gapping en andere samentrekkingsverschijnselen, met name die welke als Backward Conjunction Reduction (hieronder: BCR) worden beschreven, en waarvoor deletie van de eerste conjunct van een coördinatie kenmerkend is, zulks in tegenstelling tot Gapping-formaties. In 1. wil ik aannemelijk maken dat N. geen verschillen tussen diverse soorten samentrekkingsverschijnselen kan aanvoeren die de invoering van diverse soorten regels ter beschrijving ervan rechtvaardigen, of het zou moeten zijn dat wat bij N. Gapping op VP/S/S̄-niveau is, zich wel stoort aan een in termen van MC's te formuleren conditie, en de rest van de samentrekkingsverschijnselen niet. - In 2. zal ik betogen dat ook laatstgenoemd verschilpunt niet opgaat, en dat het begrip MC niets biedt ter verklaring van Gapping op zinsniveau. Tot slot wordt een alternatief voor MC geschetst.
Ten slotte merk ik in dit inleidend gedeelte nog op, dat het mij in dit artikel alleen te doen is om de analyse van Nederlands materiaal.
1.0
In deze sectie wordt betoogd dat N. in gebreke blijft aan te tonen, dat er meerdere ‘samentrekkingsregels’ moeten zijn, ieder met een karakteristiek domein, waarin Gapping zich onderscheidt door te gehoorzamen aan een in termen van MC's te formuleren conditie. Daartoe wordt in 1.1 N.'s onderscheid tussen N- en V-gapping afgewezen, terwijl in 1.2 wordt getoond dat er geen onderscheid gemaakt behoeft te worden tussen BCR en Gapping. In. 1.3 wordt betoogd dat er wel degelijk sprake is van Gapping met PP, AP en QP als domein, en wordt de eind conclusie van heel 1. getrokken.
1.1
N. kent twee soorten van Gapping: die op het niveau van VP/S/S̄ en die op het niveau van NP. Ze noemt ze (N. 27 vgg.) V-gapping resp. N-gapping,
naar het meest karakteristieke weggelaten element. Nu zegt ze aldaar: V-gapping ‘applies to coordination only’, voor N-gapping geldt deze conditie niet. Maar in N. 37 vgg. lezen we een beschouwing naar aanleiding van de volgende taaluitingen:
(2) | Speaker A: Jorge is peeling an apple.
Speaker B: And Ivan ∅ an orange. |
N. blijkt zich ter plekke ervan bewust dat (2) niet zomaar als coördinatie opgevat kan worden; zij doet dat dan ook niet, met het gevolg dat in haar formulering van Gapping (N. 39) terecht, mijns inziens, van enige verwijzing naar coördinatie is afgezien. Daarmee vervalt echter ook het eerder door haar geopperde verschil tussen N-gapping en V-gapping.
Een tweede verschil tussen V- en N-gapping meent N. daarin te vinden dat V-gapping ‘deletes true variables’, dat wil zeggen géen, éen of meer constituenten (N. 28), terwijl N-gapping alleen maar constituent-variables deleert, dat wil zeggen geen of éen constituent. (vgl. N. 38), in casu N, N̄ of ∅. Inderdaad zijn er gevallen van V-gapping waarvan men zou kunnen aannemen dat er meer dan éen constituent is gedeleerd. Er zijn echter ook gevallen van N-gapping, waar tevens andere constituenten gedeleerd zijn, zoals moge blijken uit de volgende diagrammen, waarvan de bouw in overeenstemming is met N's assumpties (vgl. in het bijzonder N. 53, N. 115 en Bakker 1984: 186, alsmede N. 123 vgg.):Voor NP's als in (3, 4) kan men, denkend in N.'s kader, twee structuren postuleren die van elkaar verschillen inzoverre de PP rechtstreeks onder de hoogste dan wel onder de laagste N-projectie wordt ingevoerd. In het eerste geval is de a-zin het resultaat van deletie van meer dan éen constituent, en de b-zin niet; in het tweede geval ligt het juist omgekeerd. Welke van de twee men ook kiest, steeds is er een deletiegeval te vinden waarbij meer dan éen constituent wordt gedeleerd. De conclusie is, dat ook dit verschil tussen N- en V-gapping illusoir moet heten.
Het derde en laatste verschilpunt tussen N- en V-gapping dat N. aanvoert is, dat ge-gapte N's bij voorkeur op V's lijken, terwijl het omgekeerde niet het geval is. Het door N. aangevoerde materiaal (N. 29) is te gering om deze suggestie serieus te nemen. Samenvattend komen we tot de slotsom dat N. niet heeft aangetoond dat N- en V-gapping van elkaar verschillen in ander opzicht dan (eventueel) ten opzichte van de MC- Conditie.
1.2
N. noemt vijf verschillen tussen Gapping en BCR (N. 39-46). Het eerste zou zijn dat de restanten van Gapping MC's moeten zijn, terwijl
zulk een conditie niet voor BCR geldt. Dit komt aan de orde in 2. Daar zal duidelijk worden dat dit verschil niet bestaat.
Het verschil dat N. als tweede noemt betreft de aard van het gedeleerde. In het Engels, zegt N., kan met BCR slechts éen constituent gedeleerd worden, met Gapping ook meer dan éen. Aangezien voor het Nederlands een dergelijke conditie niet geldt, kunnen we het in dit artikel, dat over Nederlandse samentrekkingsverschijnselen handelt, buiten beschouwing laten.
Het derde verschil formuleert N. als volgt:
Gapping deletes discontiguous parts of coordinated sentences (...). Backward Conjunction Reduction is different from Gapping in that it does not delete discontiguously (N. 42).
Hier volgt een voorbeeld (N. 43):
(5)a | (Gapping)
Arizona koos Goldwater tot president en Pennsylvania Schweiker / |
b | (BCR)
*Arizona Goldwater tot en Pennsylvania koos Schweiker tot president |
De observatie is op zichzelf genomen juist, maar het is niet alleen of in de eerste plaats discontiguïteit van koos en tot president die (5)b onacceptabel maakt. Immers ook (6)b hieronder is onacceptabel, hoewel het gedeleerde niet discontigu is:
(6)a | (Gapping)
Arizona koos Goldwater en Pennsylvania Schweiker |
b | (BCR)
*Arizona Goldwater en Pennsylvania koos Schweiker |
Het is uiteraard aantrekkelijk, (5)b en (6)b op dezelfde wijze te verklaren. Een poging daartoe is ondernomen in Bakker in voorber.
Als wat daar beweerd wordt hout snijdt, dan vervalt ook dit verschil. Dan blijkt namelijk contiguïteit van BCR-deleten eenvoudig te volgen uit het feit, dat de constructie mèt gat voorafgaat aan de constructie zonder. Daarmee is het door N. gesignaleerde verschil uiteraard niet uit de wereld, maar de relevantie ervan wel.
Als vierde verschil tussen Gapping en BCR noemt N. het volgende. BCR ‘violates the Sentential Subject and Complex NP constraints’; wat betreft de Coordinate Structure Constraint is BCR wèl Island sensitive. Geen absoluut verschil dus tussen BCR en de altijd gehoorzaam eilandgevoelige Gapping-regel. Vergelijk:
(7) | (SSC)
|
Dit voorbeeld, N.'s bewijsstuk (N. 44), zegt niets, omdat het verklaard moet worden uit een beperking op Gapping in S̄ (ik bedoel: afhankelijke zinnen met een onderschikkend voegwoord), vgl. (8), waar geen Sentential Subject, maar een voorzetselvoorwerpszin in staat:
(8) | *Ik verbaas me erover dat Alfons de rijst en dat Harry de aardappels |
Vergelijk vervolgens:
(9) | (CNPC)
|
Deze zin voert N. aan als argument voor de gevoeligheid van Gapping voor CNPC. Nu is (9)b ongetwijfeld fout. De vraag is alleen, of dat met CNPC te maken heeft. Beschouw de volgende zinnen:
(10)a | Hij vroeg wat we in de voortuin gaan planten. |
b | *Hij vroeg de vraag, wat we in de voortuin gaan planten. |
(11)a | We hebben besproken, welke tuinman we gaan nemen. |
b | We hebben de vraag besproken, welke tuiman we gaan nemen. |
(12)a | We zijn aardig door ons lijstje heen. We houden over wat we in de voortuin gaan planten en wat in de achtertuin. |
b | We zijn aardig door ons lijstje heen. We houden over de vraag, wat we in de voortuin gaan planten en de vraag, wat in de achtertuin. |
Dat er verschil is tussen de lijdendvoorwerpszinnen in (10)a en (11)a, blijkt uit het verschil in aanvaardbaarheid tussen de ‘parafrases’ (10)b en (11)b. In het denkkader van N. zou dat, meen ik, het natuurlijkst worden weergegeven door de bedoelde zinnen te analyseren als [wat we in de voortuin gaan planten]S resp. [[welke tuinman we gaan nemen]S]NP. Het moge duidelijk zijn dat de afhankelijke zinnen in (12)a van dezelfde aard zijn als die in (11)a. Nu zijn er twee analyses mogelijk van het ‘afhankelijke’ stuk van (12)a:
(13)a | [[[wat we in de voortuin gaan planten]S̄ C [wat in de achtertuin]S̄]NP]NP |
(13)b | [[[wat we in de voortuin gaan planten]S̄]NP C [[wat in de achtertuin]S̄]NP]NP |
De eerste analyse leent zich voor de interpretatie waarbij éen tweeledige vraag sprake is, de tweede voor die, waarbij twee losse vragen worden aangenomen. Onder een analyse in de zin van (13)b zouden de afhankelijke zinnen van (12)a een goed voorbeeld zijn van schending door Gapping van de CNPC, ware het niet dat het NP-hoofd hier niet is gelexicaliseerd. Maar in (12)b is dit wèl het geval, en daar schendt Gapping deze conditie inderdaad. Ik concludeer, dat het gevaarlijk is N.'s vierde verschilpunt tussen BCR en Gapping te onderschrijven.
Als vijfde en laatste onderscheid tussen deze twee regels noemt N. het domeinverschil tussen beide. BCR heeft o.a. coördinaties van VP's, NP's en PP's als domein, Gapping alleen VP en S. Er is dus overlap wat VP betreft; in 1.1 hebben we gezien dat N. geen significante verschillen weet op te noemen tussen N- en V-gapping, met als gevolg dat we gerechtigd zijn beide soorten Gapping te identificeren, wat de overlap tussen de do-
meinen van Gapping en BCR uitbreidt met NP. Gezegd moet worden, dat Gapping in sommige gevallen op het eerste gezicht wel degelijk een domeinbeperking heeft in die zin dat ze verboden zijn op NP-domein, vgl. de volgende zinnen (vgl. N. 46):
(14)a | Jan ondervroeg mensen die wel en mensen die niet van aardappels houden. |
b | *Jan ondervroeg mensen die wel van aardappels houden en mensen die niet . |
Dat (14)b fout is, komt echter niet zozeer door een verkeerde domeinkeuze als wel doordat een betrekkelijk voornaamwoord niet mag voorkomen zonder daarop volgende Pv (zie Bakker in voorber.). Van het verschil tussen BCR en Gapping blijft dus nog over dat de eerstgenoemde regel wèl, de tweede nìet PP als domein zou hebben. In 1.3 zullen we zien, dat ook dit verschil niet opgaat.
1.3
Op grond van het volgende materiaal neemt N. aan dat er geen sprake kan zijn van PP-, AP- en QP-gapping (N. 26-27):
(15) | (PP)
(AP)
(QP)
|
In dit materiaal zit echter, op (15)b en f na, een complicerende factor: het gat zit ‘midden in’ een PP, AP of QP. Vergelijk het volgende materiaal:
(16) | (PP)
|
||||||||||||||||||||||
(AP)
|
|||||||||||||||||||||||
(QP)
|
Overal in (16) zit het gat aan het eind van NP, PP, AP of QP en tevens aan het eind van de zin. Dit brengt ons tot het vermoeden, dat er in bepaalde gevallen van Gapping een conditie zit op de plaats van het gat, en dat het geen kwestie is van categorieën. Een dergelijke verklaring wil ik overigens niet voorstellen voor een geval van Gapping met NP als domein dat N. zelf noemt (N. 27), vgl. (17)a met (17)b:
(17)a | *Rome's vernietiging van Carthago en Hannibals van Rome. |
b | *Rome's vernietiging en Hannibals . |
Wat (15)b en f betreft: (15)b lijkt mij passabel, (15)f nauwelijks - maar dat ligt niet aan het domein of aan de plaats van het gat. Het ligt daaraan dat het zonderlinge onderscheid tussen ‘een beetje meer’ en ‘een heleboel meer’ als alternatieve inkopen van Jan de lezer nog zwaarder zal vallen als meer óok nog éenmaal is gedeleerd.
In Bakker in voorber. zal een verklaring gegeven worden van de ongrammaticale gevallen van (15), en van (17). Als deze verklaring juist is, dan kan het resultaat van heel sectie 1. aldus samengevat worden. N. heeft geen essentiëel verschil kunnen aantonen tussen N- en V-gapping; ze heeft het onderscheid tussen twee soorten deletieregels evenmin kunnen rechtvaardigen en ze sluit ten onrechte PP, AP en QP uit als domeinen van Gapping. Er is dus alle ruimte voor een beschrijving van alle samentrekkingen met behulp van slechts éen regel. In zo'n beschrijving fungeert een MC-conditie als door N. voorgesteld niet als conditie op die regel; hooguit figureert de inhoud ervan als formulering van een eigenaardigheid die een deel van de verschijnselen die door die éne regel bestreken worden, karakteriseert. Deze eigenaardigheid zou in die beschrijving moeten voorkomen als iets dat automatisch bepaalde Gapping-formaties blokkeert. We zullen in 2. echter zien, dat geen enkele beperking in termen van Major Constituents behoeft te worden beschreven.
2.0
In deze sectie willen we allereerst betogen dat het begrip MC irrelevant is ook met betrekking tot Gapping in de zin van N. (2.1). In 2.2 willen we in het kort een alternatief presenteren voor de ‘beperkingen’ en het ‘domein’ die voor samentrekkingsverschijnselen gelden.
2.1
In deze paragraaf komt de vraag aan de orde, in hoeverre het begrip MC relevant is met betrekking tot Gapping-verschijnselen in de zin van N.: Gapping met VP, S of S̄ als domein. Dat dit begrip oninteressant is voor Gapping in andere domeinen, behoeft immers geen betoog: dit soort
Gapping levert restanten op die geen MC zijn. De lezer vergewisse zich hiervan desgewenst door (3), (4), (15)f en (16) vanuit dit oogpunt nogmaals te bezien. De domeinen, waar een MC-conditie op Gapping werkzaam zou kùnnen zijn, zijn uit de aard der zaak alleen die, welke voor een belangrijk deel uit MC's zijn samengesteld. Als zodanig noemt N. VP, S en S̄, zoals we zagen (vgl. 1.1 hierboven en N. 24 vgg.). Als voorbeelden geeft ze onder andere:
(18)a | (S̄) Wie wil Peter uitnodigen en wie Marie ? |
b | (S) Of Jan heeft Marie gezoend of Marie Peter . |
c | (VP) John heeft of een boek aan Marie gegeven of een bos bloemen aan haar zusjes . |
Dat N. behalve S ook S̄ als domein invoert, heeft als reden dat ook zinnen als (18)a, waarin de wh-constituent rechtstreeks van S̄ en niet van S afhankelijk is, aanvaardbare Gapping-resultaten zijn. Ze bevatten een wh-constituent als restant, en deze kan op simpele wijze als MC getypeerd worden door ook gevallen van rechtstreekse afhankelijkheid van S̄ in de definitie van MC te verwerken.
De invoering van VP als domein motiveert N. door te wijzen op een geval als (18)c. N. 25 zegt, dat je aan het eerste of in deze zin kunt zien dat hier niet twee S'en, maar twee VP's gecoördineerd zijn: het betreft hier immers een Ico (zie Bakker 1984), waarvan het begin wordt aangegeven door de eerste coördinator.
In 1. hebben we al gezien, dat het MC-begrip zwak staat: N. heeft niet aangetoond dat het gebruikt kan worden om een conditie te formuleren die slechts voor éen regel geldt. Gezien deze omstandigheid zou het dan wel goed uitkomen, dat er in plaats daarvan een MC-conditie kon worden ingevoerd, die geldt voor éen domein, en niet drie. Dit klemt te meer, waar deze domeinen niet zo homogeen zijn dat ze alle als varianten van éen soort domein kunnen worden gezien, bijvoorbeld krachtens een projectieverhouding. Dat gaat alleen op voor twee ervan, S en S̄ (vgl. Bakker 1984: 187).
Om het begrip MC het volle pond te geven, wil ik thans nagaan, in hoeverre de drie door N. genoemde domeinen in aantal kunnen worden gereduceerd, in casu tot S en S̄. Dat is ook om nog een andere reden
nuttig. Ten aanzien van een zin als de volgende, het non-Ico-pendant van (18)c, zegt ze (N. 25) dat het niet uit te maken is of het een geval van VP- dan wel S-gapping is:
(19) | Jan heeft een boek aan Mary gegeven of een bos bloemen aan haar zusjes . |
Dēze onbeslisbaarheid acht N. niet ernstig; immers, zo redeneert ze, in termen van Logical Form komt het allemaal op hetzelfde neer. De volgende interpretaties van (19) zijn dus alle toegestaan (N. 25; vgl. aldaar (52)a):
(20)a | { Jan heeft een boek aan Mary gegeven } |
{ of } | |
{ een bos bloemen aan haar zusjes } | |
b | Jan{ heeft een boek aan Mary gegeven } |
{ of } | |
Jan{ een bos bloemen aan haar zusjes } | |
c | Jan heeft{ een boek aan Mary gegeven } |
{ of } | |
Jan heeft{ een bos bloemen aan haar zusjes } |
Toelichting: de accolades geven coördinaties weer.
Volgens onze analyse (vgl. Bakker 1984: 190-1) sluit N.'s interpretatie van declaratieve zinnen met Pv op de tweede plaats de structurele interpretatie (20)b uit: V VP is geen constituent volgens N. en kan derhalve geen conjunct zijn. Ten aanzien van (20)a,c geldt een dergelijk bezwaar niet. Dus blijven we zitten met twee syntactische structuren waaraan dezelfde Logical Form beantwoordt. Dat is binnen het door N. aangenomen kader verre van ideaal, temeer omdat bij haar evenmin sprake is van tweeërlei visie op eenzelfde stand van zaken. Een oplossing zou zijn opheffing van VP; maar dit ontleensel uit de Angelsaksische parsing-traditie is in de TGG van het Chomsky-type thans niet gemakkelijk meer weg te denken. Aangezien verwijdering van VP een analyse van (19) in termen van (20)c voor N. onmogelijk zou maken (de conjuncten zouden dan immers bestaan uit een veelheid van constituenten) zou zij bovendien gedwongen zijn op (20)a terug te vallen. En dat
lijkt nu juist de minst voor de hand liggende keuze, als men toch uit (20)a, b en c moet kiezen. Men zou immers veeleer denken aan een analyse in termen van een veelheid van groepen verbonden aan Jan c.q. Jan heeft.
Unificatie van de domeinen VP ener- en S en S̄ anderzijds zit er dus bij N. niet in. Dat is jammer, want het resultaat van 1. hierboven wijst juist in de richting van éen Gapping-regel met éen domein. Als we die kant uit willen, dan moeten we dus iets anders doen. Binnen N. 's kader kan dat al heel eenvoudig door meerdere constituenten per conjunct toe te laten, zoals Kerstens heeft voorgesteld (1980 en 1981/82). Ik zou me daar goed in kunnen vinden (zie Bakker 1984: 205 en 223). Men zou dan alle interpretaties van (20) voorlopig kunnen toelaten in afwachting van de ontdekking van eventuele verschillen in visie, die die aan (20)a, b en c beantwoorden.
Wanneer (20)b toelaatbaar wordt door een wat rekkelijker visie op de inhoud van conjuncten, dan komt er nog een extra voordeeltje los: een oplossing van het probleem van (1). Immers als (1) analoog aan (20)b wordt geïnterpreteerd, dan is V niet meer Gapping-restant, maar een gewoon deel van een conjunct. Zoals gezegd, toont N. zich in haar publikaties niet tot deze versoepeling bereid. Maar dan mag haar eens te meer het verwijt treffen, dat ze op grond van haar eigen stellingen V als restant moet toelaten in zinnen als (1). Als we haar MC-begrip niet slechts op zichzelf beschouwen, maar - zoals het behoort - het waarderen in het kader van haar uiteenzettingen, dan moeten we vaststellen dat het van geen waarde is voorzover de invoering ervan ten doel heeft Gapping (in de zin van N.) uit te sluiten.
Daarmee is natuurlijk niet gezegd, dat ook overigens het MC-begrip onbruikbaar is voor de bepaling van de restanten van Gapping in N.'s zin. Maar ook in dit opzicht rijzen twijfels. Zelf erkent N., dat
a true counterexample to the Major Constituent Condition in Dutch was brought up by Zwarts (1978): |
〈(21)〉 Jan stond 10 meter achter de grootvorstin en Max 5 meter |
The phrase 10 meter achter de grootvorstin forms one constituent, cf. 〈(22)〉. 5 meter in 〈(21)〉 thus cannot be argued to form a major |
constituent (...) |
(22) 10 meter achter de grootvorstin stond Karel |
(N. 191, noot 1).
Zoals we zagen staat N. geen Gapping toe met PP als domein (1.3). Dat verhindert haar reeds om (21) als zodanig te beschrijven, maar ze voelt daartoe des te minder vrijheid omdat er naast zinnen als (23)a,b, voorbeelden van N- en Adj-deletie (N.112), geen grammaticale pendant in de vorm van PP-deletie voorkomt, vgl. (13)c. Maar (24) zou in een specifieke werksituatie heel goed als zodanig kunnen gelden:
(23) |
|
||||||
(24) | Dit huis is vier meter van de weg af. Dat daar is 5 meter. |
We kunnen niet anders doen dan met N. vaststellen, dat binnen de door haar ontwikkelde redenering de MC-conditie, in de door haar zelf gedefinieerde vormen alsmede in de Hankamer-variant (N. 110 vgg.), in strijd is met de gegevens als (21). Dat betekent, dat de MC-conditie, ook gemeten aan haar tweede doelstelling, geen geschikt instrument is. Dat zij geen volledige karakteristiek van de restanten van S/S̄-gapping geeft, is mijn bezwaar niet. Maar een MC-conditie mag niet rechtstreeks in strijd zijn met wat we in feite aan Gapping-restanten vinden.
Hetzelfde kan gezegd worden met betrekking tot N.'s behandeling van het fenomeen ‘Stranding’ en daarmee verwante verschijnselen. Beschouw de volgende zinnen:
(25)a | Waar heb je het over? (Den Besten 1981: 145). |
b | Daar heb ik het toch niet over. |
c | Ik heb het daar nooit over gehad. |
In het door N. geaccepteerde referentiekader moet dit soort zinnen met een verplaatsingsregel worden afgeleid uit zinnen die een PP-constituent over wat c.q. over dat bevatten. Het meest voor de hand ligt een
verplaatsing van wat c.q. dat naar voren. In abstracto zou men echter ook het omgekeerde kunnen aannemen, n.l. dat over naar achteren wordt verplaatst. In beide gevallen blijft er echter éen element in de PP staan en wordt er éen element uitgehaald. Of dit laatste element nu in casu waar/wat of daar/dat dan wel over is, het is geen MC. Het kan wel terechtkomen in iets dat een MC is, zoals het Comp-element dat direct door S̄ wordt gedomineerd, vgl. (25)a. In zulk een positie kan een whelement optreden als restant van Gapping:
(26) | Waar zullen we het wel over hebben en waar niet over ? |
Eventueel zou men ook bij Topicalisatie verplaatsing naar Comp kunnen overwegen, vgl. (25)b, zodat men kan volhouden dat een daar/dat-element in die positie een restant van Gapping is, vgl.:
(27)a | Hier zit iets in en daar ook . |
b | Hier komt het water straks in en daar weer uit. |
Maar evenmin als in (25)c, is in de volgende zin sprake van whverplaatsing of Topicalisatie. Ook als we aannemen dat dat/daar verplaatst wordt en de ‘preposities’ blijven staan, is de verplaatste constituent evenmin een MC als een verplaatste Pv dat kan zijn:
(28)a | De boeken zitten hier niet in, maar misschien daar wel . |
b | Eerst komt het water er hier in, en dan strakjes daar er weer uit. |
Vergelijk nog de volgende zin:
(29) | Jan is overal voor, maar helaas nergens een keertje tegen. |
De constituenten daar in (28) zijn dus restanten die geen MC zijn. De MC-conditie valt wederom niet met de feiten te rijmen.
Uit het bovenstaande kan de conclusie getrokken worden dat de MC-conditie voor Gapping, ook in de zin van N., niet deugtGa naar eind(3). Evenals BCR, kent ook Gapping niet-MC's als restanten. En daarmee vervalt dan tevens het eerste verschilpunt dat N. invoerde om het onderscheid tussen beide regels te motiveren (zie 1.2).
2.2
In deze paragraaf willen we in het kort een alternatief presenteren zowel voor het domein als voor de beperkingen, die voor samentrekkingen gelden. We baseren ons hierbij op een speciale benadering van de volgorde in de Nederlandse zin (Bakker te versch.). Deze is in het kort uiteengezet in Bakker 1984: 203 vgg.. Hier is het van belang mee te delen, dat de zin ter bepaling van de volgorde wordt verdeeld in L-zinsdelen, dat wil zeggen: elementen die in L-betrekkingen participeren, waarbij L betekent: links van, maar niet noodzakelijk onmiddellijk links van. Als zodanig gelden globaal gesproken:
(30) | onderschikkende voegwoorden |
NP's }zonder nabepalingen, in allerlei grammaticale functies, eventueel als wh-element, in allerlei gradaties van ‘definietheid’. | |
PP's }zonder nabepalingen, in allerlei grammaticale functies, eventueel als wh-element, in allerlei gradaties van ‘definietheid’. | |
AP's }zonder nabepalingen, in allerlei grammaticale functies, eventueel als wh-element, in allerlei gradaties van ‘definietheid’. | |
AdvP's }zonder nabepalingen, in allerlei grammaticale functies, eventueel als wh-element, in allerlei gradaties van ‘definietheid’. | |
negaties (niet, nauwelijks) | |
tweede delen van voornaamwoordelijke bijwoorden | |
verbale groepen (bestaande uit verbale vormen, inclusief elementen als in- in inslapen) | |
partikels |
Deze L-zinsdelen worden vooralsnog alle functioneel gespecificeerd; het is nog niet duidelijk of de relatieve positie van L-zinsdelen zo gefixeerd is als zij momenteel lijkt te zijn, en of derhalve een formele specificatie kan worden beproefd. Enkele hieronder gebruikte afkortingen zijnGa naar eind(4):
(31) |
|
In Bakker 1984 is voor de beschrijving van nevenschikkingen een cruciaal gebruik gemaakt van het begrip L-zinsdeel. Het is aantrekkelijk dit zelfde begrip te gebruiken met betrekking tot samentrekkingen op zinsniveau. De volgende zinnen illustreren ditGa naar eind(5):
(32) |
|
Uit deze voorbeelden blijkt dat een grote variatie van zinssamentrekkingen kan worden beschreven in termen van L-zinsdelen, zowel de gaten als de restanten immers kunnen, zoals (32) wil illustreren, in termen van L-zinsdelen worden uitgedrukt. Merk op, dat ‘los staande’ delen
van voornaamwoordelijke bijwoorden (vgl. (32)e) alle in termen van L-zinsdelen kunnen worden gedefinieerd; we hebben gezien dat N. dergelijke, aan Stranding verwante verschijnselen niet met de MC-conditie kon rijmen (vgl. 2.1). Uit de onder (32)f gegeven analyse blijkt, dat ik geen enkel bezwaar heb tegen interpretatie van (1) in termen van S-gapping met V als restant. Integendeel, het lijkt me juist heel verstandig, bij de huidige stand van kennis betreffende samentrekkingsverschijnselen, ten aanzien van gevallen als (1) en (19) zoveel mogelijk opties open te houden. Daaronder hoort ook de laatste interpretatie van (1). Met andere woorden, ik wil in bepaalde gevallen V best als restant accepteren. Als zo'n geval kan gelden deletie van het subject als in (1); overigens is een andere analyse ook heel goed mogelijk. Ik zou namelijk coördinatie met conjuncten die meer dan éen constituent bevatten, willen toestaan. Zo wordt een analyse mogelijk waarin (32)f wordt opgevat als een coördinatie van stond op en van liep weg, die verbonden is aan Jan (vgl. Bakker 1984: 221-2). In bepaalde gevallen kan V niet optreden als restant, vgl. de volgende zin (N. 105, vgl. N. 113v.):
(33) | *Jan zoende Betsy en Peter sloeg . |
De verklaring hiervan moet m.i. gezocht worden in een redenering die in bepaalde opzichten lijkt op Fiengo's Head Condition (vgl. N. 113 vgg.) en die in Bakker in voorber. zal worden uiteengezet. Ook de volgende formatie is uitgesloten:
(34) | *Jan zei dat Peter ziek was en Peter John . |
Zinnen als (34) (vgl. N. 129) kunnen noch door de MC-conditie verklaard worden (zoals N. zelf zegt), noch met behulp van L-zinsdelen: immers een onderschikkend voegwoord als dat is net zo goed een L-zinsdeel als John, ziek of was. Voor een verklaring van (34) zou het veld van vraagstukken door N.'s Strict Subjacency Condition bestreken, opnieuw moeten worden onderzocht. - Ook voor (14)b moet, als gezegd, een andere oplossing worden gezocht dan beschrijving van de formatie in termen van L-zinsdelen alleen: het aldaar voorkomende van aardappels en houden
zijn allebei L-zinsdelen. Uit het bovenstaande valt de conclusie te trekken dat de beschrijving van gaten en restanten in termen van L-zinsdelen, alhoewel geen panacee, beter is dan de MC-conditie. Dat komt omdat het begrip L-zinsdeel alle ‘goede’ MC's omvat en bovendien nog meer goeds. Of een descriptie op basis hiervan het laatste woord is op het gebied van gaten en restanten in de zin, durf ik op 't ogenblik nog niet te zeggen: hoe simpel het denkbeeld van de L-betrekking op zichzelf ook is, de beschrijving van de volgorde van de zin in termen van die betrekking is veel te ingewikkeld om thans een definitieve uitspraak in dezen te doen.
Inmiddels is het wel de moeite waard om daarnaar te streven. Met behulp van de L-betrekking laat zich immers óók een homogeen domein definiëren voor de samentrekking in het algemeen. Uit (32)b, d, e en g blijkt dat L-zinsdelen uit meer dan een element kunnen bestaan. Deze elementen zijn op hun beurt weer L-geordend. Wat L-element is op éen niveau (bijvoorbeeld dat van de zin), kan L-groep zijn op het andere. Het domein van samentrekkingen kan nu in algemene zin geïdentificeerd worden met ‘een L-groep’. Vergelijk de volgende zin (zie Bakker 1968: 94):
(35) | Zo werden bijvoorbeeld in 1855 de Latijnse theses door Nederlandse vervangen. |
Als domein van deze samentrekking dient een L-groep. Dat is in dit geval geen zin, maar een voorzetselgroep of een zelfstandignaamwoordsgroep. Op zinsniveau is er niet van samentrekking sprake. Samentrekking vindt plaats in éen L-groep, niet in twee of meer tegelijk.
Deze stipulatie heeft dezelfde uitwerking als N.'s manoeuvres om een onzalig effect van A over A te voorkomen. Deletie van N zou volgens dat principe leiden tot deletie van de hogere NP; in het geval van (35) zou bijgevolg ook Nederlandse dienen te verdwijnen. N. voert naast Gapping twee ‘gelabelde’ deletieregels in, N- en Adj-deletie, om A over A baas te worden. Maar het lukt haar niet helemaal. Want ze wil (om redenen die ons thans niet regarderen, zie voorts hierboven 1.3) geen PP als domein voor Gapping erkennen, en daardoor kan ze ook geen deletie van
de kern van PP's toestaan. Daardoor wordt (21) voor haar een geval van Gapping, dat in strijd is met de MC-conditie. In onze optiek is (21) een geval van samentrekking met als domein een L-groep, nl. de PP 5 meter achter de grootvorstin. Ook deze oplossing is, in tegenstelling tot de MC-conditie, overeenkomstig de feiten.
We hebben als domein genoemd ‘een L-groep’, niet een nevenschikking van twee groepen. We zijn het in dit geval met N. eens (N. 37 vgg.; vgl. 1.1). Een blik op (35) volstaat om te begrijpen, waarom. Maar in plaats van een nevenschikking van twee groepen zouden we ook een combinatie van gelijkwaardige groepen als uitgangspunt hebben kunnen nemen, zoals in Bakker 1968: 190, waar een beschrijving van samentrekking wordt gegeven die ook gevallen als (35) omvat. Dat laatste heeft een goede reden. In gevallen als de b-zinnen uit (36, 37) kan men door vergelijking met de formaties zoals de a-zinnen weliswaar tot de aanwezigheid van een ‘gat’ besluiten, maar het blijft onduidelijk wat er gedeleerd is:
(36) |
|
||||
(37) |
|
Pas als er een contekst aanwezig is in de vorm van een gelijkwaardige ‘volledige’ groep, kan een gat in een L-groep voorgesteld worden door deletie van een L-element. De betrekking tussen dit contextuele gegeven en de groep met het gat erin is dan ook in Bakker 1968 gedefinieerd als een syntactisch-contextuele betrekking. Dat neemt niet weg, dat de in contekst gegeven groep niet door deletie wordt getroffen en dat alleen groepen die dit lot wel te beurt valt, als domein van deletie mogen gelden. We kunnen daarom in het kader van de onderhavige uiteenzetting de zojuist ontwikkelde gedachtengang het genoemde contextuele gegeven hooguit invoeren als conditie op deletie. In hoeverre deze oplossing in theoretisch opzicht fraai mag heten, moeten we hier terzijde laten.
Nog éen opmerking ten besluite. Weliswaar hebben we de nevenschikking als domein voor samentrekking onbruikbaar bevonden, maar de ge-
dachte die achter de keuze voor nevenschikking zit, hoeft geenszins verkeerd te zijn. Het contextuele gegeven en het gedeelte waar gedeleerd is, zijn niet alleen gelijkwaardig, maar ook nauw op elkaar betrokken. In (35) wordt over stellingen gehandeld; daarbinnen is sprake van een onderscheid of zo men wil contrast tussen Latijnse en Nederlandse. Iets dergelijks vindt men ook in de volgende zin (vgl. Bakker 1984: 192-193):
(38) | Karel schrijft met potlood en Jan met een pen. |
In (38) gaat het over hoe het met het schrijven van een aantal mensen gesteld is, met name over de gebruikte schrijfmiddelen. Daarin vormen beide conjuncten een eenheid; en wel van die aard dat een Ico met en, die juist de nadruk op de diversiteit van conjuncten legt, zou misstaan:
(39) | *En Karel schrijft met een potlood en Jan met een pen. |
Binnen die eenheid is er sprake van onderscheid of contrast: Karel met zijn potlood versus Jan met zijn pen. In bepaalde gevallen verdraagt dit onderscheid, indien geformuleerd als twee conjuncten, zonder meer een Ico:
(40) | Jan gaf en Marie een appel en Piet een peer (N. 13, vgl. Bakker 1984: 205). |
Maar ook hier blijkt het een onderscheid binnen een eenheid. Het lijkt ons dat dit fenomeen in een volledige beschrijving van samentrekkingsverschijnselen tot uitdrukking gebracht zal moeten worden. Voorstellen die dit zouden beogen, verdienen daarom alleen al aandacht, ook al zou de genoemde eenheid - naar wij menen verkeerdelijk - in termen van ‘nevenschikking’ worden gesteld.
We vatten samen. De beschrijving van samentrekking in termen van L-elementen levert een betere basis dan de MC-conditie, aangezien strijdigheid met de feiten erin vermeden wordt en een homogeen domein kan worden geformuleerd. De conclusie van 2.1 en 2.2 tezamen kan dan ook zijn dat de MC-conditie voor samentrekkingen kan worden opgegeven. Op
geheel andere gronden zijn we zo tot dezelfde slotsom gekomen als Den Besten 1981: 143-147.
Literatuur
Bakker, D.M., 1968 Samentrekking in Nederlandse syntactische groepen, Leiden: Universitaire Pers. |
Bakker, D.M., 1984 ‘Coördinatie en Major Constituents’ in: Glot 6: 183-227. |
Bakker, D.M., in voorber. ‘Beperkingen op samentrekking’. |
Bakker, D.M., te versch. Volgorde in de Nederlandse zin. |
Besten, H. den, 1981 Bespreking van ‘Anneke Neijt, Gapping. A Contribution to Sentence Grammar, in Glot 4: 133-161. |
Kerstens, J., 1980 ‘Over samentrekking’, in: De Nieuwe Taalgids 37/5: 375-394. |
Kerstens, J., 1981-1982a ‘Bestaat Gapping eigenlijk wel?’, in: Spektator 11/1: 61-79. |
Kerstens, J., 1981-1982b ‘N.a.v. “Gapping bestaat”’, in: Spektator 11/1: 85-86. |
Neijt, A.H., 1980 Gapping. A Contribution to Sentence Grammar, 2nd revised ed.. Dordrecht: Foris Publications. |
Neijt, A.H., 1981 ‘Gaps and Remnants - Sentence Grammar Aspects of Gapping’, in: Linguistic Analysis 8: 69-93. |
Zwarts, F., 1978 ‘Extractie uit prepositionele woordgroepen in het Nederlands’ in: A. van Berkel et al. (eds.), Proeven van Neerlandistiek, Groningen: Nederlands Instituut: 303-399. |
- eind*)
- De problematiek van nevenschikking en samentrekking is zeer gecompliceerd, en, hoewel van bijzonder belang, nog steeds onvoldoende onderzocht. Dat ik me nu voor de derde maal ampel over mevrouw Neijts werk uitspreek, vindt zijn oorzaak in de verdienste ervan, dat het de genoemde problematiek enkele jaren geleden opnieuw en uitvoerig ter discussie heeft gesteld.
- eind(1)
- Neijts proefschrift - hieronder als N. geciteerd - is gevolgd door Neijt 1981. Deze laatste publicatie bevat correcties op haar proefschrift, aan éen waarvan in noot 2) hieronder wordt gerefereerd.
- eind(2)
- De eerste versie vgl. N. 6, de tweede zie Neijt 1981.
- eind(3)
- Ik moge voorts nog herinneren aan Den Besten 1981: 143-147, waar aangetoond wordt dat binnen het door N. aanvaarde kader dit doel van de MC-conditie ook met andere middelen kan worden bereikt en zelfs beter.
- eind(4)
- Deze symbolenlijst en het gebruik ervan berusten op een simplificatie van de in Bakker te versch. voorgedragen denkbeelden, zulks terwille van de eenvoud van de uiteenzetting hier.
- eind(5)
- Samentrekkingsverschijnselen worden veelal, en wel hoogst ongelukkig, getypeerd in termen van ‘uitlating’, ‘ellips’ of ‘deletie’. Ook termen als ‘Gapping’ en ‘reductie’ onthullen niets over het wezen van die verschijnselen (vgl. Bakker 1968: 190 vgg.). Dat neemt niet weg, dat ze onder een bepaald opzicht als zodanig beschouwd kunnen worden als produkt van ‘schrappen’. Dat doen we, evenals dit in de TGG gebeurt, ook hier. Daarbij laten we nadrukkelijk in het midden, hoe relevant dergelijke benaderingen van samentrekkingsverschijnselen zijn.