Hoe erg is de hel?
In de Rijnstreek woonden eens drie vraatzuchtige monniken die altijd afzonderlijk van het convent aten, omdat ze de meest verfijnde gerechten verlangden. Geheel onverwacht overleden er twee van hen; de ene doordat hij stikte, en de ander doordat hij verdronk toen hij een bad wilde nemen. Na verloop van tijd keerde een van de doden op aarde terug en vertoonde zich aan de derde nog levende vriend. Hij vertelde hem dat hij bij het oordeel verdoemd was. De levende monnik vroeg daarop aan de dode of zijn lijden erg groot was. Als antwoord liet deze een druppel zweet van zijn hand vallen op een metalen kandelaar die daar stond; en deze kandelaar smolt ogenblikkelijk weg, zoals kaarsvet of was zou smelten in een gloeiendhete oven. En het ging gepaard met een zo gruwelijke stank, dat de monniken het klooster voor wel drie dagen moesten ontruimen. De monnik die dit was overkomen vertelde zijn relaas aan zijn medebroeders, verliet het klooster en werd een eenvoudige minder - broeder. Degene die dit aan mij vertelde, was daar zelf monnik geweest en is later volksprediker geworden.