nemen!’ Maar wat ze ook tegen hem zei, de pop antwoordde niet. Ten slotte zei ze: ‘Ik ben ervan overtuigd, dat het uw wens is dat ik met u wegga, want ik meen aan uw mond te zien dat u instemmend lacht.’
En zo nam het meisje haar Jezus in haar armen en trok met hem weg, zonder iets mee te nemen. Zeven jaar lang zwierf ze rond. Toen kwam ze - omdat God het wilde - in een herberg. Daar smeekte ze dat men haar in godsnaam die nacht ergens zou laten rusten. De mensen deden het niet graag, maar omdat ze zo hevig aandrong, gaven ze haar een onderkomen. Ze nam met het eenvoudigste genoegen, en ging met haar Jezus te bed. Kort daarop kwamen daar vele lichte vrouwen, wier herberg het was. Ze vertelden elkaar welke geschenken ze die dag van hun minnaars hadden mogen ontvangen. Toen de maagd dat hoorde, zei ze tot haar Jezus: ‘Zeven jaar heb ik met u gezworven; ik heb vader en moeder, al mijn vrienden, mijn bezittingen en aanzien omwille van u in de steek gelaten, maar gij hebt mij nooit gekleed, noch gaf u mij ooit een sieraad, zoals ik hoor dat deze dames van hun minnaars gekregen hebben. Ik zou nu ook wel eens een sieraad willen krijgen voor al mijn moeite, en als dank dat ik u zolang heb rondgedragen.’ Met deze en soortgelijke woorden sliep ze ten slotte in.
Toen het dag was en ze op zou staan, had haar geliefde haar van top tot teen gekleed met melaatsheid. Toen het meisje dat zag, wist ze niet waar ze het moest zoeken, gezien haar rampzalige toestand. Ten slotte nam ze een besluit: ze pakte haar Jezus en vertrok uit de herberg en kwam, na enige omzwervingen, weer thuis. Ze smeekte haar moeder haar onderdak te verlenen, ‘omwille van degene die ze ooit verloren had’. Aldus verschafte de moeder de dochter onderdak zonder te weten wie het was. Ze bracht haar in een kamer en verzorgde haar goed. Ten slotte, toen de maagd haar dood zag naderen, vroeg ze om een priester. Toen deze er was, biechtte ze hem heel haar geschiedenis op, en ook dat ze de dochter des huizes was. Ze verzocht