vergat de belofte aan zijn dienaar niet, en bewerkstelligde op slinkse wijze dat ‘zijn’ kardinaal tot het pausschap werd gekozen. En de nieuwe paus zetelde, zoals gewoonlijk, te Rome...
Korte tijd nadat hij paus was geworden, gebeurde het, dat hij de mis moest leiden in de St. Jan van Lateranen. Hij begaf zich er naar toe. Toen hij in de kerk was gekomen, en met het Confiteor was begonnen, begon het buiten zeer donker te worden. En tegen de tijd dat men bij het Epistel was, werd het zó donker dat het volk de kerk uit wilde lopen. Men dacht dat de wereld zou vergaan, en wilde dat de paus de dienst zou bekorten. De dienaar van de paus ging uiteindelijk naar hem toe en zei: ‘Heilige Vader, het volk wenst dat ge haast maakt met de dienst, want het wordt noodweer: het lijkt wel of de wereld op het punt staat te vergaan.’ De paus ging echter onverstoorbaar verder, zonder ook maar een moment te denken aan wat hij de duivel had beloofd. (Bovendien wist hij niet hoe de ruimte waarin hij zich bevond, eigenlijk heette.) Terwijl hij op deze wijze voorging in de mis en aan het Evangelie was toegekomen, daalde op het kerkhof na bij de St. Jan een zwerm zwarte vogels neer, die angstaanjagend krijsten. Het werd zó donker, dat men nauwelijks meer iets kon zien! De mensen werden nu erg boos op de paus. Ze wilden dat hij de dienst zou afbreken, want ze waren ontzettend bang: ze gilden het uit. Ze huilden van angst, want ze wisten niet beter of ze zouden allemaal ter plaatse sterven.
Nadat het Evangelie was gezongen, wenkte de paus zijn dienaar en vroeg hoe de ruimte heette waarin hij deze mis opdroeg. De dienaar zei: ‘Jeruzalem.’ Toen de paus dát hoorde, zei hij: ‘Als dat zo is, dan weet ik wel wat er aan de hand is. Laat mijn biechtvader komen, opdat ik kan biechten.’ Toen deze was gekomen, beleed de paus zeer berouwvol en ootmoedig al zijn zonden. Hij vroeg of de biechtvader hem penitentie wilde opleggen. Maar de biechtvader zei dat hij niet bij machte was om hem vergiffenis te schenken of boetedoening op te leggen,