binnen, viel op zijn knieën voor het beeld van Maria en bad haar zeer intens om mededogen. Hij deed dit met niet aflatend vuur, bad almaar door en toonde groot berouw om zijn zonden. Ten slotte sprak de barmhartige moeder Gods tot de arme zondaar: ‘Ik kan je niet helpen, want je hebt God, je Schepper en mij verloochend.’ Toen zei de zondaar: ‘O, edele moeder Gods, wil mij toch helpen, of ik ben voor eeuwig verdoemd!’ Maar Maria sprak: ‘Ik kan je niet helpen, en je hebt ook niet verdiend geholpen te worden.’ Daarop vroeg de zondaar: ‘Maria, hoe is Uw naam, en hoe pleegt men U te noemen?’ En Maria antwoordde: ‘Sommigen noemen mij de moeder Gods, of vrouwe der engelen, of koningin van hemel en aarde, of sterre der zee, en ook wel Maria, de lieve moeder Gods.’ Maar de zondaar zei: ‘O edele Maria, moeder Gods, U hebt nog een andere naam volgens het Salve Regina...’ En Maria sprak: ‘Men noemt mij ook wel de barmhartige moeder Gods.’ Toen sprak de zondaar: ‘Ja lieve Maria, moeder der barmhartigheid, die naam bedoel ik, en daarvan hoop ik dat U hem niet door mij verliest. Want als U mij niet helpt, verliest U het recht op deze goede naam!’
Toen sprak de moeder Gods tot het lieve kindje Jezus op haar arm: ‘Lieve kind, ontferm je over deze zondaar.’ Maar Jezus zei: ‘Lieve moeder, hij heeft mij verloochend, hij is mijn genade niet waard.’ Toen zette het Mariabeeld de lieve kleine Jezus neer op het altaar, en knielde zelf vóór het altaar bij de zondaar neer. En ze sprak: ‘Lieve kind, ontferm je over deze zondaar.’ Maar Jezus zei: ‘Lieve moeder, de deur tot de hemel blijft voor hem gesloten.’ En Maria antwoordde: ‘Lieve kind, als de deur voor hem gesloten is, laat mij dan het raam zijn, waardoorheen hij kan komen in het eeuwige leven. Ben ik niet het venster tot de hemel?’ Daarop sprak Jezus: ‘Lieve moeder, ik geef U wat U verlangt.’ Toen zei Maria, de barmhartige moeder Gods tot de zondaar: ‘Ga, en doe niet langer zonde meer, maar biecht en beter Uw leven.’ De jurist dankte en