Verloren onschuld
In Bourgondië leefde eens een kind, dat al vanaf zijn vroegste kinderjaren werd opgevoed in een klooster van de orde van St. Benedictus bij Cluny. Deze jongen werd opgevoed in de grootst mogelijke onschuld en in onwetendheid van wereldse zaken. Toen het kind was opgegroeid tot een jongeman, vroeg de abt van het klooster hem mee op reis te gaan bij wijze van tijdelijke ontspanning. En zo gebeurde het.
Toen de abt onderweg met zijn reisgezelschap voor het huis van een hoefsmid afsteeg (omdat hij de paarden wilde laten beslaan) verbaasde de jonge, onnozele monnik zich over de gloeiende ijzers. Hij had van zijn levensdagen nog nooit zoiets gezien. Hij pakte een gloeiend hoefijzer op met z'n blote handen... en hij betastte het zonder zich te branden of ook maar te bezeren! De abt en allen die daarbij aanwezig waren, verbaasden zich hierover ten zeerste, en ze prezen de kinderlijke onschuld in de jonge monnik. Ze lieten hem dit bijzondere staaltje steeds weer opnieuw vertonen.
Daarna, toen de abt en de zijnen met andere dingen bezig waren, ging de jonge monnik het woonhuis binnen, en vond daar de vrouw van de smid. Zij had een klein kind op haar schoot; de monnik lachte het kindje toe, en verbaasde zich