Eeuwig is als ogenblik
In een exempel kan men lezen over een kloosterling die was gaan nadenken over het vers ‘want duizend jaren zijn in uw ogen als de dag van gisteren, wanneer hij voorbijgegaan is’. Daarom bad hij tot God of deze hem, al was het maar de geringste vreugde van het eeuwige leven zou willen openbaren.
Weldra begon er in zijn buurt een vogeltje te zingen. De man beleefde zoveel plezier aan dit gezang, dat hij het vogeltje buiten het klooster volgde tot in een bos, alwaar hij - tenminste dat dacht hij - enkele uren naar het vogeltje bleef luisteren. Toen hoorde hij de klokken van zijn klooster luiden en keerde terug. Bij het klooster aangekomen, bemerkte hij dat het veranderd was: terwijl het daarvoor nog van hout was geweest, bestond het nu geheel uit steen en kostbaar metselwerk; en hij ontdekte boom- en wijngaarden die hij nooit eerder had gezien. En toen de portier hem zag, vroeg deze hem wie hij was en waar hij vandaan kwam. Hij antwoordde dat hij enige tijd geleden, om ongeveer één uur, het klooster had verlaten en dat alles intussen