Christus' bloed werd en door Christus gedeeld, in naam van de getrouwheid Gods, vergeef, Almachtige God, onze zonden.
Vergeef den Paus en de Bisschoppen die gezondigd hebben; vergeef de priesters die in het gebed niet hebben volhard;
Vergeef de geloovigen uit al Uwe kudden die op Uw staf en Uw hond, op Uw gramschap en Uw heilige wraak, op Uw straffen en Uw toorn niet hebben acht geslagen.
Wij zijn opnieuw aan Uw voeten gezeten, en wij verwachten dat Gij het brood zult vermenigvuldigen, zoodanig dat het de korven vult.
Wij zijn gezonden door de anderen, en als wij niet door hen gezonden zijn, maak dan dat zij zouden wenschen ons gezonden te hebben.
Hier is de kleermaker die onmatig was. Oordeel Gij, doch veroordeel hem niet. Hij heeft de werkbroek van den arme met evenveel liefde hersteld als de trouwjas van de rijke boeren. Hier is Kozijns. Gij weet dat stroopen geen zonde is, en dat hij spijt heeft om de dieren en de menschen U te hebben verlaten. Hij is terug en gaat niet meer heen.
Hier is Jan Bakker, die de anjelieren in het voorjaar en de rozen in de zomer niet meer ruiken kan, en die in twaalf jaar van al zijn kinderen en van zijn vrouw geen omhelzing meer heeft gehad. Hier is Oude Gerrit die geen ander kwaad doet dan dat hij weer kind wil worden, en dat hij het Evangelie van den rijken jongeling van buiten kent.
En hier is de oude pastoor van Makerveld, wiens zonden Gij kent, maar waarvan Gij weet, dat hij vaak 's nachts wakker werd van verlangen naar Uw Allerheiligst vleesch en bloed.
Jezus Christus, Heer onze God, de kluiten waar over wij gaan, laat hen zegenen. De wateraders waarover wij gaan, laat hen opspringen. Het graan waarover wij gaan, laat het kiemen en Sanctus, Sanctus zingen in de donkere grond.
Doe de korrels openbarsten in naam van de liefde. Laat hen wortelen in naam van de hoop. Laat hen een spruitsel uitzenden naar Uw zon in naam van het geloof.
Wend Uw gelaat af van die Uw toorn hebben opgeroepen, omdat zij Uw zegen op het veld en in de stallen hebben bespot en aan het vuur hebben prijs gegeven, en sla Uw oog op de kinderen, die de borst van hun moeder vinden uitgedroogd.
Let niet op de rijken, Heer, maar op de armen, niet op de dikken, maar op de mageren, niet op de overspeligen, maar op de getrouwen, niet op de pharizeën, maar op de berouwvolle tollenaars.
En gelijk gij Noë het groen van de olijfboom wilde zenden als teeken