bundel ‘Blazoen’ deed. Dit boekje mag als een overgang beschouwd worden van de invloed van zijn tijdgenoten over de invloed van de Middeleeuwse ballade naar een persoonlijk dichterlijk werk, dat zeer verdienstelijk worden kan, zoals reeds uit deze balladen blijkt. Een volkse zanger waar we nog wel meer van horen.
In ‘De Bladen voor de poëzie’ verscheen van Marcel Coole een reeks gedichten ‘Moederschap’. Hierin bezingt deze dichter niet allereerst het moederschap of de weelde van het moeder-zijn, maar vooral de tedere eerbied van den man, de ietwat hulpeloze liefde voor de vrouw die moeder wordt. De vorm van deze gedichten is sober en schijnbaar zakelijk, maar doorstroomd van een echt en warm gevoel. In dezelfde reeks geeft Dr. A. De Poortere een bloemlezing van vijftien gedichten: ‘Dietschland zingt!’. In zijn inleiding zegt de bloemlezer dat volksverbondenheid een nieuw toverwoord is dat het streven van nieuwe politieke bewegingen dekken moet, maar dat ook in het domein van de literatuur ingang gevonden heeft. Zulke uitspraak kan licht de schijn wekken als zou volksverbonden poëzie slechts ontstaan, nadat de dichter van dat nieuwe politieke streven doordrongen is. Veel misverstand kon worden opgeruimd door een klein onderscheid tussen kunst, die blijkt volksverbonden te zijn, en tendenzkunst die opzettelijk volksverbonden wil zijn of in dienst staat van een volksverbonden politiek streven.
Overigens is deze inleiding merkwaardig en bevestigt de gedachten die in ‘Volk’ herhaaldelijk werden vooruitgezet en... waarop de meest-individualistische schrijvers zich gaan beroepen om te beweren dat zij tenslotte ook volksverbonden kunst leveren.
‘Volksverbonden kunst is geen ketterij, schrijft Dr. A. De Poortere verder,... indien wij het leven erkennen als de bron van kunst, erkennen wij immers ook de noodzakelijke gebondenheid van de kunst aan de nationale gemeenschap. Want ook het nationale is een deel van het leven’. Dat klinkt heel anders dan het kosmopolitisme van de onvoltooid verleden tijd! Wij zouden er zelfs willen aan toevoegen, dat vooral door volksverbonden kunstenaars het algemeen-menselijke wordt bereikt: de grote Russen en Noren zijn zo diep-menselijk (en worden internationaal!) omdat ze zo Russisch en zo Noors zijn.
Deze kleine keuze is uiteraard te beperkt om er besluiten uit te halen, ze is nochtans goed verantwoord. Een enkele opmerking, die trouwens reeds voor de inleiding gold, het onderscheid tussen de voorbeelden van volksverbonden tendenz-kunst en volksverbonden kunst tout court hoefde duidelijker te worden aangeduid.