Volk. Jaargang 4(1938-1939)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 261] [p. 261] P. van de Velde: Het stille huis Het zijn twee nette menschen. Meneer, een zeer voorbeeldig ambtenaar, verzamelt vlinders in zijn vrijen tijd. Mevrouw maakt fijne brokjes klaar en breit voor d'armen van 't gesticht. Ze hebben samen honderd jaar. Het fraai salon blijft eeuwig dicht. Hun huwelijksportret - in gouden lijst gezet - troont op het schoorsteenblad. Zij kijken lachend neer - hij: dwaas, zij: teer - op 't mooi mahoniehouten mobilair. Een streepje zon priemt door een reet, heel indiscreet. De zetels slapen zacht in hun wit overkleed. De tijd was geen brutale guit. Hij brak hier nooit een ruit. Hij beet slechts ieder jaar in meneers magers haar en gaf mevrouw - 't is billijk zoo - een dubbel' kin cadeau. Een morgen stond dit rustig huis vol deurpiepend gedruisch. De hond - een vondeling - had in den nacht drie jongen ter wereld gebracht. Het teefje staarde, trotsch en trouw, eerst naar meneer, dan naar mevrouw. Dit wonderbaar tooneel en 't bruine hondenoog knakte in hun hart de wederzijdsch verzwegen smart, die jaren op hun droomen woog. Zij hebben zich lang aangeblikt en spraakloos bij de mand gesnikt. Vorige Volgende