Volk. Jaargang 4(1938-1939)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 245] [p. 245] Bert Peleman: Relaas over het Pinkstergebeuren Zij zaten in het zure zwart der zalen wijl zerp het zweet hen uit het lichaam brak. Hun oogen glansden als de glazen schalen waarover eens de Heer de woorden sprak die Hij als messen door hun hersens joeg. Zij droegen de oogen van verschrikte uilen die men met stokken naar de vlerken sloeg. Er kropen vuurge spinnen langs de zuilen. Hun handen gooiden forsch de luiken dicht. Zij stonden siddrend voor het vlak der deuren. Maar uit hun baard vloeide als elektrisch licht en uit hun haren stegen solfergeuren. Zij leken weerloos als de schuchtre schapen die huivren bij het naadren van den wolf. Maar langs hun hoofden, grijs als rapen, dreef driest een gouden vonken-golf. Hun haren leken vuur en puur kristal. Omheen hun hoofden hingen trotsche tongen. Hun wijsheid barste lijk een waterval waaruit de stralen hunner vreugde sprongen. Vorige Volgende