Volk. Jaargang 4
(1938-1939)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 232]
| |
Eerste bedrijfSpeelt nabij de hoeve van den Frieschen boer Wursing.
| |
Eerste tooneel.Terwijl de Bultenaar, met zijn herderschop, een kruisvorm steekt in de zoden, doet hij aan andere slaven schichtig en geheimzinnig zijn verhaal:
DE BULT:
Eens, op een avond, aan den rand gezeten
Der heerbaan, luisterde ik naar een verhaal
Van vreemde mannen die op cithers speelden
Rondom een teeken, bij hen opgericht...
En daar zag ik hoe, langzaam uit de gronden,
Een vuurbal opsteeg, wegdreef en opeens
In duizend sterren brak en nederstortte...
Ik schrok en riep: de wereld keert zich om! -
En mannen wezen zwijgend naar het teeken...
Dit teeken... als een misgewassen boom...
EEN SLAAF:
Dat eens ons allen, zegt gij, vrij zal maken?
DE BULT:
Aanschouwt... een God, die mensch werd, stierf eraan
EEN SLAAF:
Een vuurman?
DE BULT:
Neen! - Een man van groote smarten;
't Gelaat der wereld keert zich naar Hem toe
Terwijl de goden alom voor Hem vluchten
Als schaduwen...
EEN SLAAF:
Daar komt de ‘koekoek’! Vlucht!!
| |
Tweede tooneel.Terwijl de slaven wegloopen, overvalt Drogo met de zweep den Bultenaar.
DROGO:
Ik zal je leeren, slaaf, den dag te melken...
DE BULT:
Ai, meester! Wursing! ook een slaaf is mensch
En droomt wel eens...
DROGO:
Hier! misgewassen zwetser:
Het teeken dat jou vrijmaakt op je bult
En de vervulling van je droomen... gluiperd!
DE BULT:
Ach meester! Wursing! - droomen zijn bedrog
Doch kunnen soms de werkelijkheid verzoeten
Van een arm hondsdier zooals ik... Wee! Wee!
Wat moet een slaaf al om een dwaallicht boeten...
| |
[pagina 233]
| |
Verward in striemen om een arm verhaal
Van vreemde liedjes-zangers!... meester Wursing?
DROGO:
Zóó danst de God der Franken op den bult
Van wie den draak steekt met den goeden Balder
En vrije' en slaaf vergiftigt met zijn spot...
Een vrije Fries laat door geen slaaf zich lastren
Noch wat hem dierbaar is door eenen dwerg! -
DE BULT:
Ai mij! Ai mij! De lucht hangt vol geheimen,
Een last van raadslen, meester, torst mijn rug...
Hoe komt gij plotsling zoo verliefd op Balder...
Ik wist niet, heer, dat ièts u dierbaar was!
DROGO:
Zweer bij den glinsterenden zoon des hemels
Die woont in Glitnir, 's hemels tiende zaal...
DE BULT:
Ik zweer bij hem die in de hoogten troont
En vreedzaam steeds in elken strijd beslist...
En roep hem tot getuige...
DROGO:
Zoo belijd:
Op gouden zuilen rust het zilvren dak...
DE BULT:
Op zilvren zuilen rust het gouden dak...
DROGO:
Daar staat zijn troon en zit den langen dag
De Opperrechter en de God des vredes...
(de Bult herhaalt)
En nu: van hier!
DE BULT:
Ai mij!
DROGO:
En denk aan 't bloed
Dat 'k andermaal zal rans'len uit je ribben
Wanneer je lasterbek zich weer vergaapt...
Verdoemde slaaf, ziehier!
(slaat)
DE BULT:
Vervloekte Frank!
DROGO:
(ontsteld) Wat zegt gij?DE BULT:
Niets!
DROGO:
Waarom uw heer gelasterd?
Waarom vervloekt?... En waarom zegt gij: Frank?...
Geef rekenschap!
(slaaf vlucht) Dit zult gij mij betalen.Want weldra zal ik met jou reek'nen, hond!...
Vervloekte Frank?...
STEM VAN ADGILD:
Drogo! mijn broer!
DROGO:
Mijn broer?...
Ontdekt die slaaf mij bijtend het geheim
En barst in een verwensching plots het zwijgen,
Waarin men, slaaf én vrij, mijn oorsprong hult?...
o Huichelspel van lippen en van oogen!
Kreeg ik de sleutel van uw wreed verbond
Dat reeds vanaf mijn vroegste jeugd mij schokte
Als 'k in den woonhof keer op keer ervoer:
Hoe bij mijn komst 't gekout der slaven stokte?...
Dàn ook verklaart zich 't raadsel van den koekoek
Waarmee de slaaf mijn gaan en staan verraadt
| |
[pagina 234]
| |
En meer dus scheldnaam dan signaal beteekent...
Vervloekte Frank! - Kan iets vervloekter zijn?
STEM VAN ADGILD:
Drogo!
DROGO:
Haha!
ANDERE STEM:
Koekoek!
ADGILD:
Mijn broer!
DROGO:
Bedriegers!
Ik hèb geen broer!
STEM:
Koekoek!
DROGO:
Mij is de spot
der waarheid liever dan de smaad der leugen...
Ik heb geen broer; ik heb me zelf ontdekt
En ril van afschuw voor mijn eigen naaktheid...
STEM:
Koekoek!
ADGILD:
Drogo!
DROGO:
Verkrop ik, op mijn beurt,
Mijn gal, of spuw 'k haar uit mijn mond meteen
En in 't gelaat van dien verbeten Wursing
Die zijn geheim krampachtig houdt omklemd?
Wursing, laat los, eer 'k u de tanden breek
Want mé mijn bloed heb ik mijn kracht ontdekt!
Ha! meer tot krijger dan tot boer geboren -
Ik wist het wel - ben ik geen dreumes meer,
Maar als een hofhond bijt ik in de keten
Die lang genoeg nu Wursings halsband draag.
| |
Derde tooneel.ADGILD:
Hóór je mij niet?
DROGO:
Ik hoorde naar den koekoek...
STEM:
Koekoek!
DROGO:
Luister! - en speurde naar zijn nest,
Nadat 'k den slaaf zijn deel had toegemeten...
Hij had zijn loon verdiend en ving het op
Gelijk het mos den regen 's avonds, Adgild,
Als na een heete dag de koekoek roept.
ADGILD:
Niet gij, doch Wursing is der Asen wreker
Als hij met teekens onzen grond ontwijdt
En onder slaven vreemde dingen babbelt -
Niet gij, Drogo! - Vanwaar haalt gij uw aard,
Mijn broer? -
DROGO:
Haha!
ADGILD:
De wellust van den wreedaard
Die zich in striemen botviert en in bloed? -
DROGO:
Van Wursing!
ADGILD:
Hoe?
DROGO:
Is Wursing niet mijn vader?
ADGILD:
Wrééd is hij niet!
DROGO:
Is Drogo niet zijn zoon?...
| |
[pagina 235]
| |
Of slechts de hond, die zijnen halsband draagt?
ADGILD:
Zijn zoon!
DROGO:
Haha! Waar haalde ik dan mijn wreedheid,
Die wellust die zich botviert...
ADGILD:
Drogo, hoor:
Gij wilt een krijger zijn...
DROGO:
Ik zàl het zijn!
ADGILD:
Een Friesche held?
DROGO:
Een held!
ADGILD:
Bij deze wapenrusting
Past niet de zweep waarmee men slaven drijft
Doch schild en speer tot afweer van de Franken.
DROGO:
Moet gij mij leeren wat een krijger siert?
Groot schaap, ga gauw daarginds uw schapen weiden
Eer Wursing komt en trekt op u van leer!
Zijn zweep spaart niemand: de slaven niet en zonen!
ADGILD:
Drogo, ik zocht u...
DROGO:
Zeg, wie zocht mij niet
Mijn leven lang met laster te beladen?...
ADGILD:
Mijn broer, ik zocht u als een broer...
DROGO:
Een broer?
Zoekt gij en vindt... Of komt gij om te worstlen? -
ADGILD:
In 't worstlen reeds is Adgild u de baas...
DROGO:
De baas!
ADGILD:
'k Wou van u leeren, sombre meester,
Hoe men de speer hanteert...
DROGO:
Haha!
ADGILD:
Lach niet -
Want zooals gij wil ik een krijger zijn,
Nu onverpoosd de Franken ons bespringen
En 't erger dan om koopwaar en om kaas
Om Friesche vrijheid gaat en frank Friesch bloed...
Spot niet met mij: leer mij de speer hanteeren
Want ieder man zal voort een krijger zijn
Om, vóór onze Asen uit hun tronen storten,
Den Frank te keere' èn zijn geduchten God! -
DROGO:
En Wursing dan? - wanneer hij komt te merken
Dat die zijn vee en die zijn veld ontloopt
Om zich de kunst des krijgers aan te meten?...
ADGILD:
Elk zal een krijger zijn!
DROGO:
En Wursing dan?...
ADGILD:
Hij treedt zijn zaaiveld af met trage passen;...
DROGO:
En als hij ons verrassen zou?
ADGILD:
Komaan,
Waar is uw speer?
DROGO:
Wursing heeft haar gebroken
En met haar helft mij 't spelen afgeleerd...
Doch, als gij kampen wilt, laat ons dan worstlen...
| |
[pagina 236]
| |
En zien wie wint...
ADGILD:
De Fries ofwel de Frank...
De Fries natuurlijk zal den Frank verwinnen!
DROGO:
De hoop bedriegt soms...
ADGILD:
Zie, ik ben de Fries!
DROGO:
Welk recht hebt gij om mij een Frank te schelden?
ADGILD:
Is dit geen spel? - mijn broer, ik scheld u niet...
DROGO:
Gij bloost! - dus: waarom bloost gij? Antwoord!
ADGILD:
Drogo,
Was 'k u in 't kampen immer niet de baas...
DROGO:
Dat waart gij!
ADGILD:
En is Friesland niet de meester
In 't worstlen om zijn vrijheid met den Frank?...
DROGO:
Dat wàs het eens!
ADGILD:
En meester zàl het blijven,
Dit zweer ik u bij Balder...
DROGO:
Laat ons kampen!
| |
Vierde tooneel.De krijger verschijnt en ziet van verre toe, geleund op zijn speer.
ADGILD:
Broer, als ik jou in de oogen zie...
DROGO:
Wat dan?
ADGILD:
Ik vrees het dier dat in ons allen sluimert.
DROGO:
De Wolf?
ADGILD:
Zeg mij, wat jou verduistert, broer,
Opdat, wat hier als eerlijk spel bedoeld wordt,
Niet tusschen ons in vijandschap ontaardt...
Want een versomberd hart, door strijd geprikkeld,
Duldt spelend zelfs geen enk'le nederlaag.
DROGO:
Kom, zoon van Wursing, meet aan mij uw krachten
En spreek dàn eerst van zege of nederlaag,
Want niemand heeft zijn zege zoo in handen...
ADGILD:
Ik vrees het dier, Drogo...
DROGO:
Beduchte krijger,
Wat talmt gij nu die mij hebt uitgedaagd...
ADGILD:
Kan 'k mij goedsmoeds verwarren in uw klauwen...
DROGO:
Haha!
ADGILD:
Gij weet: de valschheid is mij vreemd.
DROGO:
Durft Wursings zoon van valschheid mij verdenken?
Haha!
ADGILD:
Broer, sinds wanneer kent gij uw broer niet meer...
DROGO:
Sinds gij mij niet meer als uw broeder kende!
ADGILD:
En noemt gij bitter Adgild ‘Wursings zoon’,
Gij, zoon van Wursing, van denzelfden vader?...
DROGO:
Zijt gij bereid mijn krachten te weerstaan? ADGILD:
Uw krachten wel... Zeg mij: wat u verbittert.
DROGO:
Zoo gaf ik u vooraf de zege prijs
En leerde 'k u mijn zwakste plek ontdekken...
ADGILD:
Ik ducht u, broer...
| |
[pagina 237]
| |
DROGO:
Dat is een goed begin,
De halve zege reeds, zoo niet de gansche.
(de kampers leggen hun bovenkleren af)
DE KRIJGER:
Ik, als Forsete, die de weegschaal houdt,
Zal vreedzaam in den broederkamp beslissen
En met genot het streng'len gadeslaan
Der lijven aan elkander opgewassen...
De strijd is goed die 't eenig middel is
Om zich den Frank van t vrije lijf te houden;
Dus: ieder zij een krijger allereerst,
Dan pas een boer, een koopman of een priester...
(de strijd begint, onderwijl:)
ADGILD:
Hier is mijn hand.
DROGO:
Diè is mij niet genoeg...
Het beste niet!... het beste zal ik nemen:
Uw lichaam... en uw adem... en uw kracht......
En mij den zoon van Wursing onderwerpen...
DE KRIJGER:
De strijd is heet en feller dan ik dacht
Dat tusschen broeders ooit een vuur kon laaien...
Verbeten krijgers zag ik... zulke nooit...
Is dat nog spel?... het gaat op dood en leven...
ADGILD:
Drogo! de zoon van Wursing zegeviert! -
Erken: wie is in het worstlen u de meester?
DROGO:
Opnieuw!
ADGILD:
Hier is mijn hand, de tweede maal!
DROGO:
U zélf wil ik en u als halmen breken...
En binden met mijn armen als een schoof...
Totdat de kracht verbleekt in uwe lenden...
En knakt als stroo...
ADGILD:
Drogo, je speelde valsch...
Doch andermaal is Wursings zoon de winnaar...
Erken je nederlaag...
DROGO:
Vervloekte Fries! -
Ten derde maal!...
ADGILD:
Ik ben door jou gebroken...
Niet door jouw overmacht, doch door je vloek!
DROGO:
Hij kan niet meer! - nu jij je kracht voelt tanen
Zoek jij je toevlucht, lafaard, in een vloek...
Die al mijn bloed, geteisterd en geslagen,
Opstuwde naar mijn tanden... Uit mijn mond...
Op jou! op jou!
ADGILD:
Waarom op mij? Wat deed ik?
DROGO:
Lafaard! omdat ook jij een lafaard bent
En zoon eens lafaards!
ADGILD:
Wursing is mijn vader...
DROGO:
Uw vader, zegt gij; - wreek hem als gij durft
En nog de kracht opbrengt om u te wreken -
Op mij! op mij!
| |
[pagina 238]
| |
ADGILD:
Hier dan, mijn hand opnieuw!
DE KRIJGER:
Halt daar! Genoeg! De Fries heeft overwonnen...
Het spel is uit! -
DROGO:
Het spél is lang gedaan!
ADGILD:
Laat mij nog eerst dien veilen Frank bewijzen,
Dat nooit een Wursing nog een lafaard was.
DROGO:
Als Wursing mij, zoo houd ik jou gekneveld -
Doch beter dan jouw zwijgen klemt mijn wraak
En knelt den zoon van Wursing in haar boeien...
Wursing, erken dat gij een lafaard waart
Die 't koekoeksjong zijn eigen aard misgunde
Tot het zichzelf ontdekte en schreeuwt van hoon...
ADGILD:
Drogo!
DROGO:
Erken!
ADGILD:
De strijdlust maakt je dronken!
DROGO:
Erken je schuld!
ADGILD:
Ik weet niet wat je zegt...
DROGO:
Lafaard, zeg ik...
ADGILD:
Waarom ben ik een lafaard?
DROGO:
Erken je onderwerping!
ADGILD:
Ik erken.
DROGO:
Want die het laatst verwint, die is de heerscher...
Zie, Drogo heerscht en Wursing wordt zijn slaaf! -
De Frank verwon!
| |
Vijfde tooneel.WURSING:
Wacht slechts! ik zal u leeren
Wie op dit erf de heer en meester is
En hoe men Wursings veld en vee verbeuzelt!
DROGO:
(dreigend) Wursing!WURSING:
Bij Balder?!
DROGO:
Boer, raak mij niet aan.
Want deze Drogo heeft zijn bloed gevonden...
WURSING:
Ontaarde zoon!
DROGO:
Gij liegt! - uw minste slaaf -
En gij voortaan geen vader doch verrader.
DE KRIJGER:
Wursing, beheersch u!
WURSING:
Krijger, wat is dit?
DE KRIJGER:
Het is de wolf die tusschen schapen sliep
En stoeiend plots ontdekt dat hij een wolf is...
WURSING:
Doch, wolf of niet...
DE KRIJGER:
Beheersch u; ga op zij...
WURSING:
Dien knaap ontzien? -
DE KRIJGER:
Ontzie den wolf, Wursing,
En los den band waarin hij grimmig bijt!
Het is zijn schuld niet dat hij grauw is, Wursing...
WURSING:
Is dit mijn schuld? Wie bracht hem op mijn erf?
| |
[pagina 239]
| |
DE KRIJGER:
En laf zou 't zijn hem nog zijn kleur te ontzeggen;
Het bloed, eenmaal ontwaakt, slaapt nooit meer in.
WURSING:
Hadt gij voor jaren mij dien raad gegeven, -
Dit lot voorspeld...
DE KRIJGER:
Dit slôt! - Wursing, kom mee...
WURSING:
Gij kwaamt van pas nu zoo de dingen keeren,...
Geen uur te vroeg! -
DE KRIJGER:
Doch ook geen uur te laat
(af)
ADGILD:
Ons laatste spel dat wij hier samen speelden...
DORGO:
Ons lââtste, Adgild?
ADGILD:
Was ons schoonste niet
En haast in staat een leven te verbittren...
DORGO:
Je zeide zelf toch dat ik dronken was! ADGILD:
Ik vrees van niet. DORGO:
De drift slaat wel eens over; ADGILD:
In zooveel haat? DORGO:
Kom, laat ons vrienden zijn!
ADGILD:
Waarom geen broers?
DORGO:
Heb jij dan niet begrepen
Waarom ik zei: dat jij een lafaard was?
ADGILD:
Je hult jezelf in duisternis en raadsels.
DORGO:
Weet jij niet in wat raadsels men mij hult,
Met hoeveel duisternis ik word omgeven?
Doch om mijn lenden braken alle zwachtels
En alle leugens vielen van mij af...
ADGILD:
Ik heb u nooit bedrogen, nooit verraden
Aan vader noch aan iemand; hoeveel keer
Heb ik uw schuld mij op den hals geladen, -
Uw straf geboet? Was ik de schuurpaal niet
Van al uw zeer? De temmer uwer wreedheid
Als ge u op mensch en dier te buiten gingt?
DORGO:
Dat 's àl voorbij! Een wreedaard zal ik blijven,
Nù meer dan ooit - en meer dan op dom vee
Zal Drogo zich voortaan op menschen wreken
En waar hij als een Frank gebrandmerkt staat
Bij slaven èn bij vrijen...
ADGILD:
Drogo, zwijg!
DORGO:
Zal hij zich voor hen als een Frank betuigen!
ADGILD:
Mijn broer?
DORGO:
Nog eens: Ik ben jouw broeder niet,
Doch vijand evenzeer van Friezen als van Franken...
ADGILD:
Houd op!
DORGO:
Een niemandsmensch, een zonder grond;
Een zonder uitzicht in den kamp geworpen...
Een barre krijger slechts en toch een held...
Doch daar komt Wursing; Luister naar zijn boodschap
En mijn geheim dat wrok werd in zijn mond...
WURSING:
Adgild, hoe staat het met ons vee? -
| |
[pagina 240]
| |
DROGO:
Wursing,
Hebt gij de boodschap of die krijger daar?
Ik wacht mijn vonnis! -
WURSING:
Adgild, naar uw vee!
DROGO:
En ik?
DE KRIJGER:
Blijf hier!
DROGO:
Dan zal ook Adgild blijven
Als schuurpaal van mijn zeer!
DE KRIJGER:
Komt, zet u neer!
DROGO:
Wie groote tochten deed, kan veel verhalen.
ADGILD:
Wat dreef u hier?
DE KRIJGER:
Wursing was eens mijn vriend.
DROGO:
Uw grootste avontuur ligt op een slagveld,
Vermoed ik.
DE KRIJGER:
Neen! Een boogscheut verderop,
Nabij een water.
ADGILD:
Hoe?
DROGO:
Nabij een water
Begint het avontuur, Wursing!
WURSING:
Wees stil!
ADGILD:
Elk groot verdriet begint steeds bij een water...
DROGO:
Was 't avond, krijger? Hoeveel jaren her?
DE KRIJGER:
De weiden rookten van het bloed der krijgers
Waar Friesland lag verslagen voor het eerst...
ADGILD:
En Radboud?...
DE KRIJGER:
's Avonds na den slag wiesch ik
Mijn wapens en mijn wonden in een water;
Dan, drinkend uit mijn helm den koelen nacht,
Zag 'k op lanslengte bijna van den oever
Plonsend in maanlicht en in water saam
Een kinderlichaam spartlen tusschen plompen...
Een jonge god, dacht ik...
ADGILD:
En wat deedt gij?
DE KRIJGER:
Toen ik den knaap mijn lans had toegestoken
En deze kleumend aan den oever lag,
Bleek hij een kind als ieder kind, niet beter
En ook niet minder dan de duizenden
Die, in dit leven overal te veel,
In wolven slapen gaan of in groen water,
Barmhartiger soms dan een moederschoot...
DROGO:
Krijger, ga voort!
DE KRIJGER:
Ik liet den knaap daar achter...
ADGILD:
Hoe?
DE KRIJGER:
Wat een ander wegwerpt, raap 'k niet op,
Riep ik...
DROGO:
Met recht!
DE KRIJGER:
En legde mij te rusten
Niet ver vandaar op een beschutte plek -
| |
[pagina 241]
| |
Des nachts gewekt door 't huilen van de wolven
Zag 'k in hun kring gebed: het blinkend kind,
Terwijl het, grijpend naar hun glinstrende oogen,
Gelikt werd door de wolven en beschut...
ADGILD:
Hoe? likken wolven méér dan eigen jongen?
DE KRIJGER:
Het wàs een wolfsjong want: een jonge Frank,
's Morgens vond ik het slapend in de biezen
En liet mij naast hem neer; de zon brak door -
Diezelfde zon, die Radboud zag verslagen
Ten tweede maal - En 't kind, ontwaakt, begon
Te spelen met de ringen van mijn pantser...
Mijn hart werd warm - dit stéénen hart...
DROGO:
Helaas!
DE KRIJGER:
En 'k heb den knaap gewikkeld in mijn mantel;
Zoo kwam ik... doch wellicht wil Wursing zelf?...
WURSING:
Neen! Neen! Ga door!
DE KRIJGER:
Zoo kwam ik op dien morgen
Vroeg in den woonhof van een Frieschen boer,
Die het kind voor mij tot krijger op zou voeden...
DROGO:
Tot krijger, hoort gij 't, Wursing, - niet tot boer!
DE KRIJGER:
En aannam als zijn zoon!
DROGO:
Hebt gij begrepen, Adgild?...
ADGILD:
Helaas!...
DROGO:
Krijger, hadt gij het recht
Aan water en aan wolven te betwisten
Wat d'Asen hun bestemden in dien nacht?
DE KRIJGER:
Geen enkel recht! -
DROGO:
Droeg niet de knaap een teeken?...
DE KRIJGER:
Niet één!
DROGO:
Niet eenig zegel op zijn borst,
Dat hem zijn moeder meegaf als een sleutel?
DE KRIJGER:
Neen! niets! - dit is mijn avontuur!...
DROGO:
Wee mij!
Dat 'k speelde met de ringen van uw pantser
Het water was barmhartiger dan gij
Krijger, aanschouw: Herinnert ge u dit brandmerk?
DE KRIJGER:
Ik zag het nieuw en schrijnend in uw vleesch.
DROGO:
Het teeken van der Franken God: het kruis!
ADGILD:
Drogo?!
DROGO:
Ben 'k nóg uw broer?
ADGILD:
Ik wil het wezen...
DROGO:
Nooit! Drogo heerscht en Wursing wordt zijn slaaf!
WURSING:
Wat zegt gij?!
| |
Zesde tooneel.De vorigen, de Slaaf en later Willibrord.
DE SLAAF:
Meester, door uw hek gebroken,
| |
[pagina 242]
| |
Komt midden door uw zaaiveld ginds een man...
WURSING:
Wie is 't?
DE SLAAF:
Een vreemdling, een dier blonde doolaards,
Uit 't land der Ang'len als 'k mi] niet vergis...
Daar nadert hij, belust op kaas en boter,
Met zijn gevolg van bedelaars ons erf...
WURSING:
Ik zweer hem: Wursing zal hem welkom heeten...
DE SLAAF:
Reeds heet de Bult hem welkom: Haast u niet!
DE KRIJGER:
Blijft Radboud dan die cither-spelers dulden
Die, misbruik makend van een gastvrij volk,
Zijn ooren tuiten doen van vreemde dingen
En die, in ruil voor een verheven leer,
Het Friesche bloed verkoopen aan de Franken?
DE SLAAF:
Wursing! Meester, houd slechts den Bult in 't oog;
Zaagt gij ooit hond van verre kwispelstaarten
Als die daar naar zijn baas?
ADGILD:
Slaaf, pak je weg!
DE KRIJGER:
Het wordt nu tijd met dezen af te reek'nen...
Een lansstoot slechts...
DROGO:
Haha! één lansstoot slechts!
WURSING:
Laat dat vandaag aan Wursing over, krijger.
DROGO:
(hoon) Wursing is dapper!WURSING:
Slaaf, reik mij die knots...
ADGILD:
Wat wilt gij, vader? - Zij zijn ongewapend...
DE KRIJGER:
Ook als zij dag én nacht met hand en voet
Al wat van ouds ons heilig is ontwijden?...
WURSING:
En schenden wat ons recht is en ons goed? -
DE KRIJGER:
Ik vrees de Franken nôch hun godsgezanten...
WURSING:
Ga, moederkind! - weerhoud geen weerbaar man,
Want heil'ger dan hun bloed is mij mijn zweet -
En wie mijn zweet vertrapt zal mij betalen
DROGO:
Doch luider roept het bloed, vertrapt, om wraak!
WURSING:
Wat doet gij in mijn zaaiveld, monnik?
WILLIBRORD:
Zaaien!
Het goede zaad in kracht en heerlijkheid!...
In goeden bodem...
WURSING:
Wacht dat ik u helpe:
Den steengrond eerst te mesten met uw bloed...
DE KRIJGER:
Met recht!
DROGO:
Wursing, zeer goed!
ADGILD:
Vader?...
(vangt den slag op)
Mijn Vader!
WURSING:
Mijn een'ge zoon, helaas
(vlucht)
DROGO:
Zijn eèn'ge zoon!
WILLIBRORD:
(knielt bij Adgild) Zoon, elk geluk komt altijd door een wonde.Slot van het eerste bedrijf.
(vervolg in Juni-nr)
|
|