Op Paaszondag greep te Laufenburg (Baden) een kruisschending plaats.
In de gelagkamer van een hotel hing een kruisbeeld aan de muur. Een leider van de Arbeidsdienst nam hier aanstoot aan. Onder spottende uitlatingen nam hij het beeld van de muur, ging naar de Rijnbrug en wierp het in het water...
Dat hij zo diep ging haten
was slechts uit vrees
dat hij nog zou beminnen
had hij het kruisbeeld aan den haard gelaten.
Daarom een diepe teug gedronken
- haat smaakt zo bitterzoet
- rilden zijn handen of het beeld? -
en 't kruishout in de Rijn verzonken.
Een plons, een kleine schittering
als ging in maneschijn
het goud der Nibelungen blinken.
De grote woorden dekken nauw een heimelijke siddering.