Volk. Jaargang 4
(1938-1939)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 172]
| |
Frans Mertens: Adrianus Brouwer, gryllorum pictor Antverpiae, natione FlanderDe hooge en rechtmatige roem, die den alomgeprezen Brouwer te beurt viel, de gaafheid zijner jeugdwerken, waaruit blijkt dat hij de moeilijke teekentechniek vlug onder de knie had, zijn het onloochenbaar bewijs van zijn uitzonderlijk vroegtijdig ontwikkeld genieGa naar voetnoot(1). Toen hij het ouderlijk dak ontvluchtte om naar de Nederlanden uit te wijken, ging zijn tocht voorzeker over Antwerpen. Waarschijnlijk heeft hij in deze stad zich weten te bekwamen in het schildersvak. Stellig werd zijn volkstrouw kunstenaarsgemoed geboeid door de populaire tafereelen van den ‘Ouden Breughel’. Het vroegste dat we van hem kennen zijn copieën naar het werk van dezen genialen openbaarder der vlaamsche volksziel. Het zal wel Pieter Breughel de Jonge geweest zijn die hem in de techniek van zijn vader inwijdde. Het spoor dat Brouwer als kunstenaar volgt is dat der nationale kunsttraditie. Jeroen Bosch en Breughel, deze rasschilders, realisten naar de ziel en de werkelijkheid, die het innerlijke en uiterlijke wezen van ons volk hebben blootgelegd, kunnen zelden als zijn onmiddellijke voorloopers, zoowel voor wat de geestelijke beteekenis als den technischen kant betreft. Zijn eerste werken bezitten dan ook al de typische eigenschappen van deze verre leermeesters. Als rasgenie één met Bosch en Breughel, kon hij zeer bezwaarlijk houden van de nieuw opduikende vreemde schildertechnieken, die te Antwerpen door de romanisten werden gehuldigd. Hij hield niet van dat zinloos gekakel der geïtalianiseerde windpraters. Te Antwerpen was er in die dagen niets meer dat hem als kunstenaar boeide. Het hoofsche vormenspel der renaissancisten was hem onverschillig, hij werd niet bekoord door de grootsprakerige dweepzucht met het speelsche zuider- | |
[pagina *5]
| |
A. BROUWER
HET KWARTET Cliché: Brouweralraanak - Verzekeringsmaatschappij Noordstar-Boerhaave. Bijvoegsel Volk, Maart 1939. | |
[pagina *6]
| |
A. BROUWER
HET ZELFPORTRET Cliché: Brouweralmanak - Verzekeringsmaatschappij Noordstar-Boerhaave. Bijvoegsel Volk, Maart 1939. | |
[pagina 173]
| |
sche vormideaal, dat velen zoo onweerstaanbaar lokte en ontworteldeGa naar voetnoot(2). Brouwer was vergroeid met de vlaamsche kunsttraditie, hij voelde het eeuwige oude rhythme der harde werkelijkheid. Die levensharde onvernietigbare werkelijkheid die in het dramatisch bestaan van het volksleven ligt verborgen, wist hij vooral in zijn laatste werken te benaderen. Heel zijn leven is een omhelzen dezer werkelijkheid geweest. Zijn scheppingen zijn tot getuigenis dat hij het onverbloemde gelaat van het verschopte, uitgezogen en verdwaalde volk boetseerde, in dezen bangen tijd van knechtschap en ontaarde vernedering. Zijn visie op het leven, de techniek, zijn door en door vlaamsch en traditioneel, de kleuren fel en scherp van tegenstelling, de vorm zelfs lichtjes karikaturaal. Brouwer had toen nog weinig aandacht voor de individueele wezenseigenschappen der uitgebeelde figuren. Deze oude wijze van zien en werken zal hij nog een tijd in Nederland volhouden. Zijn vroegste werken uit de Nederlandsche periode bezitten nog al deze kenmerkenGa naar voetnoot(3)). Het samentreffen van Brouwer met Frans Hals te Haarlem (rond 1625) is voorzeker van zeer bizondere beteekenis voor de eind-ont-plooiing van zijn eigenaardig schilderstemperament. Of het nu toevallig gebeurde, of door overleg, dat hij bij Hals terecht kwam, is zonder belang. Het is echter geenszins zonderling dat de vrijheidslievende, levensmoedige Brouwer in zijn volle ontwikkelingsvaart, het artistiek milieu opzocht, om ongehinderd zijn bruisende levensaanvoelen doorheen zijn kunst te laten losbreken. De techniek die hij op doorreis te Antwerpen van Breughel de Jonge had geleerd, volstond niet meer voor zijn immer intensiever levensaanvoelen. Bij niemand beter dan den onburgerlijken, lustigen Frans Hals, het meest zelfstandig genie onder de Nederlandsche schilders, kon hij een vruchtbare aansluiting vinden | |
[pagina 174]
| |
voor zijn eigen ontwikkeling. Hals wist de kunst van zijn tijd te bevrijden van de ziellooze maskarade der schoolsche conventies. Hij gaf de kunst het vrije aanschijn weer van natuur en leven. Hoe weinig verwantschap de kunst van Brouwer naar den vorm vertoonde met deze van den zelfstandigen Haarlemschen schilder, des te meer eenheid was er in den oorsprong der vormgeving. Beiden hadden als basis voor hun scheppend manifesteeren het onwankelbaar beginsel van het raseigen levensomhelzen verkozen. Het is deze zielsverwantschap die hun kunst verbindt. De uitbeelding dezer levensechtheid, door een losser en direkter werkwijze, heeft Brouwer bij Hals zeer persoonlijk weten te verruimen.Ga naar voetnoot(4) Al de technische problemen die hij als schilder gesteld zag in het vrijscheppend zich meededen, heeft hij gelijkaardig volgens den gebiedenden eisch van het innerlijk beleven, zeer persoonlijk weten op te lossen. Zijn werk uit zijn Nederlandsche tijd onderscheidt zich vooral door een juister karakterizeering der figuren. De intensiteit der kleur, de vrijere werkwijze bieden hem nu feller uitdrukkingsmogelijkheden. Het is te Haarlem dat hij het anekdotisch-karikaturaal element in zijn scheppingen weet te vervangen door een meer innerlijke visie op de individueele gemoedseigenschappen zijner typen, die de composities al meer en meer tot hooge dramatische spanning opvoeren. Frans Hals, en ook Rembrandt, hebben vooral tot deze verrijking van den vorm aanleiding gegeven. De scherpe veelkleurigheid verdwijnt en maakt plaats voor gevoeliger eenheidstonen. Het spel van avondschemer, kaarslicht en het clair-obscur laten de nabijheid van Rembrandt vermoeden.Ga naar voetnoot(5) De rijke diepten der kleur verheffen vaak zijn ruwe gezelschapscènes ver boven het onderwerp, tot zuivere pikturale schoonheidsvizies. Brouwer greep zijn onderwerpen op den man af uit het volle leven der lagere volksklassen. Niet alleen als kunstenaar maar ook als mensch werd hij getrokken naar de eerlijke spontane ruwheid van hun wild en hopeloos bestaan. Hij leefde mee met de dompelaars en de verworpenen die, weggezonken in den dras van 't leven, lafenis zochten voor hun versmoorde zielsverlangens en hartedroomen in zwoele tabakboordeelkens en verdachte wijn- of pistaveemen. | |
[pagina 175]
| |
De tragische zielepijn die door de boertigheid breekt en huilt van diepmenschelijk wee, drong niet door bij de talrijke epigonen die zich als ware parasieten aan zijn werk vastklampten.Ga naar voetnoot(6) Het waren deze petits-maîtres die het onbegrepen grandiose dramatische werk van Brouwer tot inhoudlooze genre-stukjes wisten te verwerken. Waar Brouwer als medeplichtig aan het onderwerp, te midden het akelig volksbestaan leefde, en zoo vermetel ten koste van zijn jeugd, met het mysterie van het leven vocht, tot de wezensechtheid van alle pijn of vreugde klaar opdook, en de geheimenis verbrak die achter elken schijn-van-zijn verschuilt, daar stonden zij als gevoellooze toeschouwers dilettanterig op afstand, en staarden zich bot op het louter anekdotische in Brouwer's geniale dramatiek. Ook Teniers de Jonge begreep niets van dat inwendig zielsgebeuren. Zijn kunst is een zielloos cliché van de zoo tragische kunst van Brouwer.Ga naar voetnoot(7) Om de dramatische kracht van zijn kunst nog scherper te belichten heeft men slechts de onschuldige poseerende gelegenheidsfiguurtjes der epigonen te plaatsen tegenover de levensdriftige gespannenheid der Brouwerstypen. Brouwer wordt ten onrechte nog als genreschilder, geclasseerd. Hij is echter een grootmeester met een buitengewone dramatische visie op het leven. Zijn kunst is onwankelbaar en vitaal als de natuur. Nadat hij te Antwerpen voor goed is ingeweken bereidt zijn werk deze volmaakte hoogte (1629-1630). De intensiteit zijner kunst wordt nog dieper, de | |
[pagina 176]
| |
composities grootscher en vaster. De figuren leven in een meer geslotene sfeer van gespannen hartstochtelijkheid. De techniek ontplooit zich naar de diepte. In al zijn scheppingen van dien tijd, en vooral op het einde van zijn leven, steekt er iets van het onnaspeurbaar leed, overal wringt en klempt de pijn, er komt mildheid in het brutaal gebaar van het onverdelgbaar levensgeweld. Het ongeschonden zieleschoon duikt plots op. Hij schildert enkele sobere paneeltjes vol roerende schoonheid, zooals ‘de oude met den hond’ en ‘de vrouw met de kat’. Brouwer die zich geenszins eenzijdig uitte, zocht in het landschap naar een uitweg voor het eigen zielebeeld. Hij borstelt schijnbaar kalme landschappen, maar vol dreigend natuurgeweld. Felle lichthemels worden bedreigd door onheilstuwende wolken, gedrukt buigen de boomen onder den striemenden wind en laten zich onachtzaam streelen door het schamplicht der moegevochten zon. Dwaas dwalen de menschen onder deze bange hemelkrachten. Zacht streelt het avonddeemster de blonde duinen, eenzaam lokt een herdersknaap in zijn speelgoedfluitje, uit ongerepte zielesfeeren, een innig sobere melodie.Ga naar voetnoot(8) Naar het einde van zijn bewogen leven (1637-1638) schildert hij een Brabantsch landschapken, zoo zuiver en sereen alsof hij de onvergankelijke schoonheid, die aan de andere zijde van het graf ligt, reeds voelbaar zag. Brouwer zag den waren achtergrond van alle levenswaarden. Hij wist dat achter elke uiting van het menschelijk handelend voorbijgaan, het mysterie van leven en dood gluurde. Achter de grillige schaduw van de oppervlakkige levensbrutaliteit zag hij het onvergankelijk licht dat zin en inhoud geeft, buiten de betrekkelijke schoonheidsvormen om, aan elke waarachtige getuigenis, en de kunst levenskrachtig maakt voor de aantredende eeuwen.Ga naar voetnoot(9) In zijn bezetene jacht naar het leven, heeft hij de waarachtige oorzaak der gedrevenheid van het hartstochtelijk menschelijk willen steeds doorvoeld. Uit levensbezetenheid heeft hij kunst geschapen, waarin het licht der harde waarheid de donkere levenswerkelijkheid doorklieft, kunst waarin zwarte zielenood te braken ligt, en een bange hartedruk ons plots besluipt. Kunst waaruit levensdurf en levenseerlijkheid opgloren, waarin werelden van dramatische kracht ontembaar voortbewegen. Tijdloos in haar onvergankelijke levensstijl, één met het leven, zoo | |
[pagina 177]
| |
is de kunst van Adrianus Brouwer, gryllorum pictor Antwerpiae, natione Flander.Ga naar voetnoot(10) Van Dyck heeft hem getransfigureerd in zijn geschilderd portret in een netten burger, weliswaar zonder spoor van petitesse op zijn zelfbewust gelaat, maar er leeft toch weinig van den onafhankelijken grootboheem, spijts den open halskraag, in dit aristocratisch seigneursportret.Ga naar voetnoot(11) Laconisch en uitdagend, vol bitterheid en misprijzen schildert hij zich zelf met den drinkbeker in de hand, of zorgeloos aan de kroegtafel met zielsbeproefde rotgezellen. Fier heft hij zijn volksche trots boven de verachtelijke grootjagerij der schijnledige burgerschap. Zoo agressief mogelijk, al rookend en gapend, of met den drinkpot in de armen, bewust van zijn superioriteit, veroorlooft hij zich het meest kwetsende nonchalante gebaar. Wijd spalkt hij zijn mond en blaast de speelsche tabaksdampen kwistig in het rond. Onbeschaamd laat hij zijn vranke bruine oogen uitdagend rollen. Niet potsierlijk opgesmukt zooals een vulgair hypocritisch heerschap op kleinburgerlijke zwelgpartijen, maar eerlijk openhartig in zijn onaanzienlijk afgedragen pak, zit Brouwer in de kroeg naast het geuzenvolkje en de verschoppelingen. Al zingend, stoppende de pijpen en klievende de stoopen hebben zij lotsgetrouw het al te lang verkropte leed weggedronken en versmoord. Dorre kwezelaars die het leven slechts door het verkleinglas van het burgerlijk fatsoen weten te ontdekken, hebben hem als eene tuchteloozen dronkaard geschandvlekt. Eenzijdige kunstuitpluizers, die wel de scherpte van zien en voelen in zijn van leven daverende kunst begrijpen, meenen te mogen besluiten dat een man met zulk een fijn en scherp intellect, zich voorzeker van het baldadig wijnzwelgen en tabakschuiven wist te onthouden. Ze weten niet dat een volbloed kunstenaar als Brouwer, die het leven zoo hartstochtelijk wist uit te beelden in al zijn onvervalschte extrême aspekten, dat leven in heel zijn naaktheid niet anders achterhalen kon dan ten koste van den onontkoombaren persoonlijken tol. Wie het geheim aan het leven ontsteelt, wordt door het leven heimelijk beslopen. Het leven geeft niet vrij. Brouwer zag en voelde de ware gestalte van het leven in het wezenlijk licht der eeuwige waarden. Hij wist dat het leven hopeloos gedoemd was voor allen die door den bangen tijd meedoogenloos achtervolgd werden. | |
[pagina 178]
| |
Deze berooide tijd greep ook Brouwer naar de ziel. In het bitter verweer om zelfbehoud heeft hij met de ontgoochelden, de verdwaalden, de verdrukte verschoppelingen en het rapalje stoutmoedig naar den drank en den tabak gegrepen. In den drank en het jolijt zochten ze delging voor de ingeboren pijn van het voortvluchtig zijn.Ga naar voetnoot(12) De doemgang van den fatalen ondergang ontzielde alle hoop der nakende bevrijding die hunnen levensmoed zoolang wist op te beuren. In de bordeelkens hebben ze dan het hooglied van den hartstocht uitgejoeld en aan den droesem van het leven zich zat gezopen. Bij velen heeft Brouwer den riem weer onder het hart gestoken in dit gore uur der vertwijfeling, ze zouden anders, zonder weerstand, moedeloos en vol verbittering, den blinden doorgang zijn gegaan met een fataal stukje koord in den donkeren hoek van den gehaten bedelzak, tot een lokkende vriendelijke tak hen uitkomst bood voor den geest en de afgetobde leden. De akelige wrangheid van den benauwenden tijd besluipt ook Brouwers zielekrachten, de ziekte wreet gulzig aan zijn leven; schijnbaar zonder weerstand laat hij alle droomen varen, en zoekt verpoozing bij zijn kunstvriend Lievens. Zoo triestig stil dwaalt zijn gebroken zienersblik naar ondoorgrondbare sfeeren. Zijn half ontsloten lippen verraden het ondraaglijk maar ingebonden zielewee.Ga naar voetnoot(13) Nog drijmaal... nog twee... nog eenmaal heeft hij, tartend het leed en het noodlot den, drinkbeker geheven. Op de onsterfelijkheid, ad fundum dezen dronk voor 't aanschijn van de pest! |
|