leten en hysterici - maakt de klassieke attributen mee van de moreele dekadentie aan het keizerlijk hof (in echt Romeinsche stijl!) tot hij definitief in ongenade valt en obscuur eindigt in een verloren gat van Zuid-Gallië.
Dat Vestdijk een knap auteur is, heeft hij al vroeger bewezen; de montage zoowel als de uitwerking van dit boek getuigen op hun beurt van deze verrassende knapheid. Er zijn echter momenten waar de auteur blijkbaar de dupe dreigt te worden van zijn eruditie en van zijn voorstudies der politieke en moreele verhoudingen in het antieke Rome, doch doorloopend zit er vaart in dit boek, al wint de historische achtergrond en de kultuur-typeerende anecdoot het herhaaldelijk van de figuur van Pilatus.
Er werden reeds velerlei berekeningen gemaakt omtrent het definitief karakter van Arthur van Schendel's werk. Na zijn neo-romantische en Florentijnsche verhalen en zijn nieuwentijdsche romans van de harde stugge werkelijkheid der menschen en der dingen, die hun voedingsbodem schenen te vinden in een haast morbied calvinisme dat vreemd aandoet bij den auteur van den verliefden en verdwaalden zwerver, stelt zijn jongste boek ons voor een nieuw probleem. ‘De wereld een dansfeest’ is een teruggang naar de ouderwetsche psychologische formule waarbij het probleem: de menschenziel die zich op één punt heeft geconcentreerd, tot obsessie toe op de spits gedreven werd. Een oude salondans op Spaansche motieven leidt de levens van een meisje en van een jongen man die hun leven aan de kunst gewijd hebben, in banen welke tot algeheele ineenstorting en waanzin dreigen te leiden. Tot het oude dansmotief hen beiden opnieuw samenbrengt. Van Schendel heeft hier echter een origineele formule aangewend welke de mogelijkheid aan de hand deed om de vrij eentonige psychologische ontwikkeling van dit thema interesse en afwisseling bij te zetten: hij laat telkens een hoofdstuk schrijven in den ik-vorm door een der figuren of toeschouwers, waardoor de gezichtshoek en de verhoudingen voortdurend wisselen. Men ontkomt moeilijk aan den indruk dat zoowel het thema als de soms origineele omstandigheden waarin de psychologische ontwikkeling van het geval zich voltrekt, de kenteekens dragen van een ietwat krampachtige poging tot actualiteit en zelfvernieuwing. Overigens is van Schendel een te geroutineerd vakman om ook hier niet een beheersching der stof en een schitterende virtuositeit te demonstreeren die slechts sporadisch voorkomen in de Nederlandsche romanliteratuur. Ook Antoon Coolen is dit seizoen niet in gebreke gebleven. ‘Her-