Volk. Jaargang 4(1938-1939)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] Joris Gaeymaex: Ballade der bedreigde dorpskerkhoven Van ~spits tot torenspits zien vliegeniers ons blinken groen in het hart der dorpen uitgespreid, omheinde hof om 't schrijn der Kerk te dragen, lijk de vierhoek, mystiek, die gloeiende'Orion perkt, of, - waarop kelk en Hostie rusten -, 't Corporale: met 't Heilig in één wijdingsglans gewonden van gave en stille schoonheid ongeschonden. Diè wil men breken nu: men heeft verbreedingsplannen. Dat is: omheen de Kerk ijlte en kazernekoer. - Maar ja, zoo kan de bus dan stallen tegen 't koor! Of men snijdt rechts en links een hoek af met de schaar. - Wel leuk nu, zeg, zoo'n tram heel raaklings om Calvarie? Wat benglende ijzerdraad als haak voor de twee wonden vertoont in volle pracht het dorpskerkhof geschonden. Waapne, Servaes, waar is het laatste kalkwit muurtje voor uw' Communicante'om làngs te huiveren, pril? Waar, Laermans, om met goud en avondlicht te koesteren de ookren kapmuur die m'hartstochtelijk omprangt? Waar 't bastioen, Cantré, om jachtsneeuw aan te koopen tot peluwen van dons voor d'heilgen kerstnacht blank? Maar waar nog droom, nog wat mystiek gevonden als 't dorpskerkhovenschoon wordt allerweeg geschonden? Prinse, die heerscht op levenden en dooden, beschaam het wit van schepenen en clerken, verstrooi hun opzet tegen ons, den felle'en snooden, en laat in schaduw van uw heilge kerken waar onze vaderen hunne laatste rustplaats vonden, de dorpskerkhoven bloeien in hun schoonheid ongeschonden. Vorige Volgende