Volk. Jaargang 4(1938-1939)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Jan Melis: Het Dorp Hier in het dorp huizen de laagste lusten. Kent gij den boer niet die zijn dochter nam, Den bleeken schoelje die de kindren lokte, En die er met een jaar gevang afkwam? Hier wonen d'onafscheidbre tweelingszusters Ondeugd en Deugd onder hetzelfde dak Waar Asmodé zijn scherpe horens toonde En Jezus 't brood met zijn getrouwen brak. Maar groot en schoon rechten die 't land beploegen Den rooden, stuggen nek naar 't zingend licht; Bits velt de sikkelbeet het gouden koren; Zij houden stoer de toorts omhooggericht. De teere loten uit uw hart gesneden, Uw blijde dochterkens van room en bloed, Omhuppelen met zwier uw logge schreden. Boeren, vlecht roode rozen rond uw hoed! Moeders, in 't bitter zog van uwe weeën Gedijt het zoete zeem, het heerlijk zaad Dat juichend vult uw nijverige korven En u met roode vruchten overlaadt. Brengt koren, bloemen, zaad en rijpe peren, De vruchten van den tak die nederbuigt, Den jongen stier, het lam, de dartle dieren, Luistert naar 't knallen van de zweep, en juicht! Want zonde, ziekte, dood en dwaasheid kunnen Den groei niet stuiten van dit sterk geslacht; Waar honderd levens dorren, rijzen duizende Nieuwe geboorten uit den malven nacht. Als alle blauwe sterren myrrhe branden Ademt het dorp en woelt zich argloos bloot, Zijn hart klopt rustig, rhythmisch-krachtig; Het leven overwint de dood. Vorige Volgende